Onderwijs

Zes jaar op een Mozambikaanse boot

Prof.dr.ir. Huub Savenije nam een half jaar sabbatical om in Australië een boek te schrijven. De kroon op het werk van jarenlang onderzoek, dat ooit begon in Afrika.

Zijn complete theorie over zoutgehalten in riviermondingen wijkt soms sterk af van de heersende opvattingen in de waterloopkunde.

Samen met uw vrouw vertrok u vorig jaar naar Perth om uw boek te schrijven. Waarom moest u daarvoor naar de andere kant van de aardbol?

“Dat hoefde niet per se, maar het schrijven van een complete theorie is lastig. Dertig jaar geleden is dat voor het laatst gedaan. Een van de co-auteurs van dat boek werkt nu aan de universiteit van Perth en daar werken meer hydrologen met wie ik goed contact heb. Perth kon mij daarom een gastvrije en stimulerende omgeving bieden.”

Hoe heeft u dat kunnen combineren met het begeleiden van uw promovendi en afstudeerders?

“Veel van mijn promovendi zitten verspreid over de hele wereld, dus daar heb ik toch al een langeafstandsrelatie mee. En eigenlijk had ik in Perth juist meer tijd voor ze. Hier ben ik niet altijd beschikbaar, maar daar hadden we dagelijks contact. Aan het eind van mijn dag, wanneer zij aan hun werkdag begonnen, overlegden we een uur lang via de webcam en de documenten die we bespraken mailden we heen en weer. Dat ging heel goed. Twee promovendi en een afstudeerder hebben mij opgezocht in Perth en ik ben zelf een keer overgekomen. Het lesgeven had ik allemaal in de tweede helft van het collegejaar gepland. Dus zodra ik terug was moest ik direct al mijn vakken geven, dat was wel druk. Maar ik kan het iedereen aanraden.

Ik vind eigenlijk dat elke wetenschapper een keer sabbatical moet nemen. Dat geeft een enorme impuls aan je onderzoek. Ik heb in dat half jaar dertien publicaties geschreven, een compleet boek, en de komende tijd zullen er nog meer publicaties uit voort rollen. Dat is toch waar we als wetenschapper op worden afgerekend.”

Was het niet moeilijk om na een half jaar vrijaf weer in het Delftse ritme te komen?

“Nee, want ik had daar juist een heel strak ritme. Perth ligt dicht bij de evenaar en daardoor is het maar kort licht. Om zo lang mogelijk van het licht te genieten, stond ik elke dag om zes uur ’s ochtends op. Dan ging ik eerst een uur fietsen door een heel mooi heuvelachtig park. Ze hebben daar goede fietspaden, maar je moet wel ’s ochtends vroeg fietsen, anders is het veel te heet. Om kwart over zeven zat ik dan achter mijn bureau. Om vier uur logde ik in voor de chatsessie met mijn promovendi en om vijf uur ging ik naar huis om samen met mijn vrouw wat leuks te doen. Die had natuurlijk niet voor niets ook een sabbatical genomen.”

Uw nieuwe boek ‘Salinity and Tides in Alluvial Estuaries’ beschrijft een complete theorie voor het voorspellen van zoutgehalten in riviermondingen. De talloze nieuwe formules staan haaks op de gebruikelijke waterbouwkundige theorieën. Waarom is uw theorie zo anders?

“Dat komt doordat ik de basis bijna twintig jaar geleden heb ontwikkeld in Mozambique. Ik had daar vrijwel geen beschikking over de bestaande vakliteratuur, waardoor ik mijn eigen theorie moest bedenken. Ze wilden daar rivierwater aftappen uit het estuarium, de monding van de rivier, en dat gebruiken voor irrigatie. Ze waren bang dat door de onttrekking het zoute zeewater misschien dieper de rivier zou intrekken. Ik bracht daarom als hydroloog voor de overheid de wisselwerking in kaart tussen het afgevoerde zoete rivierwater en het tijdens vloed instromende zoute zeewater. Ik heb daar zes jaar lang op een boot allerlei metingen verricht. Ik kreeg wel back-up vanuit Nederland. Ik communiceerde via de telex met het Waterloopkundig Laboratorium in Delft, en mijn afstudeerprofessor kwam een paar keer langs. Hij gaf mij een paar rapporten en een TNO-boekje met wat theorie erin. Op basis van een formule daaruit en mijn metingen, heb ik allerlei nieuwe formules bedacht. Die werkten heel goed in de situatie in Mozambique. Later ben ik die formules op andere locaties gaan testen, en daar bleek mijn theorie ook te kloppen.”

