Weg met de terreur van rijtjeshuizen met tuintjes; ‘op zoek naar nieuwe, stedenbouwkundige typologieën’. Dat is de teneur van het laatst boek van architecte Francine Houben.
Een zoektocht naar hedendaagse schoonheid.
Sinds begin jaren zeventig is Nederland aan het vertrutten. Vooral rond de middelgrote steden is een cordon aangelegd van nette buitenwijken, gevuld met ruime rijtjeshuizen met een tuintje. Tanthof, Merenwijk of Klapwijk heten deze ruimtevretende slaapkwartieren. Het is deze smakeloosheid van modelgezinnen met twee kinderen, een hond, en een auto voor de deur, die vele architecten tot wanhoop drijft.
Architecte Francine Houben is pragmatischer. De opkomst van de middenklasse is een gegeven waar weinig aan te doen is, net als de immer uitdijende snelwegen en luchthavens. Daarom kun je maar beter proberen om er toch wat leuks van te maken. Die saaie buitenwijken kunnen namelijk veel spannender worden gebouwd dan nu gebeurt, beschrijft ze in haar boek ‘Compositie, constrast, complexiteit’. Houben: ‘Je vraagt je af hoe het komt dat we de rijkdom aan Europese stedenbouwkundige typologieën voor de woningbouw zijn vergeten.’
In haar boek neemt de TU-hoogleraar de lezer aan de hand mee langs haar eigen ontwerpen en ideeën. Als architecten naar de pen grijpen, leidt dat meestal tot een quasi-diepzinnige woordendiarree. Maar niet bij Houben, haar boek is goed leesbaar. Niet in de laatste plaats door de lardering met vele foto’s.
Het enige wat er op Houbens schrijfstijl valt aan te merken, is dat haar dagelijks taalgebruik af en toe wat ver is doorgeschoten. Je krijgt soms het idee dat je het dagboek van een veertienjarig pubermeisje doorneemt. Houben vergeet soms dat haar persoonlijk jeugdsentiment voor anderen niet erg interessant is. Zo lezen we dat het hoofd van de architecte vroeger in het ouderlijk huis wel eens klem zat tussen de trapspijltjes, die leken op muzieknoten en geverfd waren in de kleuren rood, blauw en geel.
Kashba
‘Compositie, contrast, complexiteit’ wil duidelijk maken hoe Houben tegen architectuur aankijkt. Toch valt na de vele analyses van Mecanoo-projecten nog steeds moeilijk de vinger te krijgen achter de rode draad in Houbens architectuur. Ze heeft niet het megalomane van Rem Koolhaas, niet het modernisme van de oude Van den Broek en Bakema, niet de postmoderne kopieerdrang van Sjoerd Soeters. Maar wat heeft Francine Houben dan wel?
Misschien is er geen rode draad, en zijn er alleen wat losse eindjes. Een hang naar nieuwe romantiek is er zo een. De Delftse architecte schrijft bijvoorbeeld dat ze ‘de romantiek weer in de TU-wijk wil brengen.’ De koosnaampjes die ze voor de gebouwen heeft bedacht, lopen daar vast op vooruit. Zo heet de aula bij Houben steevast een ‘rare kikker’.
Aandacht voor het sociale is een ander thema in Houbens recente werk. Wie houdt van zijn eigen afgeschermde hoekje en zo min mogelijk last van de buren, hoeft bij Houben niet aan te kloppen. In Houbens woningbouwprojecten komen bewoners elkaar weer tegen; is het niet op het gemeenschappelijk terras, dan toch zeker op de junglebrug, die boven en onder de huizen slingert. Rechttoe rechtaan straten, huizen en privé-tuintjes is er niet meer bij. Als het aan Houben ligt, wordt er aan iedere Hollandse nieuwbouwwijk een vleugje Marokkaanse kashba toegevoegd.
‘Compositie, contrast, complexiteit’; door Francine Houben; Nai uitgevers; ISBN 90-5662-190-4.
