Wetenschap
Interview Hans van Duivendijk

Waterbouwkundige bestreed dijkdoorbraken met bamboe en riet

Hij is waarschijnlijk de oudste promovendus aan de TU Delft ooit. Hans van Duivendijk was 89 toen hij op 17 juni promoveerde op zijn proefschrift over de strijd tegen het water. Als ingenieur wist hij in landen als Nigeria, Ghana en Bangladesh met eenvoudige middelen complexe waterwerken te voltooien.

Promotor Bas Jonkman (links) overhandigt het doctoraal diploma aan dr.ir. Hans van Duivendijk. (Foto: Jaden Accord)

Hans van Duivendijk werd in 1934 geboren in een familie van scheepsbouwers in Zierikzee. Hij besloot al op jonge leeftijd niet in de voetsporen van zijn vader te treden maar om civiele techniek te gaan studeren aan de (toenmalige) TH Delft. Waarom?

“Officieel zei ik dat ik wiskunde wilde gaan toepassen, want daar was ik goed in”, vertelt Van Duivendijk in zijn woonkamer in Nijmegen. “Dan knikte men goedkeurend. Maar eigenlijk wilde ik een ingenieur worden als John Wayne in de film Tycoon. Ik zag die film toen ik veertien jaar was. Wayne speelt daarin een Amerikaanse ingenieur die in Zuid-Amerika een spoortunnel moet bouwen. Dat gaat helemaal mis. Dan bouwt hij een brug maar die dreigt ook te bezwijken. Die redt hij door er een trein bovenop te zetten zodat de brug zwaarder wordt. Ik dacht: dát ga ik doen. Ik wil ingenieur worden!” Vier jaar later, in de zomer van 1952, verhuisde Van Duivendijk vanuit Zierikzee naar Delft.

Watersnoodramp

Koud aan zijn studie begonnen, braken in februari 1953 de dijken door in Zeeland, Zuid-Holland en Brabant. De Watersnoodramp. Ook rond zijn ouderlijk huis in Zierikzee (zijn ouders waren anderhalf jaar eerder naar Terneuzen verhuisd) stond tot anderhalve meter water. Er zaten drie gaten in de zeedijk waar het zoute water elke eb en vloed vrijelijk in- en uitstroomde. Professor Jansen introduceerde hem bij de groep Zuiderzeewerken die in zijn geheel naar Zeeland was gestuurd om te helpen.

Van Duivendijk: “Ik heb daar twee maanden gezeten om te kijken hoe ze de zeegaten weer dichtten. In het begin hielp ik heel hard mee, maar later ging ik meer notities maken. Ze maakten van rijshout een zinkstuk. Dat is een soort drijvend matras dat bij hoogwater naar de plaats van bestemming wordt gesleept. Daar wordt het vastgesjord tussen vier grote schuiten. En dan wordt het geballast – volgegooid met stenen – tot het zinkstuk als een zak tussen de boten hangt. Als het tij keert, gooien ze tegelijk de bevestiging los en dan zinkt de mat met stenen recht naar de bodem. Ik denk niet dat er nu nog iemand in staat is om dat te doen.”

‘Inwoners hadden een gat in een lagune gemaakt maar kregen het niet meer dicht’

Na zijn studie waterbouwkunde lag het voor de hand dat hij bij de Deltawerken aan de slag zou gaan, maar het buitenland trok hem meer. Dat werk liep via ingenieursbureaus zodat Van Duivendijk in 1960 besloot, na het vervullen van zijn dienstplicht, om te solliciteren bij Van Hasselt en De Koning, het latere Royal HaskoningDHV. Na eerst vier jaar in Nederland te hebben gewerkt kreeg hij de kans om zijn bijdrage te leveren aan de aanleg van een stuwdam in de rivier de Niger in Nigeria. Hij coördineerde daar vier jaar lang de bijdragen uit verschillende landen. “De transformatoren kwam uit Zweden, de kraan uit Canada, de turbines uit Engeland en de schuiven en leidingen uit Oostenrijk. Omdat het een project van de Wereldbank was natuurlijk. En dat moest allemaal op elkaar aansluiten.”

Slaapmatten met zand

Zijn tweede grote klus, in 1970 in Ghana, was pure waterbouw. Inwoners hadden een gat in een lagune gemaakt vanwege het hoge water, maar kregen het niet meer dicht. “Of ik een advies wilde geven over hoe ze dat gat konden dichten.” Baggermolens en zandzuigers waren niet voorhanden. Daarom besloot Van Duivendijk wegenbouwmaterieel in te zetten om het gat van twee kanten zoveel mogelijk dicht te schuiven en het laatste stukje met zandzakken te sluiten. Net zoals op sommige plaatsen in Zeeland in 1953.

“We hebben daar zinkstukken gemaakt van slaapmatten en wilden die ballasten met zandzakken. Op de laatste dag werkten we met 40 lokale vissers en 300 studenten om het gat definitief te dichten. Vier studenten konden samen een volle zandzak over de dijk naar het gat slepen. Vissers die in het gat stonden, pakten de zakken aan, gooiden ze in het water en gingen erop staan. Maar er stak een wind op uit zee die veel water door het gat joeg, terwijl we hadden gerekend op doodtij met stilstaand water. Die vissers konden goed zwemmen en waren niet bang voor het water. Zo hebben we in vijf uur tijd het gat gedicht.”

