Wetenschap

Chloor prikkelt milieudiscussie

Hoe bepaal je of een product milieuvriendelijk is of niet? Milieuwetenschappers ontwikkelden een methode waarmee ze alle milieu-aspecten in kaart kunnen brengen. Promovendus Remke Bras-Klapwijk waarschuwt dat deze methode grote beperkingen heeft.

Steeds meer producten hebben een embleem van het milieu- of ecokeur. Producten kunnen dit keurmerk verdienen na een uitvoerig onderzoek naar de milieu-aspecten tijdens hun gehele levenscyclus. Onderzoekers spreken van een levenscyclusanalyse. Volgende week dinsdag promoveert Remke Bras-Klapwijk op haar studie naar het gebruik van deze methodes bij de besluitvorming over milieuproblematiek. Onderzoek dat zij verrichtte in de vakgroep beleidsanalyse van Technische Bestuurskunde.

,,Het is moeilijk om objectief te beoordelen of een product milieuvriendelijk is of niet”, vertelt de Delftse onderzoeker. ,,Het is een complex probleem omdat alle aspecten zo verweven zijn. Veel hangt af van je eigen standpunt ten opzichte van het milieu en wat je zelf wenselijk vind. Daarom denk ik dat er geen objectieve methodes zijn om deze problematiek op te lossen. Ik geloof niet dat er absolute antwoorden zijn.”

Om als consument milieubewust te werk te kunnen gaan, moet toch duidelijk zijn of een product min of meer milieuvriendelijk is: niet alleen tijdens maar ook voor of na het gebruik. Milieuvervuiling kan namelijk ook optreden in de productiefase, bij de recycling of bij de verwerking van de niet-recyclebare delen. Zo kunnen wasmachines milieuvriendelijk geproduceerd worden, maar verslinden ze bij een wasbeurt veel energie en water. En bij aluminium is de gebruikersfase juist milieuvriendelijk, terwijl veel energie nodig is om het aluminium te smelten.


1 Illustratie: Gripp
Wasmachine

Het besef dat milieubelasting kan optreden in de gehele levenscyclus leidde in 1992 tot de uitgave van een Nederlands handboek voor het opzetten van levenscyclusanalyses, dat ook internationaal aansloeg. De analyse beperkt zich niet tot een bepaalde vorm van vervuiling. Luchtvervuiling, bodemvervuiling, broeikaseffect, vermesting, lawaai en zure regen kunnen allemaal meespelen. In het voorbeeld van de wasmachine is niet alleen het energie-aspect belangrijk maar ook eventuele vervuiling door het afgevoerde water.

De levenscyclusanalyse is een goed hulpmiddel om in kaart te brengen waar milieuwinst te halen valt. Een analyse van elektriciteitskabels laat zien dat de milieubelasting van de kunststof omhulsels in het niet valt bij dat van het koper. Milieuwinst is dus mogelijk als de kabelproducenten het hergebruik van koper zouden stimuleren.

De verwachting was dat wetenschappers met de levenscyclusanalyse ook objectieve uitspraken over de milieubelasting van producten zouden kunnen doen. En daarmee een einde zouden kunnen maken aan debatten zoals katoenen luier versus papieren luier. Maar volgens de promovendus Bras-Klapwijk is dit niet mogelijk. ,,Een oordeel over een product is gebaseerd op normen en waarden. Verschillende interpretaties zijn mogelijk omdat onze kennis van stoffen in het milieu zeer beperkt is. Het komt nogal eens voor dat sommige onderzoekers het gebruik van een bepaald product milieuvriendelijk noemen terwijl anderen het tegenovergestelde beweren.”

Als voorbeeld heeft de onderzoeker in haar proefschrift de producten genomen waarin PVC (polyvinylchloride) verwerkt is. Levenscyclusstudies laten tegenstrijdige uitkomsten zien. Volgens de één is PVC een goed milieuvriendelijk alternatief, terwijl een ander dat juist niet vindt.
Tegenstrijdig

PVC wordt vooral gebruikt in kantoorartikelen (plakband, pennen en vlakgom), speelgoed en in de bouw (kozijnen, behang en elektriciteitsbuizen). Bij de verbranding van PVC komen de zeer giftige dioxinen vrij. Eind jaren tachtig schrok Nederland op van de hoge dioxinegehaltes in de melk van koeien uit de Lickebaertpolder bij Vlaardingen. De dioxinen waren afkomstig van deafvalverbranding door de nabije gelegen Afvalverwerking Rijnmond. Onder druk van de publieke opinie weigerde Albert Heijn daarop verpakkingen met PVC. Met resultaat. Nu zijn bijna alle verpakkingen PVC-vrij.

