,,Wat gebeurt er in mijn koffiemolen?” Promovendus Cees Stellema kan zijn eigen vraag beantwoorden. Hij ontwikkelde een methode om vaste-stofstromen te volgen in apparaten waar je moeilijk in kunt kijken.
Het was niet de vraag naar het stromingspatroon in een koffiemolen die Stellema mocht uitzoeken. Zijn scheikunde-vakgroep, chemical reactor engineering, was meer geïnteresseerd in de beweging van vaste stof in de zogenaamde IFB-reactor. Deze interconnected fluidized bed reactor werd sinds 1989 bij de vakgroep ontwikkeld. En net als in een koffiemolen kun je niet goed zien hoe de vaste stof binnenin precies beweegt.
De IFB-reactor bestaat uit vier onderling verbonden bedden, waarin vaste-stofdeeltjes worden gefluïdiseerd. Door van onderen gas in de reactor te blazen, wordt de vaste stof in de bedden opgewerveld. Als twee bedden hard gefluïdiseerd worden en de twee tussenliggende langzamer, gaat de vaste stof door het systeem circuleren. De deeltjes worden dan uit de hard gefluïdiseerde bedden geblazen en vallen in de langzamer vloeiende gedeeltes. Daar neemt de druk toe (want meer vaste stof), en dat zorgt er op zijn beurt weer voor dat de deeltjes naar de hard beluchte gedeeltes worden geperst. Daarmee is het kringetje rond.
Toepassingen vindt de IFB-reactor in chemische processen waarin de deeltjes een continue cyclus van de- en reactivatie doorlopen. De hard gefluïdiseerde bedden doen het eigenlijke werk, terwijl de andere twee bedden ervoor zorgen dat de deeltjes blijven rondstromen. ,,In conventionele vaste-stofcirculatiesystemen vindt dit transport plaats in pijpen met hoeken en bochten, waarin de deeltjes door de hoge snelheden snel beschadigen. De IFB-reactor heeft dit nadeel niet en is daarnaast compacter en eenvoudiger te ontwerpen”, aldus Stellema.
Toen Stellema werd gevraagd de verblijftijd en het menggedrag van de reactor te onderzoeken, had hij al leren kijken naar systemen waar het menselijk oog tekort schiet. Hij studeerde in Canada af op het detecteren van scheurtjes in warmtewisselaars: hij haalde een magneetspoel door de pijpen en lette op afwijkingen in het afgegeven elektrische signaal. In Delft ging hij aan de slag met radioactieve tracers. Het onderzoek moest vanwege de radioactieve materialen in het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) plaatsvinden. Stellema: ,,Voordat ik met radioactieve materialen mocht werken, moest ik eerst een aantal stralingsdiploma’s halen.”
Stellema probeerde tijdens de eerste jaren van zijn onderzoekverscheidene methodes uit. Die leverden wel resultaten op, maar de echte doorbraak kwam pas toen een collega hem attendeerde op een gammacamera die hij van Shell kon overnemen. Voor Stellema was dit een cruciaal moment:,,Een onderzoek heeft een zekere kritische massa nodig om vanzelf te gaan lopen. Er is een moment waarop je weet dat een onderzoek écht wat gaat worden. Voor mij was dat op het moment dat ik die camera kreeg.”
Gammacamera’s zijn door de medische wetenschap ontwikkeld om onder meer PET-scans mee te maken. Een patiënt krijgt dan radioactieve stof ingespoten die op een bepaalde plek in het lichaam hecht. Met gammastraal-gevoelige detectoren wordt de straling van de stof opgevangen, zodat er een beeld van het lichaamsdeel ontstaat.
Stellema en zijn collega’s stonden wel even te kijken toen de camera bij het IRI arriveerde: die bleek met randapparatuur en loden schermen erbij een vrachtwagen te vullen. Voor de metingen die hij wilde uitvoeren, had Stellema echter nog een tweede camera nodig. ,,We moesten lang zoeken op de rommelmarkt van de medische technologie voordat we er één vonden bij een ziekenhuis in Deventer.”
Ondernemend
Stellema omschrijft zichzelf als een ondernemende aio. Eén van de belangrijkste aspecten van zijn werk vindt hij dat hij zelf gereedschappen en expertise van verschillende vakgebieden, zoals de medische wereld, de scheikunde en de stralingskunde, heeft samengebracht. En dat hij zelf zijn meetopstelling in elkaar zette. ,,Ik heb vijf publicaties geschreven en dat is misschien niet zo veel, maar mensen met lijsten aan publicaties hebben vaak onderzoek gedaan met een bestaande opstelling. Een ingenieur aan de TU moet ook zelf een opstelling kunnen bedenken en bouwen.”
