Campus

De preekstoel is in dit werk een onbeduidend meubelstuk

Al vijfentwintig jaar helpt pastor Ton Meijknecht Delftse studenten met hun levensvragen. Op 15 november vierde hij zijn vijfde lustrum. ,,Veel studenten vragen zich af waarvoor ze het eigenlijk allemaal doen.’

Dr. Ton Meijknecht kijkt veel naar buiten, naar de lucht. Hij knijpt zijn ogen dicht om niet te worden verblind door de zon, die naar binnen schijnt in de hoge voorkamer van het studentenpastoraat aan de Voorstraat. Er is volgens hem veel veranderd in vijfentwintig jaar. ,,We zijn geconfronteerd met de crisis waarin niet alleen de kerken, maar ook de cultuur en de maatschappij zich bevinden.”

Crisis? Hoe bedoelt u? ,,In de kerken betekent het dat het ledenaantal drastisch terugloopt”, antwoordt Meijknecht. ,,Op de universiteit houdt het in dat er in Delft veel jonge mensen rondlopen die amper weten waarvoor ze worden opgeleid. Ze hebben geen vanzelfsprekende visie op hun toekomst na het afstuderen. Veel mensen vragen zich af: ‘waarvoor doe ik dit allemaal eigenlijk?’ Bij mijn aantreden in de jaren zeventig was de toekomst maakbaar. Nu is die vanzelfsprekendheid verdwenen. Studenten vragen zich af of het wel zin heeft om een horloge te produceren dat twee gram lichter is dan het vorige model.”

Was dat vroeger anders dan nu? ,,Het soort vragen waarmee studenten naar ons toe komen is in 25 jaar inderdaad erg veranderd. De jaren zeventig was de tijd van de kritische groeperingen. De vragen die gesteld werden waren retorisch. In de trant van: ‘vind je ook niet dat kernbewapening slecht is?’. Zo gesteld kon je daar natuurlijk alleen maar ja op zeggen. Het ging allemaal om de vraag naar het juiste gedrag, mensen moesten in het gareel van de juiste gedragslijn worden gebracht. Het was ideologisch allemaal erg dichtgetimmerd.”

,,Het nieuwe van deze tijd is, dat mensen ontdekt hebben dat het juiste gedrag niet per definitie naar het goede doel leidt. Het goede van deze tijd is dat mensen dóórvragen. Wat vind ik zélf goed? Dat maakt het soort vragen waarmee studenten nu bij ons aankomen fundamenteler, existentiëler en dus ontroerender.”

Heimwee

Het studentenpastoraat werd na de oorlog opgericht. In 1978, drie jaar na de komst van Meijknecht, werden de Hervormde, Gereformeerde en Katholieke pastoraten samengesmeed tot een Oecumenische instelling, volgens hem ‘niet uit durf, maar uit angst voor wat komen ging’. ,,De huidige preoccupatie met de eenheid der kerken maakt de kerk introvert. Het levert geen vuur op.” Al dat religieus navelstaren vindt Meijknecht oninteressant. ,,Dat je er bent voor een ander, daar gaat het om. De rest is niet belangrijk.”

Welke aanknopingspunten heeft een pastor anno 2000 met ambitieuze, carrièregerichte techniekstudenten? Meijknecht: ,,Er blijkt inDelft een geweldig reservoir van verzwegen normen en waarden te bestaan. Elk jaar komen er bijna tweeduizend nuldejaars aan. Een onbeschreven groep, gekleurd door heimwee en verwachtingen. Op hun vijfentwintigste zijn ze opeens afgestudeerd. Niemand heeft me ooit kunnen vertellen waar in de opleiding de elementen worden aangebracht die iemand ingenieur maken. En toch gebeurt het voortdurend.”

,,Hoe komt het dat zij er bijvoorbeeld een uitdaging in zien om met hun technische achtergrond maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich te nemen? Dat besef wordt in elk geval niet in het curriculum bijgebracht. Het bevindt zich in de marge, aan de koffietafels op de faculteiten, aan de bars in de studentenverenigingen, in het persoonlijk contact tussen studenten en docenten. Onze rol daarin is om dat proces helder en expliciet te maken en om daarover van gedachten te wisselen.”

