Campus

De wiskunde-hoogleraar

Prof.dr.ir. F.W. (Erik) Jansen kwam in 1969 naar Delft met de jongensdroom auto-ontwerper te worden. Tegen de tijd dat hij afstudeerde bij Industrieel Ontwerpen was hij ‘anti-auto’ en had hij heel andere idealen.

Na een omzwerving in het bedrijfsleven kwam hij terecht bij de faculteit Technische Wiskunde en Informatica, waar hij nu hoogleraar is.

,,Het klimaat was leuk bij IO toen ik er studeerde – er was veel vrijheid. Maar ik was na mijn afstuderen vooral geïnteresseerd in de maatschappelijke betekenis van de technische wetenschap. Bij IO zie je heel duidelijk dat je als ingenieur grote invloed hebt op de leefomgeving van mensen. Ik was waarschijnlijk dus ook heel gelukkig geworden als ik bij het ministerie van Economische Zaken aan de vorming van het technologiebeleid was gaan werken”, overweegt Jansen. Maar hij werd onderzoeker bij Informatica.

Aan het eind van de jaren zestig kwam Erik Jansen naar Delft. Van jongs af aan wilde hij al auto-ontwerper worden en hij begon werktuigbouwkunde te studeren, want auto’s, dat is werktuigbouw. ,,Maar ik ervoer werktuigbouw in die tijd echt als een klap in mijn gezicht”, zegt Jansen nu. ,,Het was vreselijk saai en als we dan eens op excursie gingen, dan liepen we rond bij Hoogovens, met helmen op, terwijl links en rechts mannen met grote mokers op platen staal aan het beuken waren.”

Jansen had iets heel anders van zijn universitaire opleiding verwacht. ,,Ik wilde iets academischers. De technische studies betekenen natuurlijk wel toegepaste wetenschap, maar het probleem met veel studenten is dat ze hier komen studeren om zo snel mogelijk een diploma te halen en weg te wezen. Terwijl een academische studie toch geen beroepsopleiding is.”

Hoewel er al iets begon te dagen van Jansens voorbestemming voor fundamenteel onderzoek in de wiskunde, was de droom van auto-ontwerper nog zó levend dat hij, na keurig zijn P-werktuigbouw afgerond te hebben, er voor koos om naar industrieel ontwerpen te switchen. Jansen: ,,Ik dacht: voor het soort ontwerpen dat ik wil, moet ik kennelijk bij IO zijn. Dat was toen een betrekkelijk nieuwe faculteit en er kon dus heel veel. Die vrijheid was prettig, maar tegen de tijd dat ik afstudeerde, had ik ontdekt dat ik eigenlijk een onderzoeker wilde worden.” Was Jansen aanvankelijk vooral geïnteresseerd in de maatschappelijke betekenis van technologie; gaandeweg ontdekte hij dat fundamentele wetenschappelijke zaken hem het meest boeiden.

Het feit dat de faculteit IO nog zo nieuw was, bleek toen ook nadelen te hebben. ,,Vanwege de snelle groei van de faculteit halverwege de jaren zeventig, hadden ze bij IO eigenlijk alleen behoefte aan onderwijzers. Er werd ook nog maar weinig onderzoek gedaan. Toen heb ik dus geprobeerd om bij andere universiteiten een onderzoeksplek te krijgen, maar dat lukte op dat moment niet. Zo kwam ik in het bedrijfsleven terecht”,zegt Jansen.

De vier jaar die Jansen bij een producent van huishoudelijke apparaten in dienst was, ziet hij als verloren tijd. ,,Ik heb me prima geamuseerd hoor”, zegt hij snel. ,,Het was een middelgroot bedrijf dat complexe produkten maakte, dus het kwam op samenwerking aan en dat was wel leuk.” Maar ondertussen zocht hij naar een baan als onderzoeker.

In 1979 kon Jansen bij zijn oude faculteit IO beginnen aan een karwei dat hem op het lijf geschreven was. In samenwerking met mensen van Informatica zette hij een onderzoek op naar het gebruik van computers bij het ontwerpproces. ,,Ik werkte aan drie-dimensionale modellen van produkten en dat was in die tijd nog compleet ontontgonnen terrein. Je had nog geen pc’s – ik werkte in een geconditioneerde ruimte vol enorme mainframes, helemaal alleen. Het contrast met mijn baan in de industrie, als projectleider die de hele wereld afliep, was enorm”, memoreert Jansen.

