Minister Bussemaker nam het initiatief voor de Nationale Wetenschapsagenda. Er is nu een boekje over het proces en de uitkomst. Handig voor slimme onderzoekers.
De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) is onderdeel van de Wetenschapsvisie 2025 van minister Jet Bussemaker (onderwijs, cultuur & wetenschap). Ze wilde ermee laten weten dat ‘de Nederlandse wetenschap zich, nog sterker dan nu gebeurt, op grote maatschappelijke problemen moet richten.’
Onderzoekers reageerden eind 2014 met een behoorlijke reserve op haar plan. Het ene kamp stelde dat vooral wetenschappers zouden reageren met hun eigen onderzoek zodat er niks zou veranderen. Anderen vreesden dat mondige burgers zich achter een toetsenbord zouden verschansen en dat vervolgens alles anders moest. Alles moet anders versus er verandert nooit wat. De werkelijke uitslag lag er, het zal u niet verbazen, tussenin.
Het secretariaat van de NWA had op zo’n 1500 reacties gerekend. Dat werden er uiteindelijk 11.700, waarvan een derde op de allerlaatste dag (1 mei 2015). Via een uitgekiend proces via stuurgroepen, kenniscoalitie, klankbordgroepen, regiegroepen en jury’s verdwenen de inzendingen in een geestelijke gehaktmolen waarna er 248 ‘overkoepelende vragen’ overbleven en 1100 ‘weesvragen’ die nergens vielen onder te brengen.
Een analyse op het voorkomen van trefwoorden leverde een verdeling op over onderwerpen met als top vijf: gezondheid, energie, hersenen, bouw en duurzaamheid. Dat interesseert de Nederlander het meest.
Toen wetenschappers in juni 2015 kennis konden nemen van de 248 overkoepelende vragen, concludeerden ze dat er geen verrassende of spiksplinternieuwe vragen tussen zaten. Een onderzoeker reageerde bijna opgelucht: ‘Dat betekent dat wij als wetenschappers goed bezig zijn.’ De dagvoorzitter Peter Paul Verbeek (hoogleraar filosofie van mens en techniek) maakte een verhelderende sprong toen hij verklaarde: ‘Het vernieuwende zit niet in de onderwerpen, maar in de samenwerking over de vakgebieden heen.’
Door vragen samen te voegen wist een schrijfgroep van het NWA-secretariaat het aantal ‘overkoepelende vragen’ in te dikken tot een lijst van 140 die nu de officiële uitkomst zijn. Daarnaast onderscheidden ze 16 ‘routes’ waaronder zaken als oorsprong van het leven, big data en smart cities.
Bussemaker toonde zich ingenomen met het resultaat, maar ze stelt geen extra geld ter beschikking voor onderzoek op de agenda. Ze verklaarde: ‘Ik denk dat we door meer synergie en meer afstemming met dezelfde middelen veel meer kunnen bereiken dan nu gebeurt.’ Zij gelooft, net als Verbeek, in de meerwaarde van combinaties. Als voorbeeld noemde Bussemaker de RDM werf waar ze TU-studenten bezig zag met bouwende robots: ‘Op zo’n plek wordt kennis bij elkaar gebracht, zoals ook bij scienceparken en field labs gebeurt. Daar ontstaat nieuwe energie.’ Het is voor TU-onderzoekers niet moeilijk om aansluiting te vinden bij de wetenschapsagenda. Een slimme onderzoeker koopt dit boekje, zodat ze weet onder welke vraag ze haar onderzoeksvoorstel moet onderbrengen.
à Malou van Hintum, Wat wil Nederland weten, de totstandkoming van de nationale wetenschapsagenda, Nijgh & Van Ditmar 2015, 192 pagina’s, 15 euro paperback, 10 euro e-book.
Comments are closed.