De opstelling die Stellema met de twee camera’s bouwde, was het Positron Emitting Particle Tracking systeem, kortweg PEPT genoemd. Dit systeem stelde hem in staat om in zijn IFB-reactor de positie van één enkel radioactief deeltje te volgen. Een deeltje dat ook nog eens veel sneller bewoog dan de stoffen in het menselijk lichaam. Het door hem ontwikkelde PEPT-systeem volgt met een resolutie van minder dan vijftien millimeter continu de positie van een deeltje dat met een snelheid van één meter per seconde door de reactor beweegt.
Het deeltje waarvan Stellema de dans door de reactor volgde was een minuscuul glazen bolletje, dat door bestraling met de IRI-reactor radioactief was gemaakt. Stellema: ,,De koperatomen in het 500 micrometer metende bolletje zenden zo’n vier miljoen maal per seconde een zogenaamd positron uit. Als zo’n positron tegen een elektron botst, verdwijnen beide deeltjes in het niets. Einsteins welbekende wet, E=MC2, schrijft voor dat hierbij energie vrijkomt. Dit gebeurt in de vorm van twee gammadeeltjes, fotonen, die in een exact tegengestelde richting wegschieten.”
2 Het radioactieve bolletje van Stellema zendt vier miljoen keer seconde een positron uit, dat bijna meteen een elektron tegenkomt. Bij deze botsing heffen de deeltjes elkaar op, en zenden daarbij gammastraling uit. Deze worden opgevangen door twee detectoren. Door denkbeeldige verbindingslijnen van een aantal inslagplekken te bepalen, kande plaats van het bolletje ” real time ” berekend worden.
Met zijn twee tegenover elkaar opgestelde camera’s kon Stellema de inslagen van de twee fotonen detecteren. Hij wist dat het radioactieve glasbolletje zich op een denkbeeldige lijn tussen deze inslagplekken moest bevinden. Een tweede paar inslagen en daarmee een tweede lijn, volstonden om de precieze positie van het deeltje te bepalen: op het snijpunt van de lijnen.
De vier miljoen positronen die het glazen bolletje per seconde uitzendt, zorgen gelukkig niet allemaal voor een paar inslagen op de camera’s. Stellema rekent de afvalrace voor: ,,Van de vier miljoen paren fotonen die ontstaan, legt slechts tien procent als paar de afstand tot de camera’s af. Van de rest sneuvelt ten minste één foton, waardoor er geen lijn meer te trekken valt. Door het beperkte detectoroppervlak van de camera’s valt slechts dertig procent van de paren die de afstand überhaupt halen, op de detector. Doordat de camera’s maar ongeveer achttien procent van de inslagen detecteren, blijven er uiteindelijk vierduizend lijnen per seconde over.”
Dikzak
Stellema ontwikkelde algoritmen die hiervan razendsnel de beste vierhonderd lijnen selecteerden. Zo wist hij veertig maal per seconde het deeltje te traceren.
De plaatjes die zo ontstonden zijn vergelijkbaar met een ansichtkaart van London-by-night, waarop je de bewegingen van auto’s door de straten kunt volgen aan de hand van de lichtsporen van de koplampen. Stellema wist met zijn PEPT-methode de beweging van de vaste stof in de IFB-reactor zichtbaar te maken. Hij is ervan overtuigd dat de meetmethode ook gebruikt gaat worden om de stromingsprofielen in andere apparaten te bepalen.
,,De sectie apparatenbouw procesindustrie heeft al laten weten dat ze graag de bewegingen van kristallen in een kristallisator zou willen volgen. En een Zaanse cacaofabrikant wil weten wat er in z’n maalinstallatie gebeurt.”
Voorlopig is de methode nog beperkt door de grootte van de camera’s en kunnen slechts reactoren met een labschaal van enkele decimeters onderzocht worden. Stellema legt uit hoe dit komt: ,,De gammacamera’s worden ontwikkeld in de medische industrie, waar veel geld voor dit soort onderzoek beschikbaar is. De camera’s hoeven dus niet groter te zijn dan de doorsnede van een flinke dikzak.”