Monnik

Is dat een rol voor het studentenpastoraat? ,,In deze tijd is er een geweldige kloof tussen cultuur en techniek”, antwoordt Meijknecht. ,,Pakweg duizend jaar geleden was de relatie tussen die twee veel explicieter. Kijk bijvoorbeeld naar de civiel ingenieur, het archetype van de hedendaagse ingenieur. Civiele werken werden in de negentiende eeuw door de genie uitgevoerd. En zoals de vader van de huidige technici dus een officier was, zo was de grootvader een monnik. Dijkaanleg was in de middeleeuwen een zaak van de abdijen. De oudste dijkgraaf van Walcheren was abt van Middelburg. Op Bali is nog steeds de irrigatie een taak van de tempel. Veel van het huidige werk van een ingenieur werd van oorsprong gedaan vanuit een religieus of cultureel besef. Volgens mij is dat nog steeds zo, maar wordt dat nu veel minder herkend.”

Meijknecht pleit dan ook voor meer culturele vakken in het curriculum: ,,Als De Voogd zegt dat de TU Delft tot de top vijf van de wereld moet gaan behoren, neemt hij dan ook het humanities programma van de MIT over? Daar moet iedereen de filosofen lezen die tot de vorming van de Amerikaanse grondwet hebben geleid. Het is belangrijk dat studenten kennis maken met de klassieke denkers van hun cultuur.”

Zolang dit soort vakken nog niet standaard in de collegestof is opgenomen, neemt het studentenpastoraat zelf een voorschot. Volgend jaar maart komt er in het Techniekmuseum een symposium met de titel ‘Heroic Engineering‘, over de morele verantwoordelijkheden van de ingenieur, ‘om de held in de ingenieur wakker te schudden’.

Hoe zit het, gezien de nadruk op culturele waarden, met de rol van de bijbel en de zondagse diensten in het hedendaagse studentenpastoraat? Meijknecht: ,,De preekstoel is in ons werk een onbeduidend meubelstuk. We leggen bewust de nadruk op het contact met studenten door de week en minder op de zondagse liturgie. Als de berg niet naar Mohammed komt, dan komt Mohammed wel naar de berg.”

Al vijfentwintig jaar helpt pastor Ton Meijknecht Delftse studenten met hun levensvragen. Op 15 november vierde hij zijn vijfde lustrum. ,,Veel studenten vragen zich af waarvoor ze het eigenlijk allemaal doen.”

Dr. Ton Meijknecht kijkt veel naar buiten, naar de lucht. Hij knijpt zijn ogen dicht om niet te worden verblind door de zon, die naar binnen schijnt in de hoge voorkamer van het studentenpastoraat aan de Voorstraat. Er is volgens hem veel veranderd in vijfentwintig jaar. ,,We zijn geconfronteerd met de crisis waarin niet alleen de kerken, maar ook de cultuur en de maatschappij zich bevinden.”

Crisis? Hoe bedoelt u? ,,In de kerken betekent het dat het ledenaantal drastisch terugloopt”, antwoordt Meijknecht. ,,Op de universiteit houdt het in dat er in Delft veel jonge mensen rondlopen die amper weten waarvoor ze worden opgeleid. Ze hebben geen vanzelfsprekende visie op hun toekomst na het afstuderen. Veel mensen vragen zich af: ‘waarvoor doe ik dit allemaal eigenlijk?’ Bij mijn aantreden in de jaren zeventig was de toekomst maakbaar. Nu is die vanzelfsprekendheid verdwenen. Studenten vragen zich af of het wel zin heeft om een horloge te produceren dat twee gram lichter is dan het vorige model.”

Was dat vroeger anders dan nu? ,,Het soort vragen waarmee studenten naar ons toe komen is in 25 jaar inderdaad erg veranderd. De jaren zeventig was de tijd van de kritische groeperingen. De vragen die gesteld werden waren retorisch. In de trant van: ‘vind je ook niet dat kernbewapening slecht is?’. Zo gesteld kon je daar natuurlijk alleen maar ja op zeggen. Het ging allemaal om de vraag naar het juiste gedrag, mensen moesten in het gareel van de juiste gedragslijn worden gebracht. Het was ideologisch allemaal erg dichtgetimmerd.”

