De technische universiteiten zijn tegen een verlichting van de bètacomponent in de vwo-profielen natuur en gezondheid (N&G) en natuur en techniek (N&T).
De technische universiteiten zijn tegen een verlichting van de bètacomponent in de vwo-profielen natuur en gezondheid (N&G) en natuur en techniek (N&T).
De minister wil slechts drie verplichte vakken per profiel. In N&G zijn dat biologie, wiskunde en scheikunde, in N&T wiskunde, natuurkunde en scheikunde. In beide profielen komt nog een vierde vak erbij, het profielkeuzevak. Bij N&G is de keus uit natuurkunde, lichamelijke oefening 2 en aardrijkskunde. Alsof beide laatste bètavakken zouden zijn.
Wij zijn het oneens met de minister. De beide natuurprofielen zijn niet robuust genoeg en bereiden onvoldoende voor op bijvoorbeeld een technische vervolgstudie. Wij bepleiten dat elk van de beide natuurprofielen vier verplichte echte bètavakken kent.
De Nederlandse kenniseconomie heeft een groot tekort aan hoger technisch (en andere bèta-) opgeleiden. De minister onderschrijft dit. Zij wil de aanpassing van de profielen benutten om ook andere doelen te bereiken: vergroting van de belangstelling van leerlingen voor de twee natuurprofielen en vergroting van de instroom in bètastudies aan hogescholen en universiteiten. Ook wil de minister de keuzevrijheid van leerlingen en scholen vergroten (profielkeuzevak).
Het is echter de vraag of deze doelen slechts mogelijk zijn door een verlichting van het bètakarakter van de natuurprofielen. De keuze daarvoor wordt ingegeven door de veronderstelling dat de bètavakken slechts aantrekkelijker kunnen worden gemaakt door ze gemakkelijker te maken. Kennelijk is de gedachte dat een verlaging van het kennisniveau de beste manier is om middelbare scholieren voor de natuurprofielen te interesseren. Dit is om drie redenen een zwaktebod.
Ten eerste dreigt er het gevaar dat we ons met het Nederlandse onderwijsstelsel in Europa isoleren. Wij leven in een Europa waar de grenzen vervagen, voor bedrijven, afgestudeerden en studenten. Het moet zo zijn dat leerlingen met een diploma van onze middelbare school overal in Europa kunnen gaan studeren. Dat is de bedoeling van een open Europese onderwijsruimte. Ook moeten studenten met een Nederlands bachelordiploma zich zonder mankeren kunnen inschrijven voor een masterstudie aan elke universiteit in Europa. Maar dan moet het wel zo zijn dat op overstapmomenten, zoals eindexamen en bachelordiploma, hun niveau vergelijkbaar is met dat van studenten in het buitenland.
Wij vrezen dat de profielvoorstellen het einde betekenen van de goede naam en het goede niveau van ons onderwijsstelsel, en dat Nederlandse scholieren en studenten zullen worden beperkt in hun mogelijkheden om een internationale onderwijscarrière te volgen.
Ten tweede impliceert de minister dat zij geen vertrouwen heeft in de inspanningen van leraren en onderwijsinstellingen (inclusief universiteiten) om de aantrekkelijkheid van deze vakken te vergroten. Juist nu er diverse initiatieven zijn om dit te realiseren. Te denken valt aan het JetNet-project waarin grote bedrijven (Shell, Philips, Unilever, DSM, AkzoNobel) zich inspannen voor een kwaliteitsverbetering van het middelbaar onderwijs. Daarnaast lopen er vernieuwingstrajecten voor de vakken wiskunde en scheikunde en begint men binnenkort met natuurkunde. De minister zou deze initiatieven een kans moeten geven.
Ten derde dreigt met het standpunt van de minister een averechts effect: een verdere afname van de belangstelling voor de natuurprofielen. In de voorstellen wordt de ruimte voor de bètavakken zover ingeperkt dat het onmogelijk wordt om de aantrekkelijkheid van deze vakken te vergroten.Die ligt immers in het aanbieden van leuke en enthousiasmerende toepassingscontexten.
En daarvoor is onderwijstijd nodig. Het reduceren daarvan brengt het risico met zich mee dat de aantrekkelijkheid van de natuurprofielen niet kan worden vergroot en dat zodoende de tekorten aan bètaopgeleiden alleen maar toenemen.
Wij roepen de minister op haar standpunt te heroverwegen.
De auteurs zijn rector magnificus van de TU Delft, de TU Eindhoven en de Universiteit Twente. Bovenstaande tekst is een door de redactie bewerkte en ingekorte versie van een brief aan minister Van der Hoeven.