,
Het was niet de vraag naar het stromingspatroon in een koffiemolen die Stellema mocht uitzoeken. Zijn scheikunde-vakgroep, chemical reactor engineering, was meer geïnteresseerd in de beweging van vaste stof in de zogenaamde IFB-reactor. Deze interconnected fluidized bed reactor werd sinds 1989 bij de vakgroep ontwikkeld. En net als in een koffiemolen kun je niet goed zien hoe de vaste stof binnenin precies beweegt.
De IFB-reactor bestaat uit vier onderling verbonden bedden, waarin vaste-stofdeeltjes worden gefluïdiseerd. Door van onderen gas in de reactor te blazen, wordt de vaste stof in de bedden opgewerveld. Als twee bedden hard gefluïdiseerd worden en de twee tussenliggende langzamer, gaat de vaste stof door het systeem circuleren. De deeltjes worden dan uit de hard gefluïdiseerde bedden geblazen en vallen in de langzamer vloeiende gedeeltes. Daar neemt de druk toe (want meer vaste stof), en dat zorgt er op zijn beurt weer voor dat de deeltjes naar de hard beluchte gedeeltes worden geperst. Daarmee is het kringetje rond.
Toepassingen vindt de IFB-reactor in chemische processen waarin de deeltjes een continue cyclus van de- en reactivatie doorlopen. De hard gefluïdiseerde bedden doen het eigenlijke werk, terwijl de andere twee bedden ervoor zorgen dat de deeltjes blijven rondstromen. ,,In conventionele vaste-stofcirculatiesystemen vindt dit transport plaats in pijpen met hoeken en bochten, waarin de deeltjes door de hoge snelheden snel beschadigen. De IFB-reactor heeft dit nadeel niet en is daarnaast compacter en eenvoudiger te ontwerpen”, aldus Stellema.
1 De IFB-reactor bestaat uit vier onderling verbonden kamers, waarin een mengsel van deeltjes en gas rondwervelt. De snelheid van de gasstroom die onderin wordt ingeblazen verschilt per kamer; de deeltjes gaan door de stromings- en drukverschillen in de reactor circuleren.
Rommelmarkt
Toen Stellema werd gevraagd de verblijftijd en het menggedrag van de reactor te onderzoeken, had hij al leren kijken naar systemen waar het menselijk oog tekort schiet. Hij studeerde in Canada af op het detecteren van scheurtjes in warmtewisselaars: hij haalde een magneetspoel door de pijpen en lette op afwijkingen in het afgegeven elektrische signaal. In Delft ging hij aan de slag met radioactieve tracers. Het onderzoek moest vanwege de radioactieve materialen in het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) plaatsvinden. Stellema: ,,Voordat ik met radioactieve materialen mocht werken, moest ik eerst een aantal stralingsdiploma’s halen.”
Stellema probeerde tijdens de eerste jaren van zijn onderzoekverscheidene methodes uit. Die leverden wel resultaten op, maar de echte doorbraak kwam pas toen een collega hem attendeerde op een gammacamera die hij van Shell kon overnemen. Voor Stellema was dit een cruciaal moment:,,Een onderzoek heeft een zekere kritische massa nodig om vanzelf te gaan lopen. Er is een moment waarop je weet dat een onderzoek écht wat gaat worden. Voor mij was dat op het moment dat ik die camera kreeg.”
Gammacamera’s zijn door de medische wetenschap ontwikkeld om onder meer PET-scans mee te maken. Een patiënt krijgt dan radioactieve stof ingespoten die op een bepaalde plek in het lichaam hecht. Met gammastraal-gevoelige detectoren wordt de straling van de stof opgevangen, zodat er een beeld van het lichaamsdeel ontstaat.
Stellema en zijn collega’s stonden wel even te kijken toen de camera bij het IRI arriveerde: die bleek met randapparatuur en loden schermen erbij een vrachtwagen te vullen. Voor de metingen die hij wilde uitvoeren, had Stellema echter nog een tweede camera nodig. ,,We moesten lang zoeken op de rommelmarkt van de medische technologie voordat we er één vonden bij een ziekenhuis in Deventer.”
Ondernemend
Stellema omschrijft zichzelf als een ondernemende aio. Eén van de belangrijkste aspecten van zijn werk vindt hij dat hij zelf gereedschappen en expertise van verschillende vakgebieden, zoals de medische wereld, de scheikunde en de stralingskunde, heeft samengebracht. En dat hij zelf zijn meetopstelling in elkaar zette. ,,Ik heb vijf publicaties geschreven en dat is misschien niet zo veel, maar mensen met lijsten aan publicaties hebben vaak onderzoek gedaan met een bestaande opstelling. Een ingenieur aan de TU moet ook zelf een opstelling kunnen bedenken en bouwen.”