Weg met de terreur van rijtjeshuizen met tuintjes; ‘op zoek naar nieuwe, stedenbouwkundige typologieën’. Dat is de teneur van het laatst boek van architecte Francine Houben. Een zoektocht naar hedendaagse schoonheid.
Sinds begin jaren zeventig is Nederland aan het vertrutten. Vooral rond de middelgrote steden is een cordon aangelegd van nette buitenwijken, gevuld met ruime rijtjeshuizen met een tuintje. Tanthof, Merenwijk of Klapwijk heten deze ruimtevretende slaapkwartieren. Het is deze smakeloosheid van modelgezinnen met twee kinderen, een hond, en een auto voor de deur, die vele architecten tot wanhoop drijft.
Architecte Francine Houben is pragmatischer. De opkomst van de middenklasse is een gegeven waar weinig aan te doen is, net als de immer uitdijende snelwegen en luchthavens. Daarom kun je maar beter proberen om er toch wat leuks van te maken. Die saaie buitenwijken kunnen namelijk veel spannender worden gebouwd dan nu gebeurt, beschrijft ze in haar boek ‘Compositie, constrast, complexiteit’. Houben: ‘Je vraagt je af hoe het komt dat we de rijkdom aan Europese stedenbouwkundige typologieën voor de woningbouw zijn vergeten.’
In haar boek neemt de TU-hoogleraar de lezer aan de hand mee langs haar eigen ontwerpen en ideeën. Als architecten naar de pen grijpen, leidt dat meestal tot een quasi-diepzinnige woordendiarree. Maar niet bij Houben, haar boek is goed leesbaar. Niet in de laatste plaats door de lardering met vele foto’s.
Het enige wat er op Houbens schrijfstijl valt aan te merken, is dat haar dagelijks taalgebruik af en toe wat ver is doorgeschoten. Je krijgt soms het idee dat je het dagboek van een veertienjarig pubermeisje doorneemt. Houben vergeet soms dat haar persoonlijk jeugdsentiment voor anderen niet erg interessant is. Zo lezen we dat het hoofd van de architecte vroeger in het ouderlijk huis wel eens klem zat tussen de trapspijltjes, die leken op muzieknoten en geverfd waren in de kleuren rood, blauw en geel.
Kashba
‘Compositie, contrast, complexiteit’ wil duidelijk maken hoe Houben tegen architectuur aankijkt. Toch valt na de vele analyses van Mecanoo-projecten nog steeds moeilijk de vinger te krijgen achter de rode draad in Houbens architectuur. Ze heeft niet het megalomane van Rem Koolhaas, niet het modernisme van de oude Van den Broek en Bakema, niet de postmoderne kopieerdrang van Sjoerd Soeters. Maar wat heeft Francine Houben dan wel?
Misschien is er geen rode draad, en zijn er alleen wat losse eindjes. Een hang naar nieuwe romantiek is er zo een. De Delftse architecte schrijft bijvoorbeeld dat ze ‘de romantiek weer in de TU-wijk wil brengen.’ De koosnaampjes die ze voor de gebouwen heeft bedacht, lopen daar vast op vooruit. Zo heet de aula bij Houben steevast een ‘rare kikker’.
Aandacht voor het sociale is een ander thema in Houbens recente werk. Wie houdt van zijn eigen afgeschermde hoekje en zo min mogelijk last van de buren, hoeft bij Houben niet aan te kloppen. In Houbens woningbouwprojecten komen bewoners elkaar weer tegen; is het niet op het gemeenschappelijk terras, dan toch zeker op de junglebrug, die boven en onder de huizen slingert. Rechttoe rechtaan straten, huizen en privé-tuintjes is er niet meer bij. Als het aan Houben ligt, wordt er aan iedere Hollandse nieuwbouwwijk een vleugje Marokkaanse kashba toegevoegd.
‘Compositie, contrast, complexiteit’; door Francine Houben; Nai uitgevers; ISBN 90-5662-190-4.
Comments are closed.