Onderwijs

Delfts onderzoek voor derde jaar gekrompen

Het onderzoek van de TU Delft is in 1997 voor het derde achtereenvolgende jaar gekrompen. De daling van de hoeveelheid onderzoek blijkt uit cijfers die de VSNU binnenkort bekend maakt. Het Delftse wetenschappelijk personeel deed in 1997 volgens die cijfers voor 1374 mensjaar onderzoek.

Dat waren er 61 minder dan het jaar daarvoor, een daling met vijf procent.

In drie jaar tijd is het onderzoeksvolume van de TU Delft nu met tien procent gedaald. Die daling is twee keer zo groot als bij andere universiteiten. Ook de stabilisatie die in 1997 landelijk te zien was, doet zich in Delft niet voor.

De verklaring is dat de directe bijdragen van minister Ritzen, de eerste geldstroom, juist in Delft tussen 1994 en 1997 zeer fors daalde door een afnemend aantal studenten. Dat betekende een verlies van tweehonderd mensjaar onderzoek (-21 procent). De TU wist dit maar deels te compenseren door bijdragen van Technologiestichting STW en door onderzoek voor derden. De derde geldstroom groeide pas het laatste jaar stevig, met 42 mensjaar of 12 procent. Maar dat was niet genoeg om het onderzoek voor inkrimping te behoeden.

Landelijk gezien lukte die stabilisatie wel, door een groei van de derde geldstroom met slechts drie procent, tot 3960 mensjaar. De TU Eindhoven wist in 1997 voor het eerst in drie jaar wél groei te realiseren. Het aantal studenten daalde er minder, en ook met het werven van externe subdidies waren de Brabanders dit keer het meest succesvol.

Landelijk is de derde geldstroom nu goed voor 28 procent van de universitaire onderzoeksinspanningen. Delft en Eindhoven wijken niet van dat gemiddelde af, Twente doet het wat beter. Maar de kampioenen zijn Wageningen (46 procent) en Nijmegen (37 procent). Opvallend is dat Twente het ook in de tweede geldstroom nog steeds beter doet dan de andere TU’s. De UT is daardoor slechts voor 52 procent afhankelijk van de eerste geldstroom, in Eindhoven staat dat cijfer nu nog op 57. Maar het is wel dalend. (HOP/FS)

De daling van de hoeveelheid onderzoek blijkt uit cijfers die de VSNU binnenkort bekend maakt. Het Delftse wetenschappelijk personeel deed in 1997 volgens die cijfers voor 1374 mensjaar onderzoek. Dat waren er 61 minder dan het jaar daarvoor, een daling met vijf procent.

In drie jaar tijd is het onderzoeksvolume van de TU Delft nu met tien procent gedaald. Die daling is twee keer zo groot als bij andere universiteiten. Ook de stabilisatie die in 1997 landelijk te zien was, doet zich in Delft niet voor.

De verklaring is dat de directe bijdragen van minister Ritzen, de eerste geldstroom, juist in Delft tussen 1994 en 1997 zeer fors daalde door een afnemend aantal studenten. Dat betekende een verlies van tweehonderd mensjaar onderzoek (-21 procent). De TU wist dit maar deels te compenseren door bijdragen van Technologiestichting STW en door onderzoek voor derden. De derde geldstroom groeide pas het laatste jaar stevig, met 42 mensjaar of 12 procent. Maar dat was niet genoeg om het onderzoek voor inkrimping te behoeden.

Landelijk gezien lukte die stabilisatie wel, door een groei van de derde geldstroom met slechts drie procent, tot 3960 mensjaar. De TU Eindhoven wist in 1997 voor het eerst in drie jaar wél groei te realiseren. Het aantal studenten daalde er minder, en ook met het werven van externe subdidies waren de Brabanders dit keer het meest succesvol.

Landelijk is de derde geldstroom nu goed voor 28 procent van de universitaire onderzoeksinspanningen. Delft en Eindhoven wijken niet van dat gemiddelde af, Twente doet het wat beter. Maar de kampioenen zijn Wageningen (46 procent) en Nijmegen (37 procent). Opvallend is dat Twente het ook in de tweede geldstroom nog steeds beter doet dan de andere TU’s. De UT is daardoor slechts voor 52 procent afhankelijk van de eerste geldstroom, in Eindhoven staat dat cijfer nu nog op 57. Maar het is wel dalend. (HOP/FS)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.