Het chloor in PVC is een grote boosdoener. Er bestaan meer dan tienduizend chloorverbindingen die samen in zestig procent van alle producten voorkomen of bij de productie nodig zijn. Van een aantal chloorverbindingen is bekend dat ze giftig zijn. Ze tasten bijvoorbeeld het hormoonstelsel van de mens aan, wat kan leiden tot onvruchtbaarheid en schildklierproblemen bij baby’s. Van andere chloorverbindingen is niet duidelijk in welke mate ze schadelijk zijn voor de mens.

In haar onderzoek heeft Bras-Klapwijk zoveel mogelijk informatie over de PVC-chloordiscussie verzameld. Zij vroeg documenten op en hield interviews met de verschillende deelnemers aan de discussie. ,,Het kernconflict,” legt ze uit, ,,is dat de verschillende organisaties tegenstrijdig omgaan met de onzekerheid over de schadelijkheid van stoffen. De één acht bijvoorbeeld meer bewijsmateriaal nodig om over de giftigheid van een stof te kunnen oordelen dan een ander.”

Het standpunt van de milieuorganisaties is een totaal verbod van chloor. Zij redeneren dat zolang je niet weet wat de gevolgen zijn, je de stoffen beter niet kan gebruiken. Het zou immers best zo kunnen zijn dat de gevolgen zich pas over dertig jaar openbaren. Alles is schadelijk totdat het tegendeel bewezen is.

De chemische industrie zegt dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om een dergelijke rigoureuze stelling in te nemen. Onder druk van de publieke opinie en de overheid werkt de industrie wel aan een vermindering van de uitstoot van chloorverbindingen tijdens de productiefase en bij de verbranding.
Neutraal

Het ministerie van VROM heeft opdracht gegeven voor veel onderzoek en studies om tot een beslissing te komen over het gebruik van chloor. Een aantal producten zal de overheid op den duur verbieden, maar een algemeen verbod op chloorproducten zit er op dit moment niet in.

Maar volgens de promovendus hebben wetenschappers in deze studies te weinig oog voor de onzekerheden. ,,In de levenscyclusanalyses over PVC die ik onderzocht heb, nemen wetenschappers moeilijk te kwantificeren aspecten niet mee. Impliciet kiezen zij daarmee de zijde van de industrie. Levenscyclusanalyses zijn niet politiek neutraal en moeten dus niet als zodanig gepresenteerd worden.”

Bras-Klapwijk pleit voor een open discussie waarin de uitgangspunten en beperkingen van levenscyclusanalyses zichtbaar zijn. Een discussie waarin de onzekerheden juist meer aandacht krijgen zodat de uitkomst van de discussie niet éénduidig is. Er zijn dan meerdere antwoorden mogelijk.

Met deze conclusie volgt de onderzoeker een nieuwe ontwikkeling voor het gebruik van wetenschappelijk kennis door beleidsmakers. Sinds de Tweede Wereldoorlog gebruiken beleidsmakers wetenschappelijke kennis als een rationeel instrument. De levenscyclusanalyses zijn een goed voorbeeld. Het is een kwantitatieve methode die beoogt een eenduidig oordeel te geven over de milieuvriendelijkheid van producten.

De laatste tijd neemt onder beleidswetenschappers het enthousiasme voor deze rationele aanpak af. Ze hebben alternatieven ontwikkeld die bijvoorbeeld sterk leunen op een postmoderne levensvisies waarin kennis en waarden niet los van elkaar staan. De discussie staat centraal met als doel een oplossing te zoeken die voor alle deelnemers acceptabel is.

Toch staat niet iedereen achter de aanbevelingen van de Delftse promovendus. Zij zelf daarover: ,,Er zijn wetenschappers die betere, objectievere criteria voor de levenscyclusanalyses proberen te vinden. Ik denk niet dat dit de oplossing is. Ik ben bang dat dit snel tot een welles-nietes discussie leidt, waar niemand bij gebaat is.”

