Campus

Zuinige praktijkprofessor

Na dertig jaar middenin de energiewereld, is Jan de Wit sinds 2006 ‘praktijkprofessor’ op de Hanzehogeschool Groningen. Naast zijn werk bij TNO geeft hij hbo’ers zijn energiekennis door als lector energietoepassingen en puzzelt hij met hen op betere tuktuktaxi’s en duurzame warmtepompen.

Naam: Jan de Wit (58)
Woonplaats: Welsum
Verliefd/verloofd/getrouwd: Verliefd, drie kinderen
Studie: Werktuigbouwkunde en chemische technologie (Universiteit Twente)
Afstudeerrichting: Meet- en regeltechniek en procestechnologie
Afstudeerjaar: 1979 (TU Delft) en 1989 (Universiteit Twente)
Loopbaan: Jan de Wit begon zijn loopbaan bij TNO. Dertig jaar lang deed hij daar onderzoek. Hij onderzocht en verbeterde de energie-efficiency van processen in vrijwel alle sectoren van de industrie en vele objecten in de gebouwde omgeving. De belangrijkste disciplines waarmee hij zich bezighield waren thermodynamica, warmte- en koudetechniek, procesmodellering en kennis van warmte/kracht systemen, warmtepompen en warmtewisselaarnetwerken. In 2006 werd hij lector energietoepassingen aan de Hanzehogeschool Groningen

Wie over de drempel van de Hanzehogeschool Groningen loopt, schrikt op van het geratel van een tuktukbrommertje. Studenten van Jan de Wit pluizen na hoe ze de overdekte brommertaxi’s uit derdewereldlanden kunnen verbeteren. “We maken ze hybride en elektrisch, maar ik laat de studenten ook nadenken over hoe ze de apparaten zuiniger kunnen maken”, zegt De Wit trots over zijn leerlingen. “In veel arme landen hebben ze helemaal geen geld voor technische hoogstandjes. Tuktuks worden daar vaak per dag verhuurd. De benzine wordt ook per dag ingekocht. Er mag dus geen druppel te veel in de tank achter blijven als de tuktuk weer gestald wordt. Verbeteringen moeten deze mensen dus per dag in hun portemonnee terug zien. Dat is best een lastige opdracht voor studenten.”

Lectoren lopen nog niet zo gek lang op het hbo rond. In 2001 werden de eerste lectoren aangesteld om het hoger beroepsonderwijs naar een hoger niveau te krikken. Zij moesten de kloof tussen universiteit en hbo met behulp van meer onderzoek dichten. Sommige mensen noemen lectoren praktijkprofessoren, maar lector energietoepassingen aan de Hanzehogeschool Groningen, Jan de Wit, moet niets van die eretitel weten. “Ik vind die term onzinnig”, zegt hij. “Ik heb helemaal niet dezelfde aspiraties als sommige hoogleraren op de universiteit. Ik wil geen artikelen publiceren die alleen door een kleine groep ingewijden worden gelezen. Ik sta middenin de praktijk. Ik heb bijna dertig jaar lang aan energieprojecten gewerkt. Die kennis wil ik graag doorgeven.”

Warmtepompen
De Wit was dan ook erg enthousiast toen de Hanzehogeschool Groningen in 2006 een vacature had voor een lector energietoepassingen. Praktijkgericht onderzoek doen en daarmee studenten enthousiasmeren: het was hem op het lijf geschreven.
Bij TNO in Apeldoorn leerde De Wit alle verschillende facetten van energie kennen. Hij deed onderzoek naar de toepassingen van warmtepompen. Een veelvoorkomende toepassing van een warmtepomp is in een koelkast, maar ze worden ook ingezet om ruimtes duurzaam mee te verwarmen. Hij schreef er samen met collega’s een boek over. “Warmtepompen waren toen betrekkelijk nieuw. Wij moesten uitzoeken welke toepassingen en verbeteringen nodig waren om het tot een succes te maken. Welke innovaties waren nog nodig, hoe konden warmtepompen het beste worden geëxploreerd? Het was spannend om helemaal aan het begin van een betrekkelijk nieuwe energietoepassing te staan.”

