Opinie

Bijbaantjes belangrijk voor academische vorming

Anders dan ex-studentenraadsvoorzitter Jeroen Coppelmans meent, zijn bijbaantjes wel degelijk belangrijk voor de academische vorming van studenten, meent Ingrid Bonnet.

/strong>

Patiënten verzorgen in de thuiszorg, is dat niet relevant? Of bier tappen in een café, soep koken in een ziekenhuiskeuken, vakken vullen bij de supermarkt? Misschien verrijk je er niet direct je technische kwaliteiten mee, maar dat dergelijke bijbaantjes niet bijdragen aan academische vorming, dat vind ik niet. Tenminste, ze doen het niet minder dan het door Jeroen Coppelmans geprezen lidmaatschap van een studentenvereniging, dan bestuurservaring of sporten.

In zijn lezing bij de opening van het academisch jaar stelde Coppelmans, ex-voorzitter van de studentenraad, dat studenten hun tijd verdoen met bijbaantjes. Dit zou de academische vorming niet ten goede komen.

Ik ben verbaasd over Coppelmans’ ideeën. Ik denk niet dat het helpt studenten geheel voor te schrijven hoe zij een goede ingenieur worden.

Natuurlijk, als je actief lid bent van een vereniging (dus je na de eventuele introductie niet alleen maar laat vollopen aan de bar), in een bestuur zit of sport, leer je samen te werken. En dat is heel nuttig, want een ingenieur zal nog flink wat moeten overleggen met collega’s en opdrachtgevers voordat ze zijn ontwerp of plan begrijpen. Bovendien is het meteen een mooie gelegenheid om te netwerken, zodat die bestuursmaatjes, club- en teamgenoten later nog eens van pas kunnen komen.

Maar daar zit ook het nadeel. Want wie zijn er lid van dezelfde studentenvereniging, bestuur of sportclub (zou lidmaatschap van een muziekvereniging, een cursus bij Mekelweg 10 of een lezing van Studium Generale ook mogen?). Studenten. En zo blijven we gezellig in ons eigen vertrouwde kringetje ronddraaien.

Daarom zou ik me kunnen voorstellen dat de TU studenten verleidt tot het verzorgen van mensen in de thuiszorg, het tappen van bier in een café, het helpen in een instellingskeuken enzovoort. Zodat ze met niet-studenten in contact komen en ook weten wat er buiten hun eigen wereldje speelt. Zodat ze weten wie in de toekomst te maken krijgen met de apparatuur, het verkeer- en vervoerplan, het gebouw of de andere ingenieuze vinding die ze later ontwerpen. Buiten het vertrouwde universitaire wereldje kunnen opmerkelijke ideeën worden opgedaan door kennis te maken met andere prioriteiten, normen en waarden.

Maar laten we het gewoon niet doen. Laten we niets voorschrijven. Als de TU nou zorgt voor solide onderwijs en interessant onderzoek, dan moeten studenten zelf uitzoeken hoe ze hun studeer- en privéleven inrichten. Geen brave programmastudenten, maar ingenieurs die nu en later zelf de verantwoordelijkheid voor hun bezigheden kunnen dragen.

Redacteur van Delta

Anders dan ex-studentenraadsvoorzitter Jeroen Coppelmans meent, zijn bijbaantjes wel degelijk belangrijk voor de academische vorming van studenten, meent Ingrid Bonnet.

Patiënten verzorgen in de thuiszorg, is dat niet relevant? Of bier tappen in een café, soep koken in een ziekenhuiskeuken, vakken vullen bij de supermarkt? Misschien verrijk je er niet direct je technische kwaliteiten mee, maar dat dergelijke bijbaantjes niet bijdragen aan academische vorming, dat vind ik niet. Tenminste, ze doen het niet minder dan het door Jeroen Coppelmans geprezen lidmaatschap van een studentenvereniging, dan bestuurservaring of sporten.

In zijn lezing bij de opening van het academisch jaar stelde Coppelmans, ex-voorzitter van de studentenraad, dat studenten hun tijd verdoen met bijbaantjes. Dit zou de academische vorming niet ten goede komen.

Ik ben verbaasd over Coppelmans’ ideeën. Ik denk niet dat het helpt studenten geheel voor te schrijven hoe zij een goede ingenieur worden.

Natuurlijk, als je actief lid bent van een vereniging (dus je na de eventuele introductie niet alleen maar laat vollopen aan de bar), in een bestuur zit of sport, leer je samen te werken. En dat is heel nuttig, want een ingenieur zal nog flink wat moeten overleggen met collega’s en opdrachtgevers voordat ze zijn ontwerp of plan begrijpen. Bovendien is het meteen een mooie gelegenheid om te netwerken, zodat die bestuursmaatjes, club- en teamgenoten later nog eens van pas kunnen komen.

Maar daar zit ook het nadeel. Want wie zijn er lid van dezelfde studentenvereniging, bestuur of sportclub (zou lidmaatschap van een muziekvereniging, een cursus bij Mekelweg 10 of een lezing van Studium Generale ook mogen?). Studenten. En zo blijven we gezellig in ons eigen vertrouwde kringetje ronddraaien.

Daarom zou ik me kunnen voorstellen dat de TU studenten verleidt tot het verzorgen van mensen in de thuiszorg, het tappen van bier in een café, het helpen in een instellingskeuken enzovoort. Zodat ze met niet-studenten in contact komen en ook weten wat er buiten hun eigen wereldje speelt. Zodat ze weten wie in de toekomst te maken krijgen met de apparatuur, het verkeer- en vervoerplan, het gebouw of de andere ingenieuze vinding die ze later ontwerpen. Buiten het vertrouwde universitaire wereldje kunnen opmerkelijke ideeën worden opgedaan door kennis te maken met andere prioriteiten, normen en waarden.

Maar laten we het gewoon niet doen. Laten we niets voorschrijven. Als de TU nou zorgt voor solide onderwijs en interessant onderzoek, dan moeten studenten zelf uitzoeken hoe ze hun studeer- en privéleven inrichten. Geen brave programmastudenten, maar ingenieurs die nu en later zelf de verantwoordelijkheid voor hun bezigheden kunnen dragen.

Redacteur van Delta

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.