Opinie

In Amerika (2)

The New American University. De titel van Michael Crows inaugurele rede liet geen enkele twijfel bestaan over de ambities van de bestuursvoorzitter van Arizona State University (ASU).

Bij zijn aantreden in 2002 stelde Crow zich ten doel ASU om te vormen tot de nieuwe gouden standaard van het Amerikaanse onderwijssysteem. Dat systeem is volgens Crow hard aan vernieuwing toe, als het op een zinvolle manier wil bijdragen aan de brede maatschappelijke vraagstukken van deze tijd. Topuniversiteiten als Harvard, Yale, MIT en Princeton staan in zijn ogen symbool voor een verouderd model dat zich kenmerkt door zijn kachelpijpstructuur: de wetenschappelijke disciplines zijn gevangen in hun eigen nauwe probleemdefinities die alleen maar kunnen leiden tot gedeeltelijke oplossingen, terwijl de werkelijke, grensoverschrijdende uitdagingen onaangeroerd blijven. De nieuwe Amerikaanse universiteit daarentegen staat midden in de samenleving en neemt met probleemgestuurd onderzoek het voortouw in lokale en globale duurzaamheidkwesties.
Het bleef niet bij mooie woorden alleen. In zijn strijd tegen de academische verzuiling gooide Crow de hele blokkendoos van faculteiten en afdelingen overhoop en begon opnieuw te bouwen. Hij verving 20 van de 23 decanen, schafte diverse afdelingen af en richtte interdisciplinaire onderzoekscentra op zoals het Biodesign Institute, het Global Institute of Sustainability, en de School of Earth and Space Exploration, waar wetenschappers van diverse pluimage aan probleemgestuurde onderzoeksprojecten werken. ‘Intellectuele fusie’ is daarbij het sleutelwoord: onderzoekers kijken voorbij de grenzen van hun eigen disciplines en proberen gezamenlijke oplossingen te formuleren voor maatschappelijke vraagstukken. Zo werken microbiologen, procesingenieurs en sociale wetenschappers in het project Tubes in the Desert samen aan de productie van biobrandstoffen uit zonne-energie met behulp van blauwalgen.
Niet iedereen is even blij met de dadendrang van de voorzitter. Critici menen dat de bemoeizucht van Crow de universiteit uiteindelijk zal opbreken. Studenten klagen over de fors toegenomen studiekosten. Hoogleraren voelen zich onbegrepen, spreken over oude wijn in nieuwe zakken. Maar vooralsnog stijgen zowel de studentenaantallen als het aanzien van de universiteit in rap tempo. ASU is de jongste universiteit in de top 100 research/universities van de Carnegie Corporation, sponsors staan in de rij om onderzoeksprojecten te financieren en rondom de campus schieten nieuwe universiteitsgebouwen als paddenstoelen uit de grond. Zeven jaar na zijn aantreden is Crow een heel eind op weg met de verwezenlijking van zijn droom.
De succesvolle ondernemer die in een paar jaar tijd in zijn eentje een imperium uit de grond weet te stampen: Amerikaanser kan het niet. Toch zouden delen van het succesverhaal van Crow ook op universiteiten in andere culturen van toepassing kunnen zijn. Dat wetenschappelijke kwaliteit en maatschappelijke relevantie elkaar niet hoeven te bijten bijvoorbeeld. Dat interdisciplinair onderzoek tot onverwachte inzichten kan leiden. En vooral: dat breken met oude tradities vitaliserend kan werken. Misschien kunnen de ideeën van academische ontzuiling en interdisciplinariteit ook een frisse wind in de Hollandse polder laten waaien. Wie weet: misschien staat de nieuwe Nederlandse universiteit straks wel in Delft.

Dit is het tweede deel van een drieluik over het leven aan de Arizona State University.

Drs. Daan Schuurbiers is onderzoeker bij de werkgroep biotechnologie en maatschappij.