De opstelling die Stellema met de twee camera’s bouwde, was het Positron Emitting Particle Tracking systeem, kortweg PEPT genoemd. Dit systeem stelde hem in staat om in zijn IFB-reactor de positie van één enkel radioactief deeltje te volgen. Een deeltje dat ook nog eens veel sneller bewoog dan de stoffen in het menselijk lichaam. Het door hem ontwikkelde PEPT-systeem volgt met een resolutie van minder dan vijftien millimeter continu de positie van een deeltje dat met een snelheid van één meter per seconde door de reactor beweegt.
Het deeltje waarvan Stellema de dans door de reactor volgde was een minuscuul glazen bolletje, dat door bestraling met de IRI-reactor radioactief was gemaakt. Stellema: ,,De koperatomen in het 500 micrometer metende bolletje zenden zo’n vier miljoen maal per seconde een zogenaamd positron uit. Als zo’n positron tegen een elektron botst, verdwijnen beide deeltjes in het niets. Einsteins welbekende wet, E=MC2, schrijft voor dat hierbij energie vrijkomt. Dit gebeurt in de vorm van twee gammadeeltjes, fotonen, die in een exact tegengestelde richting wegschieten.”
2 Het radioactieve bolletje van Stellema zendt vier miljoen keer seconde een positron uit, dat bijna meteen een elektron tegenkomt. Bij deze botsing heffen de deeltjes elkaar op, en zenden daarbij gammastraling uit. Deze worden opgevangen door twee detectoren. Door denkbeeldige verbindingslijnen van een aantal inslagplekken te bepalen, kande plaats van het bolletje ” real time ” berekend worden.
Met zijn twee tegenover elkaar opgestelde camera’s kon Stellema de inslagen van de twee fotonen detecteren. Hij wist dat het radioactieve glasbolletje zich op een denkbeeldige lijn tussen deze inslagplekken moest bevinden. Een tweede paar inslagen en daarmee een tweede lijn, volstonden om de precieze positie van het deeltje te bepalen: op het snijpunt van de lijnen.
De vier miljoen positronen die het glazen bolletje per seconde uitzendt, zorgen gelukkig niet allemaal voor een paar inslagen op de camera’s. Stellema rekent de afvalrace voor: ,,Van de vier miljoen paren fotonen die ontstaan, legt slechts tien procent als paar de afstand tot de camera’s af. Van de rest sneuvelt ten minste één foton, waardoor er geen lijn meer te trekken valt. Door het beperkte detectoroppervlak van de camera’s valt slechts dertig procent van de paren die de afstand überhaupt halen, op de detector. Doordat de camera’s maar ongeveer achttien procent van de inslagen detecteren, blijven er uiteindelijk vierduizend lijnen per seconde over.”
Dikzak
Stellema ontwikkelde algoritmen die hiervan razendsnel de beste vierhonderd lijnen selecteerden. Zo wist hij veertig maal per seconde het deeltje te traceren.
De plaatjes die zo ontstonden zijn vergelijkbaar met een ansichtkaart van London-by-night, waarop je de bewegingen van auto’s door de straten kunt volgen aan de hand van de lichtsporen van de koplampen. Stellema wist met zijn PEPT-methode de beweging van de vaste stof in de IFB-reactor zichtbaar te maken. Hij is ervan overtuigd dat de meetmethode ook gebruikt gaat worden om de stromingsprofielen in andere apparaten te bepalen.
,,De sectie apparatenbouw procesindustrie heeft al laten weten dat ze graag de bewegingen van kristallen in een kristallisator zou willen volgen. En een Zaanse cacaofabrikant wil weten wat er in z’n maalinstallatie gebeurt.”
Voorlopig is de methode nog beperkt door de grootte van de camera’s en kunnen slechts reactoren met een labschaal van enkele decimeters onderzocht worden. Stellema legt uit hoe dit komt: ,,De gammacamera’s worden ontwikkeld in de medische industrie, waar veel geld voor dit soort onderzoek beschikbaar is. De camera’s hoeven dus niet groter te zijn dan de doorsnede van een flinke dikzak.”
