Campus

Zappen door de wetenschap

Vlot geschreven, vrolijk van toon, vol verbijsterende weetjes en details, niet gebonden aan één wetenschapstak en bij voorkeur handelend over alledaagse zaken als voedsel, seks of sport.

In het tijdperk van de zappende mens geldt het onderhand als dé succesformule voor een populair-wetenschappelijk boek. Hoewel veel wetenschappers er hun neus voor ophalen, is het potpourrigenre nog steeds in opmars. Met de feestdagen voor de deur zocht Delta naar het ultieme lichtverteerbare, populair-wetenschappelijke cadeauboek.

Lof der alledaagsheid

‘The Last Word’. Twee delen, Oxford University Press, 1998-2000. _ 13,95.

Onze waardering: ***

Dat u het maar weet: een schaap zou eigenlijk groen moeten zijn, droge spaghetti breekt altijd in drieën en planten kunnen niet klinisch dood zijn. Ziedaar enkele constateringen uit ‘The Last Word’, een plezierige reeks bundeltjes die is vernoemd naar de gelijknamige, succesvolle achterpaginarubriek van het Britse wetenschapsblad ‘New Scientist’. Het recept is bekend: de ene lezer stelt een vraag, andere lezers mogen het antwoord geven. Dat levert behalve veel hilarische discussies en droge Britse humor, ook een onverwacht intieme blik op het wetenschapsbedrijf op, tjokvol verwondering, ongewone waarnemingen, wild getheoretiseer en onverwachte inzichten. Zou uw kat u opeten als u plotseling de afmeting van een muis kreeg? The Last Word heeft het antwoord: alleen als uw kat een mannetje is. ,,Een vrouwtjespoes ziet u waarschijnlijk als een babyversie van haar voormalige aapachtige vriend, en zal u adopteren als een van haar welpjes. Dit kan een plezierige ervaring zijn. Afgezien van het rondgedragen worden in haar bek en het verplichte bad met een hete, schuurpapieren tong.”

De snelheid van sperma

‘Het koken van een ei en andere alledaagse verschijnselen verklaard’, door Len Fisher. Het Spectrum, 2002. _ 16,50.

Onze waardering: ****

Het lijkt suf: een boek dat de natuurkunde uitlegt van de boemerang, het badschuim en de klauwhamer. Maar vergis je niet. Het boek is geschreven door de Michael Palin van de Britse wetenschapsjournalistiek: natuurkundige Len Fisher.

Fisher is bezeten van het populariseren van wetenschap. In het verleden bedacht hij daartoe onder meer een nieuwe categorie voor het Guiness Book of Records (‘het werpen van een kartonnen boemerang’), verbijsterde hij collega-natuurkundigen met lezingen over de fysica van de geslachtsdaad en deed hij uiterst serieuze experimenten met eieren, asperges en donuts. Dat laatste kwam hem in 1999 zelfs te staan op een ‘IgNobelprijs’, de jaarlijkse wetenschapsprijs voor krankjorum onderzoek. Fisher won die prijs met zijn onderzoek naar de beste manier om een koekje in de thee te dopen.

Uiteraard ontbreekt Fishers koekjestheorie niet in dit charmante boek over de natuurkunde van het doodgewone. En dat is nog niets: zo leren we hoe je het beste een bal kunt vangen, welke wiskunde schuilgaat achter de kassabon, en, schrik niet, hoe de hydrodynamica achter de ejaculatie eigenlijk in elkaar steekt. Toch wordt ‘Het koken van een ei’ nergens kinderachtig of flauw. Fisher is erop uit de lezer mee de diepte in te nemen: het koekjesdopen voert naar het capillaire effect, het spermaprobleem mondt uit in een verhandeling over viscositeit en weerstand.

Gelukkig is Fisher een van de zeer schaarse natuurkundigen die écht kan schrijven. Zijn stijl is zwierig, zijn anekdotes zijn hilarisch. Zo blijkt Margaret Thatcher een heuse wetenschappelijke publicatie over voedseltechnologie op haar naam te hebben staan en geloofden de Romeinen dat een erectie is op te wekken door de penis in te wrijven met brandnetel. ,,Dat verklaart misschien waarom de oude Romeinen zulke snelle lopers waren.”