“Je hebt toch geen last van de brom? Ik ben bezig met een duurproef.” Anton Montagne verontschuldigt zich. Hij is blij met zijn nieuwe atelier in de Kromstraat. Hier heeft hij alle ruimte om klanten te ontvangen, cursussen en workshops voor te bereiden en bovenal in de weer te zijn met zijn apparatuur. Het knutselen met elektronica zat er al vroeg in. “Op mijn veertiende was ik een whizzkid met transistortjes. Ik bouwde kleine radio’s en versterkers. Op de hbs had ik een radio in een lucifersdoosje gemaakt, een soort walkman avant-la-lettre. Dat was magie, de chippen kwamen net. Het was zo duidelijk dat ik elektro ging doen.”
Op de voorlichtingsdag van de TH vertelden ze hem dat hij, als hij zo graag knutselde, beter naar de hts kon gaan. Bleek hij op de hts nóg de enige die knutselde. Na de hts ging hij alsnog naar de TH. “Ik koos meteen elektronische ontwerptechniek, bij mijn grote leermeester, Ernst Nordholt. Achteraf beschouwd was dat waarvoor ik naar Delft was gekomen. Ik leef nog steeds van het geven van cursussen in ontwerptechniek.”

Hokje
Tijdens zijn TH-afstudeerstage bij Philips in Nijmegen liet hij zich als hts’er in vaste dienst aannemen. “Dat leverde veel meer salaris op dan als TH-stagiair. Kwestie van je in het juiste ‘hokje’ laten indelen. Ik ontwierp chips in audio en video. Ik heb daar veel geleerd en mezelf in the picture kunnen zetten. Ben er daarna blijven hangen. Nu ja, ‘blijven hangen’, ik heb gewacht tot ik gevraagd werd. Als je niet gevraagd wordt, ben je niet goed. Als vrijgezel fietste ik dagelijks van Groesbeek, waar ik toen woonde, naar Nijmegen en terug. Altijd was de bakker dicht als ik terugkwam. Ik was de eerste die een arbeidscontract voor elkaar kreeg voor vier dagen per week. Ik wilde de vijfde dag mijn geld kunnen uitgeven. Ze vonden dat gek, maar accepteerden het.”

Na twee jaar had hij het gezien bij Philips. “Ik vond het een lome, weinig inspirerende omgeving. Als assistent op het elektronicapracticum in Delft verdiende ik goed genoeg. Ik gaf ook nog les op de avond-hts in Den Haag, reisde met de vouwfiets per trein heen en weer. Na de les ging ik nog anderhalf uur dirigeren. Ik had drie koren in die tijd.”
Op de hto, later opgegaan in de Haagse Hogeschool, begonnen post-hto (hoger technisch onderwijs)-cursussen in chips ontwerpen te lopen. Er bleek opleidingsbehoefte te zijn bij Philips Nijmegen. Montagne zag kansen om dingen te combineren. “Ik werd cursusleider in analoge en digitale technieken. In 1985 verkocht ik de eerste cursus aan een extern bedrijf: Philips Nijmegen. Ik had zes docenten en een rooster. Zelf gaf ik les in analoge elektronica-ontwerptechniek. Die cursus geef ik nog steeds.”
Met zijn vrijgezelle studentenleventje had hij meer dan genoeg aan zijn inkomen als cursusleider. “Dat gaf mij vrijheid. Geld is vrijheid voor mij.” Met een vriend begon hij in Delft een eigen bedrijf in elektronische productontwikkeling. Het runnen van een bedrijf met dertien man personeel bleek niet zijn stiel. Bovendien bleken beide partners op verschillende sporen te zitten. Na negen jaar verkochten ze de zaak. Montagne startte in 1996 zijn huidige eenmansonderneming. “Wat ik nu doe, als analoog expert, is voor tachtig procent mijn ‘ding’. En geloof me, je kunt er goed van leven. In analoge elektronica ben ik echt goed, het is mijn vak. Ik doe aan kennisoverdracht. Ik ontwikkel een concept, daarna fungeer ik als adviseur voor de opdrachtgever. Voor onder meer paradepaardjes als ASML, de wereldtop op het gebied van belichtingsapparatuur voor fabricage van computerchips.”

