,,Ik ben niet uit op schilderijen”, vertrouwde Piet Mondriaan ooit een vriend toe, ,,ik ben uit op ontdekkingen.” In 1994 was het vijftig jaar geleden dat hij in New York is gestorven.
Voor het Haags Gemeentemuseum aanleiding om een overzichtstentoonstelling te organiseren waarin de ontwikkeling van zijn kunstenaarschap stap voor stap wordt gevolgd.
,,In dezen tijd van reclamereputaties”, schreef De Telegraaf in 1926 over Piet Mondriaan, ,,vormt deze bescheiden mensch, die nooit aan den weg timmerde, een magnifieke uitzondering.” Hij woonde op dat moment in Parijs en kreeg voor het eerst internationale erkenning. Voor de ‘vaderlandse’ pers aanleiding om de uitgeweken zoon eens goed in het zonnetje te zetten.
De doeken waarmee Mondriaan als kunstenaar in het buitenland doorbrak zijn inmiddels wereldberoemd. De zogeheten neoplastische composities bestaande uit rechthoekige vlakken in de primaire kleuren rood, geel en blauw die worden begrensd door zwarte lijnen, duiken vooral sinds de grote De Stijl-tentoonstelling van 1982 in talloze designprodukten op.
Mondriaan is een exportartikel geworden dat hem tot in de verste uithoeken van de wereld bekendheid heeft opgeleverd. Toch zullen maar weinig mensen op de hoogte zijn van de ontwikkeling die hij als kunstenaar doormaakte. Hij wordt zozeer geïdentificeerd met zijn neoplastisch werk dat het publiek al gauw vergeet dat er verschillende fasen van experimenteren aan voorafgingen.
Wat dat betreft heeft hij veel gemeen met de Russische schilder Kazimir Malevitch. Beiden absorbeerden in hun beginjaren op afstand de stormachtige ontwikkelingen die zich aan het begin van deze eeuw in de kunst voordeden. Pas daarna kwamen ze tot een geheel eigen stijl.
In het Haags Gemeentemuseum wordt dat in het geval van Mondriaan prachtig geïllustreerd. Eerst zien we hoe hij aan het eind van de vorige eeuw figuratieve landschappen schilderde. Allesbehalve revolutionair werk maar wel met een eigen signatuur waarin zijn latere nadruk op geometrie en kleurvlakken al doorschemert.
Vanf 1908 ondergaat zijn werk een opvallende verandering, vooral wat kleurgebruik betreft. Zijn verblijf in het Zeeuwse Domburg, waar zich rond Jan Toorop een kleine kunstenaarskolonie had geschaard, inspireert hem tot het schilderen van nieuwe motieven en de toepassing van frissere kleuren, zoals in ‘De blauwe boom’.
Door de kennismaking met het kubisme van Picasso en Braque wordt zijn werk geleidelijk aan abstracter. Dat valt goed te zien in de vele bomen die hij schilderde. Op een gegeven moment zijn ze amper meer als bomen te herkennen en geeft hij ze ‘abstracte’ namen, zoals ‘Compositie 3’ uit 1913.
In 1917 verdwijnt de zichtbare werkelijkheid volledig uit zijn doeken. Hij maakt schilderijen die eruit zien als damborden die uiteindelijk evolueren in zijn neo-plastische werk in de periode 1919-’25. Ook daarna blijft hij verder zoeken en introduceert hij dubbele lijnen die een ritmiek in zijn composities brengen die geïnspireerd lijkt te zijn door jazz en boogie-woogiemuziek.
Als de ‘Dansende Madonna’ in 1944 sterft, is hij een gelauwerd kunstenaar. De Telegraaf had dat in 1926, ondanks de bewondering die uit het artikel spreekt, niet voorzien wanthet eindigde met een opgeheven wijsvinger: ,,Wordt Mondriaan, kluizenaar der Rue du Départ, reiziger van alle abstracte verten en die enkel danst om ‘de eenheid van tegendelen’ te ervaren, niet het slachtoffer van zijn onmenschelijk-ver doorgevoerde consequentie?”
De tentoonstelling ‘Piet Mondriaan, 1872-1944’ is t/m 30 april te zien in het Haags Gemeentemuseum. Toeganskaarten zijn verkrijgbaar via de vestigingen van VSB Bank en GWK kantoren op de grote stations.
