De druk waar docenten en onderzoekers aan universiteiten onder staan, is geen individuele ervaring, maar een structureel probleem. Erken dat, schrijft Bob van Vliet.
In het nieuwe meerjarenplan van mijn faculteit las ik dat we de afgelopen jaren zijn doorgekomen ‘zonder de staf te overbelasten’.
Ik moest denken aan de collega die twitterde dat hij blij was dat het weer maandag was. Na twintig uur werken in het weekend voelt de werkelijke werkweek immers als een eitje, schreef hij. En blijkbaar is dat normaal voor hem. Een paar weken later schreef hij dat hij in geen maanden een vrij weekend had gehad.
Ik moest denken aan de collega die in een overleg over een stel voorlichtingsdocumenten beloofde dat hij de besproken wijzigingen die avond zou verwerken en publiceren. Hij zei het alsof dat de normaalste zaak van de wereld was.
Ik moest denken aan de collega die een prof probeert te ondersteunen bij het organiseren van zijn vak. Maar die prof heeft nauwelijks tijd om haar voorstellen te bespreken. Hij komt er niet eens aan toe om te hélpen bij de voorbereiding van zijn eigen vak.
Ik moest denken aan onze promovendi, die zo’n beetje allemaal na afloop van hun aanstelling onbetaald door moeten werken om hun dissertatie af te ronden. Aan alle mensen die ik tussen de middag met een broodje over hun toetsenbord gebogen zie zitten. Enzovoorts.
‘De werkdruk is nu niet beheersbaar en acceptabel’
Ik moest denken aan het onderzoek van WOinActie, AOb, en FNV, dat liet zien dat docenten en onderzoekers op Nederlandse universiteiten gemiddeld twaalf tot vijftien uur per week onbetaald overwerken. En aan de harde woorden van de Arbeidsinspectie, die op basis van haar eigen onderzoek concludeert dat het beleid van universiteiten om werkdruk aan te pakken volkomen onvoldoende is. Het probleem wordt neergelegd bij individuele werknemers, constateert de Inspectie, in plaats van dat de structurele oorzaken van het probleem erkend en aangepakt worden.
Ook in Delft wordt dit onvoldoende erkend. Wanneer je stelt dat het doel is om de werkdruk ‘beheersbaar te houden’ of ‘binnen acceptabele grenzen te houden’, zoals mijn faculteit doet, dan impliceer je dat die nu beheersbaar en acceptabel is. En dat is ze niet. Wanneer je schrijft over ‘door medewerkers ervaren werkdruk’ of ‘bovenmatige werkdruk bij sommige individuele docenten’ dan impliceer je dat het probleem bij het individu ligt, of zelfs dat het maar voor sommigen een probleem is. Maar dat ligt het niet, en dat is het niet.
Nu snap ik natuurlijk wel dat dit alles niet zomaar opgelost is. En er staan heus een paar goede en concrete voorstellen in dat jaarplan. En het zal altijd zo blijven dat docenten en onderzoekers thuis op de bank, onder de douche, of tijdens een wandeling aan hun onderzoek of onderwijs denken. Veel van ons doen dit werk uit overtuiging.
Maar dat bijna iedereen regelmatig ‘s avonds en in het weekend achter de computer zit om mails te beantwoorden of aanvragen te schrijven, is niet acceptabel. En als we daar ooit échte, structurele verandering in willen, dan begint dat met erkennen – en dus opschrijven – dat het probleem groot en structureel is. “Systematische roofbouw”, zoals Ingrid Robeyns terecht zegt.
Bob van Vliet is docent bij de faculteit 3mE en gespecialiseerd in ontwerponderwijs. Reacties zijn welkom via B.vanVliet@tudelft.nl.
Bob van Vliet / Columnist
Comments are closed.