Steeds meer producten hebben een embleem van het milieu- of ecokeur. Producten kunnen dit keurmerk verdienen na een uitvoerig onderzoek naar de milieu-aspecten tijdens hun gehele levenscyclus. Onderzoekers spreken van een levenscyclusanalyse. Volgende week dinsdag promoveert Remke Bras-Klapwijk op haar studie naar het gebruik van deze methodes bij de besluitvorming over milieuproblematiek. Onderzoek dat zij verrichtte in de vakgroep beleidsanalyse van Technische Bestuurskunde.

,,Het is moeilijk om objectief te beoordelen of een product milieuvriendelijk is of niet”, vertelt de Delftse onderzoeker. ,,Het is een complex probleem omdat alle aspecten zo verweven zijn. Veel hangt af van je eigen standpunt ten opzichte van het milieu en wat je zelf wenselijk vind. Daarom denk ik dat er geen objectieve methodes zijn om deze problematiek op te lossen. Ik geloof niet dat er absolute antwoorden zijn.”

Om als consument milieubewust te werk te kunnen gaan, moet toch duidelijk zijn of een product min of meer milieuvriendelijk is: niet alleen tijdens maar ook voor of na het gebruik. Milieuvervuiling kan namelijk ook optreden in de productiefase, bij de recycling of bij de verwerking van de niet-recyclebare delen. Zo kunnen wasmachines milieuvriendelijk geproduceerd worden, maar verslinden ze bij een wasbeurt veel energie en water. En bij aluminium is de gebruikersfase juist milieuvriendelijk, terwijl veel energie nodig is om het aluminium te smelten.


1 Illustratie: Gripp
Wasmachine

Het besef dat milieubelasting kan optreden in de gehele levenscyclus leidde in 1992 tot de uitgave van een Nederlands handboek voor het opzetten van levenscyclusanalyses, dat ook internationaal aansloeg. De analyse beperkt zich niet tot een bepaalde vorm van vervuiling. Luchtvervuiling, bodemvervuiling, broeikaseffect, vermesting, lawaai en zure regen kunnen allemaal meespelen. In het voorbeeld van de wasmachine is niet alleen het energie-aspect belangrijk maar ook eventuele vervuiling door het afgevoerde water.

De levenscyclusanalyse is een goed hulpmiddel om in kaart te brengen waar milieuwinst te halen valt. Een analyse van elektriciteitskabels laat zien dat de milieubelasting van de kunststof omhulsels in het niet valt bij dat van het koper. Milieuwinst is dus mogelijk als de kabelproducenten het hergebruik van koper zouden stimuleren.

De verwachting was dat wetenschappers met de levenscyclusanalyse ook objectieve uitspraken over de milieubelasting van producten zouden kunnen doen. En daarmee een einde zouden kunnen maken aan debatten zoals katoenen luier versus papieren luier. Maar volgens de promovendus Bras-Klapwijk is dit niet mogelijk. ,,Een oordeel over een product is gebaseerd op normen en waarden. Verschillende interpretaties zijn mogelijk omdat onze kennis van stoffen in het milieu zeer beperkt is. Het komt nogal eens voor dat sommige onderzoekers het gebruik van een bepaald product milieuvriendelijk noemen terwijl anderen het tegenovergestelde beweren.”

Als voorbeeld heeft de onderzoeker in haar proefschrift de producten genomen waarin PVC (polyvinylchloride) verwerkt is. Levenscyclusstudies laten tegenstrijdige uitkomsten zien. Volgens de één is PVC een goed milieuvriendelijk alternatief, terwijl een ander dat juist niet vindt.
Tegenstrijdig

PVC wordt vooral gebruikt in kantoorartikelen (plakband, pennen en vlakgom), speelgoed en in de bouw (kozijnen, behang en elektriciteitsbuizen). Bij de verbranding van PVC komen de zeer giftige dioxinen vrij. Eind jaren tachtig schrok Nederland op van de hoge dioxinegehaltes in de melk van koeien uit de Lickebaertpolder bij Vlaardingen. De dioxinen waren afkomstig van deafvalverbranding door de nabije gelegen Afvalverwerking Rijnmond. Onder druk van de publieke opinie weigerde Albert Heijn daarop verpakkingen met PVC. Met resultaat. Nu zijn bijna alle verpakkingen PVC-vrij.