Ode aan het getal

‘7 op de schaal van Richter en andere getallen’, door Hans van Maanen. Bert Bakker, 2002. _ 17,95.

Onze waardering: ***

De diersoort mens heeft voor alles een nummer. Van onze kledingmaat tot de codes op de eurobiljetten, van paspoort- tot sofinummer en van koopkracht tot bloeddruk: het getal is een van de pijlers waarop onze beschaving rust. Vaak zijn we de betekenis van al die codes en nummers allang vergeten. Hoeveel jaar werkt de jubilaris die zijn eiken jubileum viert? Wat mankeert er precies aan iemand die brillenglazen van min twee behoeft? Hoe wordt de Dow Jones-index berekend, hoe de zonnebrandfactor?

Parool-redacteur Hans van Maanen (niet te verwarren met de choreograaf, die schrijf je met één ‘a’) weet op al die vragen het antwoord. De cijferfreak uit Amsterdam lust er dan ook pap van. Niet minder dan vijftien boeken dragen inmiddels zijn naam. ‘Encyclopedie der misvattingen’ is daarvan de bekendste. ‘FC Algebra’ (over onverwachte regelmatigheden in de sport) is de verrassendste; ‘7 op de schaal van Richter’ de meest onderschatte.

Ooit begonnen als bewerking van een Amerikaans getallenboekje is 7 op de schaal van Richter met de pas verschenen nieuwe druk uitgegroeid tot een volwaardig, zelfstandig boek dat het predikaat ‘overzichtswerk’ al bijna verdient. Het heeft iets bezetens, zo’n rondreis langs treinstelnummers, streepjescodes en eenheden waarvan je het bestaan niet eens kende. Toch is het resultaat vaak verbluffend interessant: zo blijkt er wel degelijk logica te zitten in de nummering van de snelwegen en bestaat er een formule om na een avondje boemelen precies je alcoholpromillage uit te rekenen. Ook uitstekend geschikt als naslagwerk: hoeveel is een Britse ounce, en hoe zat het ook alweer met die graden Fahrenheit?

Ramsjerig

‘Simpele feiten’, door John Brockman en Katinka Matson (red.). De Balie, 2001. _ 8,-

Onze waardering: **

Het lijkt ideaal. Een boekje dat in amper driehonderd bladzijden eventjes uitlegt wat het heelal precies is, hoe de menselijke geest in elkaar zit, en hoe het zit met de evolutie. Verteld bovendien door de absolute eredivisie van de wetenschap: Stephen Jay Gould, Daniel Dennett, William Calvin, Richard Dawkins en Freeman Dyson.

‘Simpele feiten’ is een soort Wim Kaizer-documentaire, maar dan zonder Wim Kaizer (en dat is een pre). Een slimme bundel dus, die er wonderwel in slaagt om de betrokken wetenschappers te vangen op hun meest leesbare momenten. Bij de ene wetenschapper betreft dat een lezing, bij de ander is het een essay of een brief.

Toch: het heeft ook iets ‘ramsjerigs’, al die bijeengeharkte grote gedachten. Iets SBS’erigs. Ja, iets viezigs zelfs. Het Boek van het Bestaan hoort een goudgerand, vuistdik boekwerk te zijn % geen smoezelige Regenboogpocket die al na twee keer bladeren kromtrekt. Los daarvan roepen veel van de essays eerder vragen op dan dat ze die beantwoorden. De bijdragen zijn soms niet meer dan kreten, losse stellingen die niet nader worden uitgewerkt. Of ze zijn inhoudsloos: de grote Lee Smolin legt uit dat niet goed is uit te leggen wat tijd eigenlijk is, de grote Paul Davies vertelt dat hij niet zomaar eventjes kan vertellen wat er vóór de oerknal was. Bovendien zijn de essays soms gedateerd: het topquark was bij het verschijnen van de Nederlandse vertaling al twee jaar gevonden, homo sapiens heeft zich veel recenter van de aap afgesplitst dan altijd werd gedacht. Het resultaat is dat de lezer met een wat onbestemd gevoel blijft zitten. Wie wil weten wat de mens is en wat de zin van zijn bestaan, moet nog even verder lezen.