Piet Mondriaan in zijn studio, 26 rue du Départ, Parijs 1933
,,Ik ben niet uit op schilderijen”, vertrouwde Piet Mondriaan ooit een vriend toe, ,,ik ben uit op ontdekkingen.” In 1994 was het vijftig jaar geleden dat hij in New York is gestorven. Voor het Haags Gemeentemuseum aanleiding om een overzichtstentoonstelling te organiseren waarin de ontwikkeling van zijn kunstenaarschap stap voor stap wordt gevolgd.
,,In dezen tijd van reclamereputaties”, schreef De Telegraaf in 1926 over Piet Mondriaan, ,,vormt deze bescheiden mensch, die nooit aan den weg timmerde, een magnifieke uitzondering.” Hij woonde op dat moment in Parijs en kreeg voor het eerst internationale erkenning. Voor de ‘vaderlandse’ pers aanleiding om de uitgeweken zoon eens goed in het zonnetje te zetten.
De doeken waarmee Mondriaan als kunstenaar in het buitenland doorbrak zijn inmiddels wereldberoemd. De zogeheten neoplastische composities bestaande uit rechthoekige vlakken in de primaire kleuren rood, geel en blauw die worden begrensd door zwarte lijnen, duiken vooral sinds de grote De Stijl-tentoonstelling van 1982 in talloze designprodukten op.
Mondriaan is een exportartikel geworden dat hem tot in de verste uithoeken van de wereld bekendheid heeft opgeleverd. Toch zullen maar weinig mensen op de hoogte zijn van de ontwikkeling die hij als kunstenaar doormaakte. Hij wordt zozeer geïdentificeerd met zijn neoplastisch werk dat het publiek al gauw vergeet dat er verschillende fasen van experimenteren aan voorafgingen.
Wat dat betreft heeft hij veel gemeen met de Russische schilder Kazimir Malevitch. Beiden absorbeerden in hun beginjaren op afstand de stormachtige ontwikkelingen die zich aan het begin van deze eeuw in de kunst voordeden. Pas daarna kwamen ze tot een geheel eigen stijl.
In het Haags Gemeentemuseum wordt dat in het geval van Mondriaan prachtig geïllustreerd. Eerst zien we hoe hij aan het eind van de vorige eeuw figuratieve landschappen schilderde. Allesbehalve revolutionair werk maar wel met een eigen signatuur waarin zijn latere nadruk op geometrie en kleurvlakken al doorschemert.
Vanf 1908 ondergaat zijn werk een opvallende verandering, vooral wat kleurgebruik betreft. Zijn verblijf in het Zeeuwse Domburg, waar zich rond Jan Toorop een kleine kunstenaarskolonie had geschaard, inspireert hem tot het schilderen van nieuwe motieven en de toepassing van frissere kleuren, zoals in ‘De blauwe boom’.
Door de kennismaking met het kubisme van Picasso en Braque wordt zijn werk geleidelijk aan abstracter. Dat valt goed te zien in de vele bomen die hij schilderde. Op een gegeven moment zijn ze amper meer als bomen te herkennen en geeft hij ze ‘abstracte’ namen, zoals ‘Compositie 3’ uit 1913.
In 1917 verdwijnt de zichtbare werkelijkheid volledig uit zijn doeken. Hij maakt schilderijen die eruit zien als damborden die uiteindelijk evolueren in zijn neo-plastische werk in de periode 1919-’25. Ook daarna blijft hij verder zoeken en introduceert hij dubbele lijnen die een ritmiek in zijn composities brengen die geïnspireerd lijkt te zijn door jazz en boogie-woogiemuziek.
Als de ‘Dansende Madonna’ in 1944 sterft, is hij een gelauwerd kunstenaar. De Telegraaf had dat in 1926, ondanks de bewondering die uit het artikel spreekt, niet voorzien wanthet eindigde met een opgeheven wijsvinger: ,,Wordt Mondriaan, kluizenaar der Rue du Départ, reiziger van alle abstracte verten en die enkel danst om ‘de eenheid van tegendelen’ te ervaren, niet het slachtoffer van zijn onmenschelijk-ver doorgevoerde consequentie?”
De tentoonstelling ‘Piet Mondriaan, 1872-1944’ is t/m 30 april te zien in het Haags Gemeentemuseum. Toeganskaarten zijn verkrijgbaar via de vestigingen van VSB Bank en GWK kantoren op de grote stations.
Piet Mondriaan in zijn studio, 26 rue du Départ, Parijs 1933
Comments are closed.