,,Het nieuwe van deze tijd is, dat mensen ontdekt hebben dat het juiste gedrag niet per definitie naar het goede doel leidt. Het goede van deze tijd is dat mensen dóórvragen. Wat vind ik zélf goed? Dat maakt het soort vragen waarmee studenten nu bij ons aankomen fundamenteler, existentiëler en dus ontroerender.”

Heimwee

Het studentenpastoraat werd na de oorlog opgericht. In 1978, drie jaar na de komst van Meijknecht, werden de Hervormde, Gereformeerde en Katholieke pastoraten samengesmeed tot een Oecumenische instelling, volgens hem ‘niet uit durf, maar uit angst voor wat komen ging’. ,,De huidige preoccupatie met de eenheid der kerken maakt de kerk introvert. Het levert geen vuur op.” Al dat religieus navelstaren vindt Meijknecht oninteressant. ,,Dat je er bent voor een ander, daar gaat het om. De rest is niet belangrijk.”

Welke aanknopingspunten heeft een pastor anno 2000 met ambitieuze, carrièregerichte techniekstudenten? Meijknecht: ,,Er blijkt inDelft een geweldig reservoir van verzwegen normen en waarden te bestaan. Elk jaar komen er bijna tweeduizend nuldejaars aan. Een onbeschreven groep, gekleurd door heimwee en verwachtingen. Op hun vijfentwintigste zijn ze opeens afgestudeerd. Niemand heeft me ooit kunnen vertellen waar in de opleiding de elementen worden aangebracht die iemand ingenieur maken. En toch gebeurt het voortdurend.”

,,Hoe komt het dat zij er bijvoorbeeld een uitdaging in zien om met hun technische achtergrond maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich te nemen? Dat besef wordt in elk geval niet in het curriculum bijgebracht. Het bevindt zich in de marge, aan de koffietafels op de faculteiten, aan de bars in de studentenverenigingen, in het persoonlijk contact tussen studenten en docenten. Onze rol daarin is om dat proces helder en expliciet te maken en om daarover van gedachten te wisselen.”

Monnik

Is dat een rol voor het studentenpastoraat? ,,In deze tijd is er een geweldige kloof tussen cultuur en techniek”, antwoordt Meijknecht. ,,Pakweg duizend jaar geleden was de relatie tussen die twee veel explicieter. Kijk bijvoorbeeld naar de civiel ingenieur, het archetype van de hedendaagse ingenieur. Civiele werken werden in de negentiende eeuw door de genie uitgevoerd. En zoals de vader van de huidige technici dus een officier was, zo was de grootvader een monnik. Dijkaanleg was in de middeleeuwen een zaak van de abdijen. De oudste dijkgraaf van Walcheren was abt van Middelburg. Op Bali is nog steeds de irrigatie een taak van de tempel. Veel van het huidige werk van een ingenieur werd van oorsprong gedaan vanuit een religieus of cultureel besef. Volgens mij is dat nog steeds zo, maar wordt dat nu veel minder herkend.”

Meijknecht pleit dan ook voor meer culturele vakken in het curriculum: ,,Als De Voogd zegt dat de TU Delft tot de top vijf van de wereld moet gaan behoren, neemt hij dan ook het humanities programma van de MIT over? Daar moet iedereen de filosofen lezen die tot de vorming van de Amerikaanse grondwet hebben geleid. Het is belangrijk dat studenten kennis maken met de klassieke denkers van hun cultuur.”

Zolang dit soort vakken nog niet standaard in de collegestof is opgenomen, neemt het studentenpastoraat zelf een voorschot. Volgend jaar maart komt er in het Techniekmuseum een symposium met de titel ‘Heroic Engineering‘, over de morele verantwoordelijkheden van de ingenieur, ‘om de held in de ingenieur wakker te schudden’.

Hoe zit het, gezien de nadruk op culturele waarden, met de rol van de bijbel en de zondagse diensten in het hedendaagse studentenpastoraat? Meijknecht: ,,De preekstoel is in ons werk een onbeduidend meubelstuk. We leggen bewust de nadruk op het contact met studenten door de week en minder op de zondagse liturgie. Als de berg niet naar Mohammed komt, dan komt Mohammed wel naar de berg.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.