Het onderwerp valt eigenlijk niet helemaal onder uw leerstoel hydrologie, maar onder het vakgebied van uw collega’s van de afdeling waterbouwkunde. Was het niet logischer geweest als u hen erbij had betrokken?

“Nee, want ik was al jaren bezig met het onderwerp voordat ik aan de TU kwam. Ik ben er ook op gepromoveerd. Toevallig werd ik daarna hoogleraar hydrologie en valt het onderwerp daardoor niet helemaal onder mijn leerstoel. Maar ook aan de TU heb ik toch nog verder gewerkt aan de uitbreiding van mijn theorie. Ik heb met studenten allerlei metingen uitgevoerd in de Westerschelde. We ontdekten daar dat de bestaande formules over de voortplanting van een vloedgolf moesten worden aangepast, en dat heeft geleid tot een nieuwe algemeen geldende formule. Al met al heb ik mijn theorie getest in tientallen riviermondingen wereldwijd. Ik had van twintig jaar meetresultaten, aantekeningen en artikelen opgespaard. Die heb ik nu allemaal in een compleet boek samengebracht.”

Wat is er zo anders aan uw theorie?

“Ik ontdekte dat het zoutgehalte in de riviermonding niet alleen afhankelijk was van de getijdenwerking van de zee en de rivierafvoer, maar dat de vorm van het estuarium ook heel belangrijk was. Een riviermonding is trechtervormig, en het maakt uit hoe stijl de trechter is. Maar waterbouwkundigen rekenen met een constante breedte. Dat gaat goed bij kunstmatig rechtgetrokken havens, maar in alle andere gevallen klopt dat niet.”

Dit boek is uw levenswerk. Was u bang voor de reactie van uw collega’s?

“Ja, ik hoopte natuurlijk wel dat ze me serieus zouden nemen. Maar gelukkig krijg ik heel veel positieve reacties. En een aantal van hen heeft nu ook besloten een gastcollege te wijden aan mijn theorie. Daar ben ik heel blij mee. Het is wel zo fijn als er ook echt wat met je werk wordt gedaan.”

Wordt uw boek binnenkort dan ook lesmateriaal?

“Dat zou heel mooi zijn. Ik vind dat studenten aan de TU eigenlijk veel te veel leren uit dictaten. De stof wordt daarin zo eenvoudig mogelijk aangeleverd. Voor eerstejaars is dat een eenvoudige manier om snel vakken te halen, maar voor masterstudenten vind ik dat niet meer de goede manier. Die horen veel meer interesse te hebben in het vakgebied. Ik geef de studenten daarom altijd een reader met zo’n acht publicaties uit vaktijdschriften als het ‘Journal of Hydrology’. De studenten kiezen daaruit zelf drie artikelen die ze interessant vinden en daar gaan we dan over discussiëren. Ik leer ze kritisch naar de publicaties te kijken en hun eigen mening erover te vormen. Ik vind dat de taak van een wetenschappelijke opleiding. Het levert altijd interessante discussies op tijdens het mondeling en studenten vinden het echt leuk.”

De wortels van uw boek liggen in Afrika en u komt daar nog steeds vaak. U bent net terug en op het moment dat dit interview in de krant staat bent u alweer gevlogen. Wat doet u daar allemaal?

“Ik ben medeoprichter van WaterNet, een samenwerkingsverband tussen een twintigtal universiteiten uit verschillende landen van zuidelijk Afrika. We hebben een gezamenlijk masterprogramma opgericht op het gebied van water. Ik geef daarvoor gastcolleges en we houden elk jaar een congres ergens in Afrika. Verder zitten veel van mijn promovendi in Afrika voor hun onderzoek, ik bezoek hen regelmatig. In Zimbabwe zit bijvoorbeeld een groep samen in een groot huis. Daar kan ik altijd komen logeren.”
WIE IS HUUB SAVENIJE?

Prof.dr.ir. Huub Savenije (53) is hoogleraar hydrologie aan de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Na het afronden van zijn studie civiele techniek in 1977 werkte hij tijdelijk als wiskundedocent op een middelbare school in Rotterdam, terwijl hij werk zocht in het buitenland. Na een jaar vertrok hij als ontwikkelingsmedewerker naar Mozambique. Daar kwam hij voor het eerst in aanraking met de problemen van zout water in riviermondingen. Afgesloten van de bestaande vakliteratuur, ontwikkelde hij zijn eigen ideeën over hoe het zoete rivierwater mengt met het instromende zoute zeewater. Tijdens zijn verdere loopbaan, onder andere als promovendus, testte hij zijn opgedane inzichten wereldwijd. Vorig jaar nam hij samen met zijn vrouw een half jaar vrij om in Australië zijn complete theorie te beschrijven in het boek ‘Salinity and Tides in Alluvial Estuaries’. Savenije heeft een dochter die onderwijzeres is en een zoon die luchtvaart- en ruimtevaarttechniek studeert.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Samen met uw vrouw vertrok u vorig jaar naar Perth om uw boek te schrijven. Waarom moest u daarvoor naar de andere kant van de aardbol?