Sterk spul

‘Broodje @@p’, door Patrick Arink,. Bruna 2002. _ 5,80

Onze waardering: **

Iedereen kent er wel eentje, een broodje-aapverhaal. In de knoflooksaus van de shoarmatent is sperma aangetroffen, toen Jantje voor zijn eindexamen een dictee moest schrijven over het onderwerp ‘lef’ leverde hij zijn proefwerkvel leeg in en een studente die eens een stripteasefilmpje stuurde naar haar vriend vindt dat filmpje nu overal terug op internet. Allemaal waar gebeurd, gehoord van iemand die erbij was.

Journalist Patrick Arink maakt er al jaren zijn hobby van om dergelijke verhalen te verzamelen en te toetsen op waarheid. Dat doet hij eigenlijk vooral op internet, maar zijn net in tweede druk verschenen bundeltje ‘Broodje @@p’ biedt een uitstekende stand van zaken. Waarbij opvalt dat de broodje-aapverhalen die wél waar zijn eigenlijk het aardigst zijn. Zo gebruikte Leonardo da Vinci voor zijn ‘Laatste Avondmaal’ hetzelfde model voor Jezus als voor Judas. En toen de Amerikaanse kustwacht eens het aangespoelde kadaver van een walvis opblies met vijfhonderd kilo dynamiet, regende het rottende stukken walvisvlees in het dorpje Florence.

Jammer alleen dat Arink de anekdotes nergens voorziet van een theoretische interpretatie: waarom zijn er eigenlijk broodje-aapverhalen? Een ander nadeel is dat het boekje soms ronduit platvloers is. Voor een deel ligt dat aan de broodje-aapverhalen zelf, voor een deel ongetwijfeld ook aan Arink, die zijn bovenmatige interesse voor onderbroekenlol en vulgaire seksgrappen niet onder stoelen of bankensteekt.

Vlot geschreven, vrolijk van toon, vol verbijsterende weetjes en details, niet gebonden aan één wetenschapstak en bij voorkeur handelend over alledaagse zaken als voedsel, seks of sport. In het tijdperk van de zappende mens geldt het onderhand als dé succesformule voor een populair-wetenschappelijk boek. Hoewel veel wetenschappers er hun neus voor ophalen, is het potpourrigenre nog steeds in opmars. Met de feestdagen voor de deur zocht Delta naar het ultieme lichtverteerbare, populair-wetenschappelijke cadeauboek.

Lof der alledaagsheid

‘The Last Word’. Twee delen, Oxford University Press, 1998-2000. _ 13,95.

Onze waardering: ***

Dat u het maar weet: een schaap zou eigenlijk groen moeten zijn, droge spaghetti breekt altijd in drieën en planten kunnen niet klinisch dood zijn. Ziedaar enkele constateringen uit ‘The Last Word’, een plezierige reeks bundeltjes die is vernoemd naar de gelijknamige, succesvolle achterpaginarubriek van het Britse wetenschapsblad ‘New Scientist’. Het recept is bekend: de ene lezer stelt een vraag, andere lezers mogen het antwoord geven. Dat levert behalve veel hilarische discussies en droge Britse humor, ook een onverwacht intieme blik op het wetenschapsbedrijf op, tjokvol verwondering, ongewone waarnemingen, wild getheoretiseer en onverwachte inzichten. Zou uw kat u opeten als u plotseling de afmeting van een muis kreeg? The Last Word heeft het antwoord: alleen als uw kat een mannetje is. ,,Een vrouwtjespoes ziet u waarschijnlijk als een babyversie van haar voormalige aapachtige vriend, en zal u adopteren als een van haar welpjes. Dit kan een plezierige ervaring zijn. Afgezien van het rondgedragen worden in haar bek en het verplichte bad met een hete, schuurpapieren tong.”

De snelheid van sperma

‘Het koken van een ei en andere alledaagse verschijnselen verklaard’, door Len Fisher. Het Spectrum, 2002. _ 16,50.