Oude Nederlandse waterbouwtechnieken

Een nog grotere klus wachtte hem in 1985 in het huidige Bangladesh. De opdracht was daar om de monding van de rivier Feni af te sluiten om een zoetwatermeer te vormen voor irrigatie en om overstromingen vanuit zee te voorkomen. Van Duivendijk maakte voor RoyalHaskoning het ontwerp dat een combinatie werd van oude Nederlandse waterbouwtechnieken met materiaal en mankracht uit Bangladesh. De Nederlandse televisie maakte er een documentaire over.

‘Gaat het wel goed, vroeg een verslaggever? Het gaat uitstekend, antwoordde de ingenieur’

Voor de kleinere kreken die moesten worden afgesloten maakte Van Duivendijk gebruik van zinkstukken van bamboe, palmbladen en riet. Die werden naar hun plek gesleept en geleidelijk volgestort met ballast. Boven op die bodembescherming werd een drempel gebouwd ter hoogte van het laagwaterpeil. De definitieve sluiting moest binnen één getij gebeuren, startend bij laagwater. Tienduizend arbeiders waren ingezet om in een voldoende tempo stenen en zakken met klei op de drempel te dumpen en om het rijzende zeewater voor te blijven.

Van Duivendijk herinnert zich: “Een van de ingenieurs zat vanaf de kant te kijken naar de krioelende massa arbeiders. Gaat het wel goed, vroeg een verslaggever? Het gaat uitstekend, antwoordde de ingenieur. ‘Ik ben ervan uitgegaan dat ze één meter per seconde zouden lopen met een zak op hun hoofd. Maar ze lopen twee meter per seconde. Dus het komt helemaal goed.’ Dat is natuurlijk een typisch ingenieurs antwoord.”

Universitair docent

Op basis van zijn uitzonderlijke praktijkervaring werd hij partner bij Royal HaskoningDHV en universitair docent energiewaterbouw aan de TU Delft (1986 – 2009). In 2016 verscheen na jaren van archiefwerk zijn boek Het liefst eigen baas, de scheepswerven van de Familie van Duijvendijk over de 35 scheepswerven van zijn voorvaders. In dat boek benoemt Van Duivendijk een paar kenmerkende familietrekken: ‘zelfstandigheid, groot vakmanschap en een groot doorzettingsvermogen’.

Dat hij zelf ook niet geheel vrij van is van die eigenschappen blijkt als hij in 2018 besluit om te gaan promoveren op de geschiedenis van het herstel van dijkdoorbraken en afsluiten van getijdegeulen met eenvoudige middelen. ‘We dachten dat dit iets van het verleden was’, schrijft zijn promotor prof.dr.ir. Bas Jonkman (faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen) daarover. ‘Maar in Bangladesh bleek men dit (in opdracht van) de Wereldbank nog volop te doen.’

‘Ze gaan ervan uit dat we allemaal studentjes zijn’

Mede door gezondheidsproblemen duurde het promotieonderzoek langer dan de vier jaar die ervoor staan. Dat leverde wrijving op met de TU Delft Graduate School die niet goed is afgestemd op oudere promovendi. “Het is een kolossale bureaucratie, die Graduate School”, vindt Van Duivendijk. “Ze gaan ervan uit dat we allemaal studentjes zijn. Dan stuurt een secretaresse me weer een brief met ‘Beste Hans’. Hoezo Beste Hans? Ik ken die mevrouw niet.”

Zijn volgende grote project wordt de triage van zijn honderd meter boeken en ordners. Een verhuizing naar een appartement, waar zijn kinderen op aandringen, wordt langzamerhand onvermijdelijk. Maar dan moet driekwart van zijn archief eruit.

Het nieuwe appartement in het monumentale gebouw Estel met uitzicht over de Waal trekt hem wel. Vroeger was Royal HaskoningDHV erin gevestigd. “Dan kwam de baas langs en zei: je wordt hier niet betaald om uit het raam te kijken”, herinnert Van Duivendijk zich. “Maar nu kan dat natuurlijk wel.”

promotie - 3
De jonge doctor Hans van Duivendijk geflankeerd door paranimfen Lenka (links, schoondochter) en Anneke (dochter). (Foto: Jaden Accord)
Van Duivendijk thuis
Dr.ir. Hans van Duivendijk bracht afsluitingen met eenvoudige middelen en mankracht veelvuldig in praktijk. (Foto: Jos Wassink)
Omslag proefschrift J. van Duivendijk
Voorpagina proefschrift J. van Duivendijk

Fighting against the current – restoring dike breaches and damming tidal channels by simple means – from past to present.
In de afgelopen eeuwen hebben mensen verschillende manieren ontwikkeld om dijkdoorbraken te dichten en getijdengeulen af te dammen. Deze afsluitmethoden waren nodig om schade te herstellen na overstromingen en om land te herwinnen. De afsluitingen werden uitgevoerd met eenvoudige middelen zoals het gebruik van lokale materialen, eenvoudige apparatuur en handenarbeid.

TV documentaire over de afsluiting van de rivier Feni in Bangladesh met stenen en mankracht.
Wetenschapsredacteur Jos Wassink

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

j.w.wassink@tudelft.nl

Comments are closed.