Het was niet de vraag naar het stromingspatroon in een koffiemolen die Stellema mocht uitzoeken. Zijn scheikunde-vakgroep, chemical reactor engineering, was meer geïnteresseerd in de beweging van vaste stof in de zogenaamde IFB-reactor. Deze interconnected fluidized bed reactor werd sinds 1989 bij de vakgroep ontwikkeld. En net als in een koffiemolen kun je niet goed zien hoe de vaste stof binnenin precies beweegt.
De IFB-reactor bestaat uit vier onderling verbonden bedden, waarin vaste-stofdeeltjes worden gefluïdiseerd. Door van onderen gas in de reactor te blazen, wordt de vaste stof in de bedden opgewerveld. Als twee bedden hard gefluïdiseerd worden en de twee tussenliggende langzamer, gaat de vaste stof door het systeem circuleren. De deeltjes worden dan uit de hard gefluïdiseerde bedden geblazen en vallen in de langzamer vloeiende gedeeltes. Daar neemt de druk toe (want meer vaste stof), en dat zorgt er op zijn beurt weer voor dat de deeltjes naar de hard beluchte gedeeltes worden geperst. Daarmee is het kringetje rond.
Toepassingen vindt de IFB-reactor in chemische processen waarin de deeltjes een continue cyclus van de- en reactivatie doorlopen. De hard gefluïdiseerde bedden doen het eigenlijke werk, terwijl de andere twee bedden ervoor zorgen dat de deeltjes blijven rondstromen. ,,In conventionele vaste-stofcirculatiesystemen vindt dit transport plaats in pijpen met hoeken en bochten, waarin de deeltjes door de hoge snelheden snel beschadigen. De IFB-reactor heeft dit nadeel niet en is daarnaast compacter en eenvoudiger te ontwerpen”, aldus Stellema.
1 De IFB-reactor bestaat uit vier onderling verbonden kamers, waarin een mengsel van deeltjes en gas rondwervelt. De snelheid van de gasstroom die onderin wordt ingeblazen verschilt per kamer; de deeltjes gaan door de stromings- en drukverschillen in de reactor circuleren.
Rommelmarkt
Toen Stellema werd gevraagd de verblijftijd en het menggedrag van de reactor te onderzoeken, had hij al leren kijken naar systemen waar het menselijk oog tekort schiet. Hij studeerde in Canada af op het detecteren van scheurtjes in warmtewisselaars: hij haalde een magneetspoel door de pijpen en lette op afwijkingen in het afgegeven elektrische signaal. In Delft ging hij aan de slag met radioactieve tracers. Het onderzoek moest vanwege de radioactieve materialen in het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) plaatsvinden. Stellema: ,,Voordat ik met radioactieve materialen mocht werken, moest ik eerst een aantal stralingsdiploma’s halen.”
Stellema probeerde tijdens de eerste jaren van zijn onderzoekverscheidene methodes uit. Die leverden wel resultaten op, maar de echte doorbraak kwam pas toen een collega hem attendeerde op een gammacamera die hij van Shell kon overnemen. Voor Stellema was dit een cruciaal moment:,,Een onderzoek heeft een zekere kritische massa nodig om vanzelf te gaan lopen. Er is een moment waarop je weet dat een onderzoek écht wat gaat worden. Voor mij was dat op het moment dat ik die camera kreeg.”
Gammacamera’s zijn door de medische wetenschap ontwikkeld om onder meer PET-scans mee te maken. Een patiënt krijgt dan radioactieve stof ingespoten die op een bepaalde plek in het lichaam hecht. Met gammastraal-gevoelige detectoren wordt de straling van de stof opgevangen, zodat er een beeld van het lichaamsdeel ontstaat.
Stellema en zijn collega’s stonden wel even te kijken toen de camera bij het IRI arriveerde: die bleek met randapparatuur en loden schermen erbij een vrachtwagen te vullen. Voor de metingen die hij wilde uitvoeren, had Stellema echter nog een tweede camera nodig. ,,We moesten lang zoeken op de rommelmarkt van de medische technologie voordat we er één vonden bij een ziekenhuis in Deventer.”
Ondernemend
Stellema omschrijft zichzelf als een ondernemende aio. Eén van de belangrijkste aspecten van zijn werk vindt hij dat hij zelf gereedschappen en expertise van verschillende vakgebieden, zoals de medische wereld, de scheikunde en de stralingskunde, heeft samengebracht. En dat hij zelf zijn meetopstelling in elkaar zette. ,,Ik heb vijf publicaties geschreven en dat is misschien niet zo veel, maar mensen met lijsten aan publicaties hebben vaak onderzoek gedaan met een bestaande opstelling. Een ingenieur aan de TU moet ook zelf een opstelling kunnen bedenken en bouwen.”