Onze waardering: ****

Het lijkt suf: een boek dat de natuurkunde uitlegt van de boemerang, het badschuim en de klauwhamer. Maar vergis je niet. Het boek is geschreven door de Michael Palin van de Britse wetenschapsjournalistiek: natuurkundige Len Fisher.

Fisher is bezeten van het populariseren van wetenschap. In het verleden bedacht hij daartoe onder meer een nieuwe categorie voor het Guiness Book of Records (‘het werpen van een kartonnen boemerang’), verbijsterde hij collega-natuurkundigen met lezingen over de fysica van de geslachtsdaad en deed hij uiterst serieuze experimenten met eieren, asperges en donuts. Dat laatste kwam hem in 1999 zelfs te staan op een ‘IgNobelprijs’, de jaarlijkse wetenschapsprijs voor krankjorum onderzoek. Fisher won die prijs met zijn onderzoek naar de beste manier om een koekje in de thee te dopen.

Uiteraard ontbreekt Fishers koekjestheorie niet in dit charmante boek over de natuurkunde van het doodgewone. En dat is nog niets: zo leren we hoe je het beste een bal kunt vangen, welke wiskunde schuilgaat achter de kassabon, en, schrik niet, hoe de hydrodynamica achter de ejaculatie eigenlijk in elkaar steekt. Toch wordt ‘Het koken van een ei’ nergens kinderachtig of flauw. Fisher is erop uit de lezer mee de diepte in te nemen: het koekjesdopen voert naar het capillaire effect, het spermaprobleem mondt uit in een verhandeling over viscositeit en weerstand.

Gelukkig is Fisher een van de zeer schaarse natuurkundigen die écht kan schrijven. Zijn stijl is zwierig, zijn anekdotes zijn hilarisch. Zo blijkt Margaret Thatcher een heuse wetenschappelijke publicatie over voedseltechnologie op haar naam te hebben staan en geloofden de Romeinen dat een erectie is op te wekken door de penis in te wrijven met brandnetel. ,,Dat verklaart misschien waarom de oude Romeinen zulke snelle lopers waren.”

Ode aan het getal

‘7 op de schaal van Richter en andere getallen’, door Hans van Maanen. Bert Bakker, 2002. _ 17,95.

Onze waardering: ***

De diersoort mens heeft voor alles een nummer. Van onze kledingmaat tot de codes op de eurobiljetten, van paspoort- tot sofinummer en van koopkracht tot bloeddruk: het getal is een van de pijlers waarop onze beschaving rust. Vaak zijn we de betekenis van al die codes en nummers allang vergeten. Hoeveel jaar werkt de jubilaris die zijn eiken jubileum viert? Wat mankeert er precies aan iemand die brillenglazen van min twee behoeft? Hoe wordt de Dow Jones-index berekend, hoe de zonnebrandfactor?

Parool-redacteur Hans van Maanen (niet te verwarren met de choreograaf, die schrijf je met één ‘a’) weet op al die vragen het antwoord. De cijferfreak uit Amsterdam lust er dan ook pap van. Niet minder dan vijftien boeken dragen inmiddels zijn naam. ‘Encyclopedie der misvattingen’ is daarvan de bekendste. ‘FC Algebra’ (over onverwachte regelmatigheden in de sport) is de verrassendste; ‘7 op de schaal van Richter’ de meest onderschatte.

Ooit begonnen als bewerking van een Amerikaans getallenboekje is 7 op de schaal van Richter met de pas verschenen nieuwe druk uitgegroeid tot een volwaardig, zelfstandig boek dat het predikaat ‘overzichtswerk’ al bijna verdient. Het heeft iets bezetens, zo’n rondreis langs treinstelnummers, streepjescodes en eenheden waarvan je het bestaan niet eens kende. Toch is het resultaat vaak verbluffend interessant: zo blijkt er wel degelijk logica te zitten in de nummering van de snelwegen en bestaat er een formule om na een avondje boemelen precies je alcoholpromillage uit te rekenen. Ook uitstekend geschikt als naslagwerk: hoeveel is een Britse ounce, en hoe zat het ook alweer met die graden Fahrenheit?

