Campus

Zenuwenpuzzel

Mijn eerste in Delft had ik liefdevol omgetoverd in girafmotief. Hij had me al jaren naar de middelbare school gebracht en verdiende een nieuwe status.

Binnen een jaar zat er geen smeer meer op de ketting, geen rechte lijn meer in de wielen en geen kogels meer in de lagers.

Mijn tweede in Delft was een vondeling. Verminkt achtergelaten door een junk die op dat moment alleen een markt gehad moet hebben voor sloten, licht en remmen. Na intensieve verzorging zelfgemengd pré-Brikfit-blauw. Toch binnen afzienbare tijd schroothooprijp.

Mijn derde in Delft luidde een nieuw tijdperk in. De overstap van degelijk dikke banden naar het racemodel in stadsuitvoering. In vervlogen decennia in de markt gezet voor vutters die toertochten moesten gaan maken in hun herkregen vrijheid. Bleken deze exemplaren een te grote aanslag te plegen op rug en heupen van de doelgroep. Nog steeds komen ze verspinnewebd uit garages om ingeruild te worden voor ultralage instappers of Sparta-metten. Ze hebben racezadels en dito sturen, tien versnellingen, maar ook bagagedragers, een pompje op het frame en ze zijn gewoon licht. En dan moet de plaatselijke dealer ze weer kwjt zien te raken. Elke keer dat ik een nieuwe wil ben ik voor vijftig euro klaar, inclusief het relatief verse spinrag dat hij intussen bij de handelaar heeft verzameld. Helemaal verslaafd ben ik aan dit type vervoermiddel en ik kan het iedereen onder de een meter zeventig aanraden.

Mijn vijfde in Delft en ik hebben helaas ondanks dit alles laatst ruzie gekregen. Toen ik na een bandplakbeurt het wiel terugzette, zat de derailleur verkeerd om en de ketting ook. Als zon houten zenuwenpuzzel met een bal en een ring aan één touwtje met daartussen een plankje. Maar dan groot, en zeer letterlijk smerig. Zonder spiekbriefje en uiteraard met haast. Twee zwarte handen, wanhoop, getier en wat hulp van buitenaf verder was de draai terug gemaakt.

Mijn zesde in Delft wordt een auto.

Mijn eerste in Delft had ik liefdevol omgetoverd in girafmotief. Hij had me al jaren naar de middelbare school gebracht en verdiende een nieuwe status. Binnen een jaar zat er geen smeer meer op de ketting, geen rechte lijn meer in de wielen en geen kogels meer in de lagers.

Mijn tweede in Delft was een vondeling. Verminkt achtergelaten door een junk die op dat moment alleen een markt gehad moet hebben voor sloten, licht en remmen. Na intensieve verzorging zelfgemengd pré-Brikfit-blauw. Toch binnen afzienbare tijd schroothooprijp.

Mijn derde in Delft luidde een nieuw tijdperk in. De overstap van degelijk dikke banden naar het racemodel in stadsuitvoering. In vervlogen decennia in de markt gezet voor vutters die toertochten moesten gaan maken in hun herkregen vrijheid. Bleken deze exemplaren een te grote aanslag te plegen op rug en heupen van de doelgroep. Nog steeds komen ze verspinnewebd uit garages om ingeruild te worden voor ultralage instappers of Sparta-metten. Ze hebben racezadels en dito sturen, tien versnellingen, maar ook bagagedragers, een pompje op het frame en ze zijn gewoon licht. En dan moet de plaatselijke dealer ze weer kwjt zien te raken. Elke keer dat ik een nieuwe wil ben ik voor vijftig euro klaar, inclusief het relatief verse spinrag dat hij intussen bij de handelaar heeft verzameld. Helemaal verslaafd ben ik aan dit type vervoermiddel en ik kan het iedereen onder de een meter zeventig aanraden.

Mijn vijfde in Delft en ik hebben helaas ondanks dit alles laatst ruzie gekregen. Toen ik na een bandplakbeurt het wiel terugzette, zat de derailleur verkeerd om en de ketting ook. Als zon houten zenuwenpuzzel met een bal en een ring aan één touwtje met daartussen een plankje. Maar dan groot, en zeer letterlijk smerig. Zonder spiekbriefje en uiteraard met haast. Twee zwarte handen, wanhoop, getier en wat hulp van buitenaf verder was de draai terug gemaakt.

Mijn zesde in Delft wordt een auto.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.