Het is slechts een van de vele voorbeelden waar De Wit tijdens zijn dertigjarige loopbaan mee te maken kreeg. Al die ervaring komt hem nu goed van pas. Want tijdens de twee dagen die hij les geeft in Groningen, behandelt hij ook energietoepassingen van de warmtepomp. “De warmtepomp is ineens weer een hot item in de energiewereld”, zegt de werktuigbouwkundige. “Maar heel veel worden ze nog niet gebruikt. De ontwikkeling van warmtepompen en microwarmtekracht heeft jarenlang op de plank gelegen. Zonde. Gelukkig is er door de duurzaamheid van de energievorm nu weer belangstelling voor.”
Warmtepompen en microwarmtekracht zijn ideale studentenprojecten. De Wit laat zijn studenten veel praktijkonderzoek doen. In het Friese Kollum willen ze een huis nul energie laten gebruiken. Het huis wordt zeer goed geïsoleerd en door zon of warmte van apparaten en zonnecellen op het dak willen ze het energieverbruik over het jaar heen tot nul terugbrengen. “We bekijken nu hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen”, zegt De Wit.

De Hanzehogeschool Groningen werkt bij veel projecten samen met het midden,- en kleinbedrijf. De studenten voeren opdrachten uit en doen onderzoek dat bedrijven belangrijk vinden voor de toekomst van energie. Maar eigen werknemers inzetten vinden ze vaak te duur. Dus sleutelen De Wit en zijn studenten letterlijk aan de toekomst. Zo proberen ze bijvoorbeeld om apparaten zo slim mogelijk met de beschikbare energie om te laten gaan. “Je kunt apparaten zo slim maken dat ze energie bufferen als de aangeboden energie goedkoop is en dat niet doen als de energie duur is. Je kunt dit powermanagement zelfs voor een hele woonwijk invoeren”, zegt De Wit enthousiast. “Zo gebruik je het energienet wat je toch al hebt liggen, optimaal door het verbruik beter op de buurt af te stemmen. Een wijk is de som van een heleboel individuen. Maar je kunt gedrag sturen. Bijvoorbeeld door een knop op een wasmachine te zetten. Als de knop groen knippert, was je binnen een tijdspanne van zes uur voor een gunstig tarief. Als de knop rood knippert, moet je binnen anderhalf uur klaar zijn met wassen. Zo niet, dan betaal je meer voor de energie. De meeste mensen houden daar rekening mee in hun wasgedrag. Mensen die toch wassen als de rode knop knippert, weten dat ze meer betalen voor hun energie. Maar dat hebben ze er dan blijkbaar voor over.”

Energie is heel wat complexer dan het bedenken van slimme technische apparaten, leert De Wit zijn studenten. “Het is heel complex om te voorspellen wat mensen precies willen met energie”, zegt de werktuigbouwkundige. “Lange tijd dachten we dat mensen apparaten wilden waar ze aan konden draaien om zelf dingen te veranderen, maar uit interviews van studenten blijkt dat mensen liever willen dat dingen vanzelf gaan. Dan heb je meer aan apparaten die observeren wanneer mensen koelen, koken en afwassen en daar dan op inspelen. Zodat je denkt: ‘goh, wat is het aangenaam warm’ zonder er verder al te zeer bij stil te staan. We kunnen technisch gezien heel veel, maar waar is behoefte aan? Dat is ook een heel onderzoekstraject.”
Momenteel laat de Wit een promovenda analyseren aan welke basisbehoefte energie moet voldoen en wat mensen comfortabel genoeg vinden. Er komt ook veel observatie bij kijken. “Diegene die zegt dat hij het zuinigste van de hele wijk is, blijkt bij observatie een grootverbruiker te zijn. Zo iemand heeft geen idee van zijn eigen comforteisen. Mensen krijgen pas maanden achteraf hun energierekening en hebben helemaal niet door hoeveel ze verbruiken. We moeten feiten en beeldvorming van elkaar scheiden en duidelijkheid geven over het energieverbruik.”

De energiewereld is, kortom, complex. De Wit heeft zijn studenten veel te leren. Het lectoraat is daarbij een aanwinst voor het hbo, vindt de werktuigbouwkundige. “Vroeger kozen studenten bij stages of projectenliever iets wat ze heel erg leuk vinden. Ze stonden vaak niet zo stil bij het onderzoeksresultaat. Natuurlijk is keuzevrijheid goed, maar als lector bepaal je nu wel wat er op het menu staat. En dat was hard nodig. Nu leren ze veel over energie en is het nog leuk en interessant ook. Bedrijven willen vaak een schaap met vijf poten. Iemand met analytische vaardigheden die goed is in wiskunde en natuurkunde, een manager in de dop met een goede beheersing van de Nederlandse taal.”