Ramsjerig

‘Simpele feiten’, door John Brockman en Katinka Matson (red.). De Balie, 2001. _ 8,-

Onze waardering: **

Het lijkt ideaal. Een boekje dat in amper driehonderd bladzijden eventjes uitlegt wat het heelal precies is, hoe de menselijke geest in elkaar zit, en hoe het zit met de evolutie. Verteld bovendien door de absolute eredivisie van de wetenschap: Stephen Jay Gould, Daniel Dennett, William Calvin, Richard Dawkins en Freeman Dyson.

‘Simpele feiten’ is een soort Wim Kaizer-documentaire, maar dan zonder Wim Kaizer (en dat is een pre). Een slimme bundel dus, die er wonderwel in slaagt om de betrokken wetenschappers te vangen op hun meest leesbare momenten. Bij de ene wetenschapper betreft dat een lezing, bij de ander is het een essay of een brief.

Toch: het heeft ook iets ‘ramsjerigs’, al die bijeengeharkte grote gedachten. Iets SBS’erigs. Ja, iets viezigs zelfs. Het Boek van het Bestaan hoort een goudgerand, vuistdik boekwerk te zijn % geen smoezelige Regenboogpocket die al na twee keer bladeren kromtrekt. Los daarvan roepen veel van de essays eerder vragen op dan dat ze die beantwoorden. De bijdragen zijn soms niet meer dan kreten, losse stellingen die niet nader worden uitgewerkt. Of ze zijn inhoudsloos: de grote Lee Smolin legt uit dat niet goed is uit te leggen wat tijd eigenlijk is, de grote Paul Davies vertelt dat hij niet zomaar eventjes kan vertellen wat er vóór de oerknal was. Bovendien zijn de essays soms gedateerd: het topquark was bij het verschijnen van de Nederlandse vertaling al twee jaar gevonden, homo sapiens heeft zich veel recenter van de aap afgesplitst dan altijd werd gedacht. Het resultaat is dat de lezer met een wat onbestemd gevoel blijft zitten. Wie wil weten wat de mens is en wat de zin van zijn bestaan, moet nog even verder lezen.

Sterk spul

‘Broodje @@p’, door Patrick Arink,. Bruna 2002. _ 5,80

Onze waardering: **

Iedereen kent er wel eentje, een broodje-aapverhaal. In de knoflooksaus van de shoarmatent is sperma aangetroffen, toen Jantje voor zijn eindexamen een dictee moest schrijven over het onderwerp ‘lef’ leverde hij zijn proefwerkvel leeg in en een studente die eens een stripteasefilmpje stuurde naar haar vriend vindt dat filmpje nu overal terug op internet. Allemaal waar gebeurd, gehoord van iemand die erbij was.

Journalist Patrick Arink maakt er al jaren zijn hobby van om dergelijke verhalen te verzamelen en te toetsen op waarheid. Dat doet hij eigenlijk vooral op internet, maar zijn net in tweede druk verschenen bundeltje ‘Broodje @@p’ biedt een uitstekende stand van zaken. Waarbij opvalt dat de broodje-aapverhalen die wél waar zijn eigenlijk het aardigst zijn. Zo gebruikte Leonardo da Vinci voor zijn ‘Laatste Avondmaal’ hetzelfde model voor Jezus als voor Judas. En toen de Amerikaanse kustwacht eens het aangespoelde kadaver van een walvis opblies met vijfhonderd kilo dynamiet, regende het rottende stukken walvisvlees in het dorpje Florence.

Jammer alleen dat Arink de anekdotes nergens voorziet van een theoretische interpretatie: waarom zijn er eigenlijk broodje-aapverhalen? Een ander nadeel is dat het boekje soms ronduit platvloers is. Voor een deel ligt dat aan de broodje-aapverhalen zelf, voor een deel ongetwijfeld ook aan Arink, die zijn bovenmatige interesse voor onderbroekenlol en vulgaire seksgrappen niet onder stoelen of bankensteekt.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.