Hij laat dia’s zien uit die tijd. Drie mensen in bell-bottom broeken die enthousiast wijzen naar een beeldscherm. ,,Het eerste kleurenscherm”, verklaart Jansen. Bekende plaatjes van vier ballen die in elkaar spiegelen en andere resultaten van de eerste ray-tracing en render-programma’s, waarvan Jansen en de mensen die hij destijds begeleidde, de keiharde wiskunde hadden uitgewerkt.

,,Er was wel belangstelling voor ons werk bij IO, maar ik wilde een grotere groep.” Jansen besloot de industriële ontwerpers vaarwel te zeggen en vertrok naar de Verenigde Staten om een jaar lang een post doc plaats bij IBM te bezetten. Via die omweg kwam hij weer in Delft terecht, bij TWI, als hoogleraar computer graphics en CAD/CAM.

Daar werkt hij nu voornamelijk aan wat hij noemt ‘wetenschappelijke visualisatie’. ,,Allerlei wetenschappelijke software, bijvoorbeeld de programma’s die in de stromingsleer gebruikt worden, die produceren onafzienbare rijen getallen, waar je niets aan hebt als je die niet op een of andere manier overzichtelijk kan maken”, zegt Jansen, terwijl hij een plaatje ophoudt van een promotie-onderzoek dat hij begeleidt. Door een fractal-achtig landschap stromen enorme aantallen fluïdumdeeltjes, elk met een klein vectortje eraan getekend.

Dit soort onderzoek vindt de oud IO-student prachtig. ,,Het is een veel grotere intellectuele uitdaging dan veel werk dat in het bedrijfsleven gebeurt en het is ook sterk visueel. Dat ik vier jaar heb moeten wachten tot ik in het onderzoek aan het werk kon, is wel pech geweest.” (S.v.d.V.)

Sjoerd van der Veen

Prof.dr.ir. F.W. (Erik) Jansen kwam in 1969 naar Delft met de jongensdroom auto-ontwerper te worden. Tegen de tijd dat hij afstudeerde bij Industrieel Ontwerpen was hij ‘anti-auto’ en had hij heel andere idealen. Na een omzwerving in het bedrijfsleven kwam hij terecht bij de faculteit Technische Wiskunde en Informatica, waar hij nu hoogleraar is.

,,Het klimaat was leuk bij IO toen ik er studeerde – er was veel vrijheid. Maar ik was na mijn afstuderen vooral geïnteresseerd in de maatschappelijke betekenis van de technische wetenschap. Bij IO zie je heel duidelijk dat je als ingenieur grote invloed hebt op de leefomgeving van mensen. Ik was waarschijnlijk dus ook heel gelukkig geworden als ik bij het ministerie van Economische Zaken aan de vorming van het technologiebeleid was gaan werken”, overweegt Jansen. Maar hij werd onderzoeker bij Informatica.

Aan het eind van de jaren zestig kwam Erik Jansen naar Delft. Van jongs af aan wilde hij al auto-ontwerper worden en hij begon werktuigbouwkunde te studeren, want auto’s, dat is werktuigbouw. ,,Maar ik ervoer werktuigbouw in die tijd echt als een klap in mijn gezicht”, zegt Jansen nu. ,,Het was vreselijk saai en als we dan eens op excursie gingen, dan liepen we rond bij Hoogovens, met helmen op, terwijl links en rechts mannen met grote mokers op platen staal aan het beuken waren.”

Jansen had iets heel anders van zijn universitaire opleiding verwacht. ,,Ik wilde iets academischers. De technische studies betekenen natuurlijk wel toegepaste wetenschap, maar het probleem met veel studenten is dat ze hier komen studeren om zo snel mogelijk een diploma te halen en weg te wezen. Terwijl een academische studie toch geen beroepsopleiding is.”