De technische universiteiten zijn tegen een verlichting van de bètacomponent in de vwo-profielen natuur en gezondheid (N&G) en natuur en techniek (N&T).
De minister wil slechts drie verplichte vakken per profiel. In N&G zijn dat biologie, wiskunde en scheikunde, in N&T wiskunde, natuurkunde en scheikunde. In beide profielen komt nog een vierde vak erbij, het profielkeuzevak. Bij N&G is de keus uit natuurkunde, lichamelijke oefening 2 en aardrijkskunde. Alsof beide laatste bètavakken zouden zijn.
Wij zijn het oneens met de minister. De beide natuurprofielen zijn niet robuust genoeg en bereiden onvoldoende voor op bijvoorbeeld een technische vervolgstudie. Wij bepleiten dat elk van de beide natuurprofielen vier verplichte echte bètavakken kent.
De Nederlandse kenniseconomie heeft een groot tekort aan hoger technisch (en andere bèta-) opgeleiden. De minister onderschrijft dit. Zij wil de aanpassing van de profielen benutten om ook andere doelen te bereiken: vergroting van de belangstelling van leerlingen voor de twee natuurprofielen en vergroting van de instroom in bètastudies aan hogescholen en universiteiten. Ook wil de minister de keuzevrijheid van leerlingen en scholen vergroten (profielkeuzevak).
Het is echter de vraag of deze doelen slechts mogelijk zijn door een verlichting van het bètakarakter van de natuurprofielen. De keuze daarvoor wordt ingegeven door de veronderstelling dat de bètavakken slechts aantrekkelijker kunnen worden gemaakt door ze gemakkelijker te maken. Kennelijk is de gedachte dat een verlaging van het kennisniveau de beste manier is om middelbare scholieren voor de natuurprofielen te interesseren. Dit is om drie redenen een zwaktebod.
Ten eerste dreigt er het gevaar dat we ons met het Nederlandse onderwijsstelsel in Europa isoleren. Wij leven in een Europa waar de grenzen vervagen, voor bedrijven, afgestudeerden en studenten. Het moet zo zijn dat leerlingen met een diploma van onze middelbare school overal in Europa kunnen gaan studeren. Dat is de bedoeling van een open Europese onderwijsruimte. Ook moeten studenten met een Nederlands bachelordiploma zich zonder mankeren kunnen inschrijven voor een masterstudie aan elke universiteit in Europa. Maar dan moet het wel zo zijn dat op overstapmomenten, zoals eindexamen en bachelordiploma, hun niveau vergelijkbaar is met dat van studenten in het buitenland.
Wij vrezen dat de profielvoorstellen het einde betekenen van de goede naam en het goede niveau van ons onderwijsstelsel, en dat Nederlandse scholieren en studenten zullen worden beperkt in hun mogelijkheden om een internationale onderwijscarrière te volgen.
Ten tweede impliceert de minister dat zij geen vertrouwen heeft in de inspanningen van leraren en onderwijsinstellingen (inclusief universiteiten) om de aantrekkelijkheid van deze vakken te vergroten. Juist nu er diverse initiatieven zijn om dit te realiseren. Te denken valt aan het JetNet-project waarin grote bedrijven (Shell, Philips, Unilever, DSM, AkzoNobel) zich inspannen voor een kwaliteitsverbetering van het middelbaar onderwijs. Daarnaast lopen er vernieuwingstrajecten voor de vakken wiskunde en scheikunde en begint men binnenkort met natuurkunde. De minister zou deze initiatieven een kans moeten geven.
Ten derde dreigt met het standpunt van de minister een averechts effect: een verdere afname van de belangstelling voor de natuurprofielen. In de voorstellen wordt de ruimte voor de bètavakken zover ingeperkt dat het onmogelijk wordt om de aantrekkelijkheid van deze vakken te vergroten.Die ligt immers in het aanbieden van leuke en enthousiasmerende toepassingscontexten.
En daarvoor is onderwijstijd nodig. Het reduceren daarvan brengt het risico met zich mee dat de aantrekkelijkheid van de natuurprofielen niet kan worden vergroot en dat zodoende de tekorten aan bètaopgeleiden alleen maar toenemen.
Wij roepen de minister op haar standpunt te heroverwegen.
De auteurs zijn rector magnificus van de TU Delft, de TU Eindhoven en de Universiteit Twente. Bovenstaande tekst is een door de redactie bewerkte en ingekorte versie van een brief aan minister Van der Hoeven.
Comments are closed.