“Dat hoefde niet per se, maar het schrijven van een complete theorie is lastig. Dertig jaar geleden is dat voor het laatst gedaan. Een van de co-auteurs van dat boek werkt nu aan de universiteit van Perth en daar werken meer hydrologen met wie ik goed contact heb. Perth kon mij daarom een gastvrije en stimulerende omgeving bieden.”

Hoe heeft u dat kunnen combineren met het begeleiden van uw promovendi en afstudeerders?

“Veel van mijn promovendi zitten verspreid over de hele wereld, dus daar heb ik toch al een langeafstandsrelatie mee. En eigenlijk had ik in Perth juist meer tijd voor ze. Hier ben ik niet altijd beschikbaar, maar daar hadden we dagelijks contact. Aan het eind van mijn dag, wanneer zij aan hun werkdag begonnen, overlegden we een uur lang via de webcam en de documenten die we bespraken mailden we heen en weer. Dat ging heel goed. Twee promovendi en een afstudeerder hebben mij opgezocht in Perth en ik ben zelf een keer overgekomen. Het lesgeven had ik allemaal in de tweede helft van het collegejaar gepland. Dus zodra ik terug was moest ik direct al mijn vakken geven, dat was wel druk. Maar ik kan het iedereen aanraden.

Ik vind eigenlijk dat elke wetenschapper een keer sabbatical moet nemen. Dat geeft een enorme impuls aan je onderzoek. Ik heb in dat half jaar dertien publicaties geschreven, een compleet boek, en de komende tijd zullen er nog meer publicaties uit voort rollen. Dat is toch waar we als wetenschapper op worden afgerekend.”

Was het niet moeilijk om na een half jaar vrijaf weer in het Delftse ritme te komen?

“Nee, want ik had daar juist een heel strak ritme. Perth ligt dicht bij de evenaar en daardoor is het maar kort licht. Om zo lang mogelijk van het licht te genieten, stond ik elke dag om zes uur ’s ochtends op. Dan ging ik eerst een uur fietsen door een heel mooi heuvelachtig park. Ze hebben daar goede fietspaden, maar je moet wel ’s ochtends vroeg fietsen, anders is het veel te heet. Om kwart over zeven zat ik dan achter mijn bureau. Om vier uur logde ik in voor de chatsessie met mijn promovendi en om vijf uur ging ik naar huis om samen met mijn vrouw wat leuks te doen. Die had natuurlijk niet voor niets ook een sabbatical genomen.”

Uw nieuwe boek ‘Salinity and Tides in Alluvial Estuaries’ beschrijft een complete theorie voor het voorspellen van zoutgehalten in riviermondingen. De talloze nieuwe formules staan haaks op de gebruikelijke waterbouwkundige theorieën. Waarom is uw theorie zo anders?

“Dat komt doordat ik de basis bijna twintig jaar geleden heb ontwikkeld in Mozambique. Ik had daar vrijwel geen beschikking over de bestaande vakliteratuur, waardoor ik mijn eigen theorie moest bedenken. Ze wilden daar rivierwater aftappen uit het estuarium, de monding van de rivier, en dat gebruiken voor irrigatie. Ze waren bang dat door de onttrekking het zoute zeewater misschien dieper de rivier zou intrekken. Ik bracht daarom als hydroloog voor de overheid de wisselwerking in kaart tussen het afgevoerde zoete rivierwater en het tijdens vloed instromende zoute zeewater. Ik heb daar zes jaar lang op een boot allerlei metingen verricht. Ik kreeg wel back-up vanuit Nederland. Ik communiceerde via de telex met het Waterloopkundig Laboratorium in Delft, en mijn afstudeerprofessor kwam een paar keer langs. Hij gaf mij een paar rapporten en een TNO-boekje met wat theorie erin. Op basis van een formule daaruit en mijn metingen, heb ik allerlei nieuwe formules bedacht. Die werkten heel goed in de situatie in Mozambique. Later ben ik die formules op andere locaties gaan testen, en daar bleek mijn theorie ook te kloppen.”

Het onderwerp valt eigenlijk niet helemaal onder uw leerstoel hydrologie, maar onder het vakgebied van uw collega’s van de afdeling waterbouwkunde. Was het niet logischer geweest als u hen erbij had betrokken?