De opstelling die Stellema met de twee camera’s bouwde, was het Positron Emitting Particle Tracking systeem, kortweg PEPT genoemd. Dit systeem stelde hem in staat om in zijn IFB-reactor de positie van één enkel radioactief deeltje te volgen. Een deeltje dat ook nog eens veel sneller bewoog dan de stoffen in het menselijk lichaam. Het door hem ontwikkelde PEPT-systeem volgt met een resolutie van minder dan vijftien millimeter continu de positie van een deeltje dat met een snelheid van één meter per seconde door de reactor beweegt.
Het deeltje waarvan Stellema de dans door de reactor volgde was een minuscuul glazen bolletje, dat door bestraling met de IRI-reactor radioactief was gemaakt. Stellema: ,,De koperatomen in het 500 micrometer metende bolletje zenden zo’n vier miljoen maal per seconde een zogenaamd positron uit. Als zo’n positron tegen een elektron botst, verdwijnen beide deeltjes in het niets. Einsteins welbekende wet, E=MC2, schrijft voor dat hierbij energie vrijkomt. Dit gebeurt in de vorm van twee gammadeeltjes, fotonen, die in een exact tegengestelde richting wegschieten.”
2 Het radioactieve bolletje van Stellema zendt vier miljoen keer seconde een positron uit, dat bijna meteen een elektron tegenkomt. Bij deze botsing heffen de deeltjes elkaar op, en zenden daarbij gammastraling uit. Deze worden opgevangen door twee detectoren. Door denkbeeldige verbindingslijnen van een aantal inslagplekken te bepalen, kande plaats van het bolletje ” real time ” berekend worden.
Met zijn twee tegenover elkaar opgestelde camera’s kon Stellema de inslagen van de twee fotonen detecteren. Hij wist dat het radioactieve glasbolletje zich op een denkbeeldige lijn tussen deze inslagplekken moest bevinden. Een tweede paar inslagen en daarmee een tweede lijn, volstonden om de precieze positie van het deeltje te bepalen: op het snijpunt van de lijnen.
De vier miljoen positronen die het glazen bolletje per seconde uitzendt, zorgen gelukkig niet allemaal voor een paar inslagen op de camera’s. Stellema rekent de afvalrace voor: ,,Van de vier miljoen paren fotonen die ontstaan, legt slechts tien procent als paar de afstand tot de camera’s af. Van de rest sneuvelt ten minste één foton, waardoor er geen lijn meer te trekken valt. Door het beperkte detectoroppervlak van de camera’s valt slechts dertig procent van de paren die de afstand überhaupt halen, op de detector. Doordat de camera’s maar ongeveer achttien procent van de inslagen detecteren, blijven er uiteindelijk vierduizend lijnen per seconde over.”
Dikzak
Stellema ontwikkelde algoritmen die hiervan razendsnel de beste vierhonderd lijnen selecteerden. Zo wist hij veertig maal per seconde het deeltje te traceren.
De plaatjes die zo ontstonden zijn vergelijkbaar met een ansichtkaart van London-by-night, waarop je de bewegingen van auto’s door de straten kunt volgen aan de hand van de lichtsporen van de koplampen. Stellema wist met zijn PEPT-methode de beweging van de vaste stof in de IFB-reactor zichtbaar te maken. Hij is ervan overtuigd dat de meetmethode ook gebruikt gaat worden om de stromingsprofielen in andere apparaten te bepalen.
,,De sectie apparatenbouw procesindustrie heeft al laten weten dat ze graag de bewegingen van kristallen in een kristallisator zou willen volgen. En een Zaanse cacaofabrikant wil weten wat er in z’n maalinstallatie gebeurt.”
Voorlopig is de methode nog beperkt door de grootte van de camera’s en kunnen slechts reactoren met een labschaal van enkele decimeters onderzocht worden. Stellema legt uit hoe dit komt: ,,De gammacamera’s worden ontwikkeld in de medische industrie, waar veel geld voor dit soort onderzoek beschikbaar is. De camera’s hoeven dus niet groter te zijn dan de doorsnede van een flinke dikzak.”
Comments are closed.