Hoewel er al iets begon te dagen van Jansens voorbestemming voor fundamenteel onderzoek in de wiskunde, was de droom van auto-ontwerper nog zó levend dat hij, na keurig zijn P-werktuigbouw afgerond te hebben, er voor koos om naar industrieel ontwerpen te switchen. Jansen: ,,Ik dacht: voor het soort ontwerpen dat ik wil, moet ik kennelijk bij IO zijn. Dat was toen een betrekkelijk nieuwe faculteit en er kon dus heel veel. Die vrijheid was prettig, maar tegen de tijd dat ik afstudeerde, had ik ontdekt dat ik eigenlijk een onderzoeker wilde worden.” Was Jansen aanvankelijk vooral geïnteresseerd in de maatschappelijke betekenis van technologie; gaandeweg ontdekte hij dat fundamentele wetenschappelijke zaken hem het meest boeiden.

Het feit dat de faculteit IO nog zo nieuw was, bleek toen ook nadelen te hebben. ,,Vanwege de snelle groei van de faculteit halverwege de jaren zeventig, hadden ze bij IO eigenlijk alleen behoefte aan onderwijzers. Er werd ook nog maar weinig onderzoek gedaan. Toen heb ik dus geprobeerd om bij andere universiteiten een onderzoeksplek te krijgen, maar dat lukte op dat moment niet. Zo kwam ik in het bedrijfsleven terecht”,zegt Jansen.

De vier jaar die Jansen bij een producent van huishoudelijke apparaten in dienst was, ziet hij als verloren tijd. ,,Ik heb me prima geamuseerd hoor”, zegt hij snel. ,,Het was een middelgroot bedrijf dat complexe produkten maakte, dus het kwam op samenwerking aan en dat was wel leuk.” Maar ondertussen zocht hij naar een baan als onderzoeker.

In 1979 kon Jansen bij zijn oude faculteit IO beginnen aan een karwei dat hem op het lijf geschreven was. In samenwerking met mensen van Informatica zette hij een onderzoek op naar het gebruik van computers bij het ontwerpproces. ,,Ik werkte aan drie-dimensionale modellen van produkten en dat was in die tijd nog compleet ontontgonnen terrein. Je had nog geen pc’s – ik werkte in een geconditioneerde ruimte vol enorme mainframes, helemaal alleen. Het contrast met mijn baan in de industrie, als projectleider die de hele wereld afliep, was enorm”, memoreert Jansen.

Hij laat dia’s zien uit die tijd. Drie mensen in bell-bottom broeken die enthousiast wijzen naar een beeldscherm. ,,Het eerste kleurenscherm”, verklaart Jansen. Bekende plaatjes van vier ballen die in elkaar spiegelen en andere resultaten van de eerste ray-tracing en render-programma’s, waarvan Jansen en de mensen die hij destijds begeleidde, de keiharde wiskunde hadden uitgewerkt.

,,Er was wel belangstelling voor ons werk bij IO, maar ik wilde een grotere groep.” Jansen besloot de industriële ontwerpers vaarwel te zeggen en vertrok naar de Verenigde Staten om een jaar lang een post doc plaats bij IBM te bezetten. Via die omweg kwam hij weer in Delft terecht, bij TWI, als hoogleraar computer graphics en CAD/CAM.

Daar werkt hij nu voornamelijk aan wat hij noemt ‘wetenschappelijke visualisatie’. ,,Allerlei wetenschappelijke software, bijvoorbeeld de programma’s die in de stromingsleer gebruikt worden, die produceren onafzienbare rijen getallen, waar je niets aan hebt als je die niet op een of andere manier overzichtelijk kan maken”, zegt Jansen, terwijl hij een plaatje ophoudt van een promotie-onderzoek dat hij begeleidt. Door een fractal-achtig landschap stromen enorme aantallen fluïdumdeeltjes, elk met een klein vectortje eraan getekend.

Dit soort onderzoek vindt de oud IO-student prachtig. ,,Het is een veel grotere intellectuele uitdaging dan veel werk dat in het bedrijfsleven gebeurt en het is ook sterk visueel. Dat ik vier jaar heb moeten wachten tot ik in het onderzoek aan het werk kon, is wel pech geweest.” (S.v.d.V.)

Sjoerd van der Veen

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.