“Nee, want ik was al jaren bezig met het onderwerp voordat ik aan de TU kwam. Ik ben er ook op gepromoveerd. Toevallig werd ik daarna hoogleraar hydrologie en valt het onderwerp daardoor niet helemaal onder mijn leerstoel. Maar ook aan de TU heb ik toch nog verder gewerkt aan de uitbreiding van mijn theorie. Ik heb met studenten allerlei metingen uitgevoerd in de Westerschelde. We ontdekten daar dat de bestaande formules over de voortplanting van een vloedgolf moesten worden aangepast, en dat heeft geleid tot een nieuwe algemeen geldende formule. Al met al heb ik mijn theorie getest in tientallen riviermondingen wereldwijd. Ik had van twintig jaar meetresultaten, aantekeningen en artikelen opgespaard. Die heb ik nu allemaal in een compleet boek samengebracht.”

Wat is er zo anders aan uw theorie?

“Ik ontdekte dat het zoutgehalte in de riviermonding niet alleen afhankelijk was van de getijdenwerking van de zee en de rivierafvoer, maar dat de vorm van het estuarium ook heel belangrijk was. Een riviermonding is trechtervormig, en het maakt uit hoe stijl de trechter is. Maar waterbouwkundigen rekenen met een constante breedte. Dat gaat goed bij kunstmatig rechtgetrokken havens, maar in alle andere gevallen klopt dat niet.”

Dit boek is uw levenswerk. Was u bang voor de reactie van uw collega’s?

“Ja, ik hoopte natuurlijk wel dat ze me serieus zouden nemen. Maar gelukkig krijg ik heel veel positieve reacties. En een aantal van hen heeft nu ook besloten een gastcollege te wijden aan mijn theorie. Daar ben ik heel blij mee. Het is wel zo fijn als er ook echt wat met je werk wordt gedaan.”

Wordt uw boek binnenkort dan ook lesmateriaal?

“Dat zou heel mooi zijn. Ik vind dat studenten aan de TU eigenlijk veel te veel leren uit dictaten. De stof wordt daarin zo eenvoudig mogelijk aangeleverd. Voor eerstejaars is dat een eenvoudige manier om snel vakken te halen, maar voor masterstudenten vind ik dat niet meer de goede manier. Die horen veel meer interesse te hebben in het vakgebied. Ik geef de studenten daarom altijd een reader met zo’n acht publicaties uit vaktijdschriften als het ‘Journal of Hydrology’. De studenten kiezen daaruit zelf drie artikelen die ze interessant vinden en daar gaan we dan over discussiëren. Ik leer ze kritisch naar de publicaties te kijken en hun eigen mening erover te vormen. Ik vind dat de taak van een wetenschappelijke opleiding. Het levert altijd interessante discussies op tijdens het mondeling en studenten vinden het echt leuk.”

De wortels van uw boek liggen in Afrika en u komt daar nog steeds vaak. U bent net terug en op het moment dat dit interview in de krant staat bent u alweer gevlogen. Wat doet u daar allemaal?

“Ik ben medeoprichter van WaterNet, een samenwerkingsverband tussen een twintigtal universiteiten uit verschillende landen van zuidelijk Afrika. We hebben een gezamenlijk masterprogramma opgericht op het gebied van water. Ik geef daarvoor gastcolleges en we houden elk jaar een congres ergens in Afrika. Verder zitten veel van mijn promovendi in Afrika voor hun onderzoek, ik bezoek hen regelmatig. In Zimbabwe zit bijvoorbeeld een groep samen in een groot huis. Daar kan ik altijd komen logeren.”
WIE IS HUUB SAVENIJE?

Prof.dr.ir. Huub Savenije (53) is hoogleraar hydrologie aan de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Na het afronden van zijn studie civiele techniek in 1977 werkte hij tijdelijk als wiskundedocent op een middelbare school in Rotterdam, terwijl hij werk zocht in het buitenland. Na een jaar vertrok hij als ontwikkelingsmedewerker naar Mozambique. Daar kwam hij voor het eerst in aanraking met de problemen van zout water in riviermondingen. Afgesloten van de bestaande vakliteratuur, ontwikkelde hij zijn eigen ideeën over hoe het zoete rivierwater mengt met het instromende zoute zeewater. Tijdens zijn verdere loopbaan, onder andere als promovendus, testte hij zijn opgedane inzichten wereldwijd. Vorig jaar nam hij samen met zijn vrouw een half jaar vrij om in Australië zijn complete theorie te beschrijven in het boek ‘Salinity and Tides in Alluvial Estuaries’. Savenije heeft een dochter die onderwijzeres is en een zoon die luchtvaart- en ruimtevaarttechniek studeert.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.