Het chloor in PVC is een grote boosdoener. Er bestaan meer dan tienduizend chloorverbindingen die samen in zestig procent van alle producten voorkomen of bij de productie nodig zijn. Van een aantal chloorverbindingen is bekend dat ze giftig zijn. Ze tasten bijvoorbeeld het hormoonstelsel van de mens aan, wat kan leiden tot onvruchtbaarheid en schildklierproblemen bij baby’s. Van andere chloorverbindingen is niet duidelijk in welke mate ze schadelijk zijn voor de mens.

In haar onderzoek heeft Bras-Klapwijk zoveel mogelijk informatie over de PVC-chloordiscussie verzameld. Zij vroeg documenten op en hield interviews met de verschillende deelnemers aan de discussie. ,,Het kernconflict,” legt ze uit, ,,is dat de verschillende organisaties tegenstrijdig omgaan met de onzekerheid over de schadelijkheid van stoffen. De één acht bijvoorbeeld meer bewijsmateriaal nodig om over de giftigheid van een stof te kunnen oordelen dan een ander.”

Het standpunt van de milieuorganisaties is een totaal verbod van chloor. Zij redeneren dat zolang je niet weet wat de gevolgen zijn, je de stoffen beter niet kan gebruiken. Het zou immers best zo kunnen zijn dat de gevolgen zich pas over dertig jaar openbaren. Alles is schadelijk totdat het tegendeel bewezen is.

De chemische industrie zegt dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om een dergelijke rigoureuze stelling in te nemen. Onder druk van de publieke opinie en de overheid werkt de industrie wel aan een vermindering van de uitstoot van chloorverbindingen tijdens de productiefase en bij de verbranding.
Neutraal

Het ministerie van VROM heeft opdracht gegeven voor veel onderzoek en studies om tot een beslissing te komen over het gebruik van chloor. Een aantal producten zal de overheid op den duur verbieden, maar een algemeen verbod op chloorproducten zit er op dit moment niet in.

Maar volgens de promovendus hebben wetenschappers in deze studies te weinig oog voor de onzekerheden. ,,In de levenscyclusanalyses over PVC die ik onderzocht heb, nemen wetenschappers moeilijk te kwantificeren aspecten niet mee. Impliciet kiezen zij daarmee de zijde van de industrie. Levenscyclusanalyses zijn niet politiek neutraal en moeten dus niet als zodanig gepresenteerd worden.”

Bras-Klapwijk pleit voor een open discussie waarin de uitgangspunten en beperkingen van levenscyclusanalyses zichtbaar zijn. Een discussie waarin de onzekerheden juist meer aandacht krijgen zodat de uitkomst van de discussie niet éénduidig is. Er zijn dan meerdere antwoorden mogelijk.

Met deze conclusie volgt de onderzoeker een nieuwe ontwikkeling voor het gebruik van wetenschappelijk kennis door beleidsmakers. Sinds de Tweede Wereldoorlog gebruiken beleidsmakers wetenschappelijke kennis als een rationeel instrument. De levenscyclusanalyses zijn een goed voorbeeld. Het is een kwantitatieve methode die beoogt een eenduidig oordeel te geven over de milieuvriendelijkheid van producten.

De laatste tijd neemt onder beleidswetenschappers het enthousiasme voor deze rationele aanpak af. Ze hebben alternatieven ontwikkeld die bijvoorbeeld sterk leunen op een postmoderne levensvisies waarin kennis en waarden niet los van elkaar staan. De discussie staat centraal met als doel een oplossing te zoeken die voor alle deelnemers acceptabel is.

Toch staat niet iedereen achter de aanbevelingen van de Delftse promovendus. Zij zelf daarover: ,,Er zijn wetenschappers die betere, objectievere criteria voor de levenscyclusanalyses proberen te vinden. Ik denk niet dat dit de oplossing is. Ik ben bang dat dit snel tot een welles-nietes discussie leidt, waar niemand bij gebaat is.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.