Campus

Drie vragen over stamceldonatie

Student biomedical engineering Glenn Vonk staat vanmiddag voor de TU Delft Library om stamceldonoren te werven. Stamceldonatie redde zijn leven.

Glenn Vonk (rechts): "Net als ik denken studenten dat ze niet alleen vandaag, maar ook morgen nog gezond zullen zijn. Dat is niet altijd zo."

Waarom staat je hier vanmiddag?


“Ik sta hier vanuit een persoonlijke ervaring. Drie jaar geleden ben ik met pijn in mijn onderbuik naar de huisarts gegaan. Mijn lymfeklieren bleken opgezet. Meteen gingen alle alarmbellen af: ik had lymfeklierkanker. Een paar dagen later zat ik aan de chemo. Ik kreeg heel veel kuren, maar ze werkten niet. Ik had een agressieve vorm van kanker. Toen heb ik een stamceltransplantatie gekregen. Dat was heftig, want eerst krijg je een hele zware chemo om je eigen stamcellen dood te maken. De nieuwe stamcellen krijg je vervolgens via een infuus.”


“Ik was 25 jaar toen dit gebeurde en was net begonnen aan de master biomedical engineering. Een half jaar na de transplantatie ben ik voorzichtig een vakje gaan volgen. Inmiddels ben ik drie jaar verder en ben ik nog steeds snel vermoeid. Een feestje, of uitgaan, dat moet ik inplannen zodat ik de volgende dag vrij ben. Mijn studie gaat ook langzamer, maar hoop nu dat ik over een jaar klaar ben. Het is soms wel lastig in de acceptatie dat het zo traag gaat, maar ik ben er nog, alle kwaadaardige cellen zijn weg en dat is het belangrijkste. Nu wil ik iets terugdoen.”


Je staat hier voor stichting Matchis, dat donoren en patiënten bij elkaar zoekt. Waarom richten jullie je nu specifiek op studenten?


“Jonge mensen hebben kwalitatief goede stamcellen. De meeste donoren die uiteindelijk worden opgeroepen zijn onder de 35 jaar. Mensen die zich inschrijven als donor kunnen worden opgeroepen als hun stamcellen matchen met die van een patiënt. Daarna wordt een nieuw buisje bloed nog eens extra gecheckt om te zien of er inderdaad een match is. Zo ja, dan worden van de donor stamcellen afgenomen via het bloed of een beenmergpunctie. Dat is niet niks, maar vergeleken met wat een patiënt doormaakt is het goed te doen.”


Is een familielid niet altijd de beste match?


“Zeker, eerst wordt gekeken naar zussen en broers. Maar zij matchen toch maar in dertig procent van de gevallen. Voor mijzelf was het relatief eenvoudig om een donor te vinden, omdat mijn voorouders allemaal uit onze streken komen en mijn soort genen gemakkelijk te vinden is. Maar het is afhankelijk van je herkomst hoe ingewikkeld het is om een match te krijgen. Ben je een mix, dan is het lastig en daarom zijn er veel donoren nodig.”



“Ik hoop dat stamceldonatie meer bekendheid krijgt, ook daarom sta ik hier. Ik vertel mensen altijd mijn persoonlijke verhaal. Want net als ik denken studenten dat ze niet alleen vandaag, maar ook morgen gezond zullen zijn. Dat is niet altijd zo, kijk maar naar mij.”

Hoofdredacteur Saskia Bonger

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

s.m.bonger@tudelft.nl

Comments are closed.