De basis moeten hbo-studenten heel goed onder de knie krijgen, vindt De Wit. Kennis is enorm belangrijk om een goede werknemer te worden, zegt de werktuigbouwkundige. “Pas als je binnen twee jaar de basis goed beheerst, kun je de breedte en de diepte in.”

Zelf zegt hij daar dertig jaar na de start van zijn loopbaan nog steeds profijt van te hebben. “Ik ben werktuigbouwkunde gaan studeren omdat het zo’n brede opleiding was. Ik heb er een goede techniekbasis aan over gehouden. Ook al kom je als werktuigbouwkundige in een nieuw werkveld, je maakt het door je goede basis snel eigen.” Dat vindt hij voor zijn eigen studenten ook belangrijk. Zelf belandde hij namelijk na zijn afstuderen ook in een heel ander werkveld dan waarin hij was afgestudeerd. “Ik zat bij meet- en regeltechniek, bij mens en machinesystemen. Maar door de tweede oliecrisis waar de wereld vlak na mijn afstuderen in belandde, ontdekte ik de belangrijke maatschappelijke betekenis van energie. Het is niet oneindig. Die maatschappelijke betekenis sprak me aan. En dertig jaar later nog steeds.”

Operatietafels zijn niet ingericht voor kijkoperaties met lange instrumenten, zodat ze niet laag genoeg gezet kunnen worden. De chirurg staat dan met zijn handen ter hoogte van zijn schouders te opereren en moet vaak schuin omhoog kijken naar een vaak te vaag plaatje op de monitor. En bij gewone of open operaties staat de chirurg vaak urenlang over de tafel gebogen. Het gevolg? Oncomfortabele werkhouding, klachten over pijn in rug en nek bij open operaties en schouderklachten bij laparoscopische (kijk)operaties.
Dr.ir. Arma^gan Albayrak (industrial design bij Industrieel Ontwerpen) heeft het de afgelopen jaren vaak van dichtbij mogen zien. Ook merkte ze dat het tegen de cultuur is om over de ongemakken van het opereren te klagen: “Ze denken vaak ‘pijn is fijn’ en verder zijn ze heel geconcentreerd met hun vak bezig, waardoor ze de eigen lichamelijke ongemakken vergeten.”
In haar proefschrift ‘Ergonomics in the operating room’ brengt Albayrak de problemen rond houding en beeldschermen in de operatiekamer in kaart en doet voorzetten om de situatie te verbeteren. Zo ontwikkelde ze een prototype chirurgenkruk, die de operateur steun geeft tegen de billen en borstkas, zodat de rugspieren ontlast worden. Ook kan het platform waarop de chirurg staat op verschillende hoogten ingesteld worden, wat bij laparoscopische operaties een comfortabelere werkhoogte biedt.
Het prototype werd door enkele chirurgen van het Erasmus Medisch Centrum, waar het praktische deel van het onderzoek plaatsvond, uitgeprobeerd. De ervaringen waren positief. Ook stonden de medici open voor het ergonomisch onderzoek. Maar verder dan een prototype is het nooit gekomen. Waarom blijft onduidelijk.
Misschien hadden ze een medisch bedrijf erbij moeten betrekken, denkt Albayrak. Of misschien werden de medici afgeschrokken door het protheseachtige uiterlijk van het prototype. Haar promotor prof.dr. Huib de Ridder denkt dat het gewoon nog te vroeg is. “We hebben nu een eerste generatie onderzoekers die vanuit de TU in het Erasmus Medisch Centrum werkt aan de operatiekamer van morgen. Dat gaat over beeldtechniek, ergonomie, werkvormen en andere zaken. Ze brengt de problemen en de behoeften in kaart. Pas in de tweede generatie kun je oplossingsgericht werk verwachten.”
De komende jaren zal de samenwerking tussen de TU en het Erasmus MC daarom onverminderd worden voortgezet. Maar, waarschuwt De Ridder, meer en betere techniek is niet altijd de oplossing. De operatiemaker staat vaak al bomvol met apparatuur. “Medici vragen soms alleen om een soort checklist met tien geboden.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.