Naast zijn passie voor de analoge elektronica leeft Montagne zich uit in de muziek. “Ik zat tijdens mijn studententijd in een Leids koor. Omdat de dirigent een soort reservedirigent wilde hebben, ging ik een koordirectiecursus volgen. Op het Muzisch Centrum in Delft gaf Cees Rotteveel les. Een geweldige man, tegen wie ik enorm opkeek. Ik trok de stoute schoenen aan en stapte op hem af; als je niet durft dan leef je niet. Cees heeft me klaargestoomd voor die cursus. Op mijn afstudeerplechtigheid stond ik mijn eigen kamerkoor te dirigeren, met lollige stukjes.”
Montagne zag een reportage van de Vara over Jacques Brel, naar aanleiding van diens vijftiende sterfdag. De liedjes werden ondertiteld. “Hij zong over Madeleine. Hoe hij op haar stond te wachten met zijn bosje seringen, zichzelf wijsmakend: ze komt nog. Geweldige passie, in een spotje van één vierkante meter. Er ging in drie minuten een verhaal voorbij. Ik dacht: dát wil ik. Ik wilde hem niet nadoen, maar had wel zijn gedrevenheid. Je moet af en toe een lefgozertje zijn.”

Wat Montagne in Brel aansprak was de ultieme samensmelting van muziek en dichtkunst. Op zijn veertigste verjaardag kwam Guus Westdorp op visite, een Delftse pianist die hij kende van het Muzisch Centrum. “Ik had een boek van Brel gekocht, zei tegen Guus: ga achter de piano zitten, dan gaan we Brel zingen. Vervolgens besloten we in een malle bui om in ons stamcafé De Klok een Brel-avond te houden.”

Al in zijn studententijd ging Montagne op pad met zijn gitaar. Geld bij elkaar spelen met liedjes van Bob Dylan en Paul Simon. Had hij weer een week te eten. “Met Guus deed ik wat gitaardingetjes en het Brel-repertoire. We verzorgden elk half jaar een optreden in De Klok. Ik staand op het biljart, hij achter de piano. Het werd een fenomeen, de mensen stonden zelfs op straat te wachten. Elke keer namen we er een artiest bij. Ramses Shaffy, Youp van ’t Hek, Herman van Veen. Ik kon wel overtuigen, maar vond mijzelf helemaal geen goede zanger. Terwijl ik met Guus speelde, een professional.” Hij belde de operazangeres Djoke Winkler-Prins. “Weer een stap! Ik dacht: je gaat er helemaal voor of niet. Ze zei: je weet wat je wilt, daar hoef ik je niks over te leren, maar je techniek is waardeloos, dat kan ik je wél leren.”

Het duo schreef zich in voor een concours van Franse liedjes, in de Kleine Komedie in Amsterdam. “We wonnen de eerste prijs, met een lied van Brel dat al vaak vertolkt is. Vijfhonderdvijftig man in de zaal, het was adembenemend stil. De wisselwerking was perfect: uitstellen, wachten, met timing omgaan; het was echt betoverend. Zo’n moment dat je boven jezelf uitstijgt.”

Ze kwamen bij een ‘impresariaatje’ terecht, maar dat leidde tot niets. “Eigenlijk zijn we toen gestopt, het kostte vreselijk veel energie.” Toch kwamen er weer optredens. Van de voorstelling in Theater De Veste, afgelopen januari, is een demo-dvd gemaakt. “Als we daar twintig optredens uit kunnen slepen, is het kicken. We hebben vaak in kleine theatertjes gestaan en daar bijna altijd succes geboekt.”
Als hij moest kiezen, muziek of elektronica? Hij aarzelt kort. “Theater is mooi, maar ik denk toch elektronica. Als je nu een elektronicaprobleem aan mij geeft, kan ik daarin opgaan zonder te eten. Ik kan sommetjes maken die meer dan een dag duren. De kick is dat je iets helemaal gaat doorgronden en voor elkaar krijgt. Het trefwoord is complexiteit, puzzelen. Je moet met ongelofelijk veel dingen rekening houden. Er zijn veel mogelijkheden. Daarom geef ik ook cursussen ontwerpmethodieken, hoe je complexe zaken kunt ontrafelen. Dat is het leuke van het vak.” Montagne is een tevreden man. “Het is toch prachtig, dat je als eenmansbedrijf kunt samenwerken met de top van de industrie en daarvan ruim kunt bestaan? En daarnaast nog liedjes mag zingen in het theater?”

www.montagne.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.