Opinie

Zenuwen

‘1, 2, 3, 4, 5, 6, zeven, aachchcht, ne-,gen, tie-, -ie-, -ien, el-, -lu-, -fffff.’ Ah, het is niet gelukt. Het stoplicht is nog lang niet van plan om op groen te springen.

br />
‘Als het stoplicht binnen elf seconden op groen springt, dan lukt het.’ Talloze varianten op dit afdwingprincipe hanteer ik om enig vertrouwen in iets te krijgen. Kookt het water, komt de bus of belt de vriend op het juiste tijdstip, dan kan het bijna niet meer mis gaan. Is de periode, hoe getreuzeld ook met tellen, voorbij zonder het gewenste resultaat, dan doe ik de bezwering af als kinderachtig en in ieder geval nutteloos bijgeloof.

Op van de zenuwen was ik. Stress voor tentamens uit zich bij mij alleen ’s nachts, maar mijn zenuwen kennen geen rooster voor andere zaken. Ook overdag was ik mij er heerlijk van bewust. Elk repeterend geluid werd automatisch omgezet in één of ander panisch ritme, elke flard lift-, winkel- of autoradiomuziek analyseerden mijn hersenen op eigen initiatief op foutmeldingen in stemming. Maat 234 tot en met 243 van Strawinsky werden nagebootst door de tikkende verwarming. De computer zoemde een iets te hoge gis, met een beetje interne correctie kon ik mijn viool erop stemmen.

Deze zenuwentoestand ligt nu alweer een jaar achter mij. Het was aan de vooravond van mijn audities voor het Nederlands Studenten Orkest. Mijn laatste kans, dacht ik toen, en dus spreidde ik mijn kansen door op allebei de instrumenten die ik te weinig beheers voor te spelen. Uiteindelijk werd ik aangenomen voor viool en heb de hele orkestperiode met een scheef oog naar de blazers gekeken. Jaloers op de prachtige schoorstenen die, gezien vanaf mijn plaats, achter de fluiten omhoog torenden. Het duurde twee dagen voordat ik me weer verzoend had met de g-sleutel.

Dit jaar probeer ik het toch weer, maar nu heb ik al mijn paarden op de toeter verwed. Alleen: het kan helemaal niet. Ik ben aan het afstuderen en hoe kan ik dat nou opeens onderbreken voor een januari lang overgebonden noten blazen in Bruckners achtste symfonie? Morgen ga ik naar de audities met de opdracht niet aangenomen te worden, wat een relaxed idee. In de trein nog snel wat literatuur doornemen voor mijn afstuderen.

En dus ben ik helemaal niet zenuwachtig. Tenminste niet voor de auditie. Wel voor iets anders, waar ik helemaal knettergek van word ondertussen. Elke zenuw staat op scherp en mijn hersenen zijn continu aan het rekenen. Ik kan al vijf weken niet meer pinnen, het studentenkrediet is compleet in gebruik.

Ik raak altijd geobsedeerd door wat niet kan. Toen ik diarree had en hooguit één tomaat kon binnenhouden, heb ik kookboeken gelezen, alsof ik een diner voor mijn culinaire schoonmoeder moest koken. Gek genoeg werd ik vooral aangetrokken door recepten voor gevulde eieren. Violend in het NSO wilde ik alleen maar fagot spelen. En nu ik superblut ben, ken ik elke etalage uit mijn hoofd, spel ik de reclamefolders en weet ik precies waar welke aanbiedingen gelden.

De realiteit is dat ik iedere keer als ik door de supermarkt loop alle boodschappen bij elkaar op moet tellen, om te kijken of ik wel uitkom. Alle lege statiegeldflessen heb ik helaas al teruggebracht.

Doodzenuwachtig word ik ervan. En van nog iets anders. Stel datik nou toch word aangenomen voor het NSO, hoe ga ik dat mijn afstudeerbegeleiders vertellen? Ik tel tot elf.

‘1, 2, 3, 4, 5, 6, zeven, aachchcht, ne-,gen, tie-, -ie-, -ien, el-, -lu-, -fffff.’ Ah, het is niet gelukt. Het stoplicht is nog lang niet van plan om op groen te springen.

‘Als het stoplicht binnen elf seconden op groen springt, dan lukt het.’ Talloze varianten op dit afdwingprincipe hanteer ik om enig vertrouwen in iets te krijgen. Kookt het water, komt de bus of belt de vriend op het juiste tijdstip, dan kan het bijna niet meer mis gaan. Is de periode, hoe getreuzeld ook met tellen, voorbij zonder het gewenste resultaat, dan doe ik de bezwering af als kinderachtig en in ieder geval nutteloos bijgeloof.

Op van de zenuwen was ik. Stress voor tentamens uit zich bij mij alleen ’s nachts, maar mijn zenuwen kennen geen rooster voor andere zaken. Ook overdag was ik mij er heerlijk van bewust. Elk repeterend geluid werd automatisch omgezet in één of ander panisch ritme, elke flard lift-, winkel- of autoradiomuziek analyseerden mijn hersenen op eigen initiatief op foutmeldingen in stemming. Maat 234 tot en met 243 van Strawinsky werden nagebootst door de tikkende verwarming. De computer zoemde een iets te hoge gis, met een beetje interne correctie kon ik mijn viool erop stemmen.

Deze zenuwentoestand ligt nu alweer een jaar achter mij. Het was aan de vooravond van mijn audities voor het Nederlands Studenten Orkest. Mijn laatste kans, dacht ik toen, en dus spreidde ik mijn kansen door op allebei de instrumenten die ik te weinig beheers voor te spelen. Uiteindelijk werd ik aangenomen voor viool en heb de hele orkestperiode met een scheef oog naar de blazers gekeken. Jaloers op de prachtige schoorstenen die, gezien vanaf mijn plaats, achter de fluiten omhoog torenden. Het duurde twee dagen voordat ik me weer verzoend had met de g-sleutel.

Dit jaar probeer ik het toch weer, maar nu heb ik al mijn paarden op de toeter verwed. Alleen: het kan helemaal niet. Ik ben aan het afstuderen en hoe kan ik dat nou opeens onderbreken voor een januari lang overgebonden noten blazen in Bruckners achtste symfonie? Morgen ga ik naar de audities met de opdracht niet aangenomen te worden, wat een relaxed idee. In de trein nog snel wat literatuur doornemen voor mijn afstuderen.

En dus ben ik helemaal niet zenuwachtig. Tenminste niet voor de auditie. Wel voor iets anders, waar ik helemaal knettergek van word ondertussen. Elke zenuw staat op scherp en mijn hersenen zijn continu aan het rekenen. Ik kan al vijf weken niet meer pinnen, het studentenkrediet is compleet in gebruik.

Ik raak altijd geobsedeerd door wat niet kan. Toen ik diarree had en hooguit één tomaat kon binnenhouden, heb ik kookboeken gelezen, alsof ik een diner voor mijn culinaire schoonmoeder moest koken. Gek genoeg werd ik vooral aangetrokken door recepten voor gevulde eieren. Violend in het NSO wilde ik alleen maar fagot spelen. En nu ik superblut ben, ken ik elke etalage uit mijn hoofd, spel ik de reclamefolders en weet ik precies waar welke aanbiedingen gelden.

De realiteit is dat ik iedere keer als ik door de supermarkt loop alle boodschappen bij elkaar op moet tellen, om te kijken of ik wel uitkom. Alle lege statiegeldflessen heb ik helaas al teruggebracht.

Doodzenuwachtig word ik ervan. En van nog iets anders. Stel datik nou toch word aangenomen voor het NSO, hoe ga ik dat mijn afstudeerbegeleiders vertellen? Ik tel tot elf.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.