Welke kennis hebben vwo-scholieren nu eigenlijk? Om TU-docenten hierin meer inzicht te geven, organiseert het project ‘Aansluiting’ bijeenkomsten tussen vwo- en TU-docenten.
/strong>
Het project Aansluiting onderzoekt de uitgangskwaliteit van vwo-scholieren, zodat de TU Delft daar met haar propedeuseprogramma op kan inspelen. Tegelijkertijd wil de projectgroep ook de naamsbekendheid van de TU Delft vergroten en meer scholieren enthousiast maken voor een techniekstudie. Projectleider is Luusi Hendriks, beleidsmedewerkster bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management. ,,Wij hebben drie doelgroepen: de scholieren en de vwo- en de TU-docenten. Voor de scholieren is het Scholierenlab ingericht, waar ze met vragen voor hun profielwerkstuk of praktische opdracht terecht kunnen. Wij willen voor de vwo-docenten iets overeenkomstigs opzetten, omdat veel van hen behoefte hebben aan ideeën voor en opdrachten die ze in de klas kunnen uitvoeren.”
De derde doelgroep is de TU-docent. Aansluiting streeft ernaar om het contact met hun collega’s in het vwo te verbeteren zodat ze meer inzicht krijgen in de kennis van eerstejaars studenten. In die kennis is sinds de komst van het studiehuis het een en ander in veranderd. Dit inzicht is van belang bij het vaststellen van de lesstof voor de propedeuse en daarom organiseerde Aansluiting begin april een bijeenkomst van TU- en vwo-docenten in het Coornhert-gymnasium in Gouda.
Hans van Velthoven, Oras-lid van de centrale studentenraad en van Aansluiting, woonde de bijeenkomst bij. ,,Het leek ons een goede locatie, omdat de meeste TU-docenten bijna nooit meer in een middelbare school komen.” De docenten werden opgedeeld in vakgroepen. Daarin werden de boeken van het vwo en de TU Delft naast elkaar gelegd. Bij natuurkunde viel het de TU-docenten op dat de vwo-boeken veel tekst hadden om bijvoorbeeld een natuurkundig onderwerp maatschappelijk te duiden, maar dat er minder aandacht werd besteed aan de afleiding van formules. Van Velthoven: ,,Het gevolg is dat voor studenten een aantal formules op de TU Delft soms uit de lucht komt vallen. Een TU-docent ontdekte dat bijvoorbeeld bij kinetische energie slechts een uitgeklede formule werd behandeld. Hij had verondersteld dat de eerstejaars die al volledig kenden. Als student vind ik het belangrijk dat TU-docenten dit zien. De eindkwaliteit van een vwo’er is een gegeven waar zij hun stof op moeten aanpassen.”
Abstract
Volgens Hendriks is het de bedoeling dat de docenten kennisnemen van het feit dat de huidige vwo-kennis anders is dan vroeger. Maar het moet ze niet afschrikken. ,,Aansluiting streeft er niet naar dat TU-docenten gaan overwegen het niveau van de door hen aangeboden kennis te verlagen. Wij willen dat docenten zien dat de huidige eerstejaars een ander uitgangsniveau hebben. De docenten moeten nadenken over een goed traject om de studenten uiteindelijk naar het gewenste eindniveau van de TU Delft te leiden. Overigens was het voor TU-docenten ook goed om eens te vernemen dat hun collega’s in het vwo eveneens niet altijd zo gelukkig zijn met de verminderde aandacht voor abstracte kennis.”
In Gouda hadden de vwo-docenten ook opmerkingen over de lesstof van hun TU-collega’s. Van Velthoven: ,,Ze constateerden dat de TU-docenten in de theorie blijven hangen en dat het heel lang duurt voordat van de theorie naar een toepassing wordt overgestapt. Dat maakt het volgens de vwo-docenten voor studenten moeilijker om de lesstof onder de knie te krijgen.”
Deelnemers waren enthousiast over de bijeenkomst en in Gouda is besloten voor de zomervakantie nog een keer bij elkaar te komen, deze keer op de TU Delft. Hendriks: ,,In deze bijeenkomst zal worden gewerkt aan een concreet werkplan voor de samenwerking met het vwo. Bijvoorbeeld door uitwisselingen, gezamenlijke begeleiding bij werkstukken en gastlessen.”
Geïnteresseerden voor de bijeenkomst kunnen zich melden bij l.a.h.m.hendriks@tbm.tudelft.nl.
Welke kennis hebben vwo-scholieren nu eigenlijk? Om TU-docenten hierin meer inzicht te geven, organiseert het project ‘Aansluiting’ bijeenkomsten tussen vwo- en TU-docenten.
Het project Aansluiting onderzoekt de uitgangskwaliteit van vwo-scholieren, zodat de TU Delft daar met haar propedeuseprogramma op kan inspelen. Tegelijkertijd wil de projectgroep ook de naamsbekendheid van de TU Delft vergroten en meer scholieren enthousiast maken voor een techniekstudie. Projectleider is Luusi Hendriks, beleidsmedewerkster bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management. ,,Wij hebben drie doelgroepen: de scholieren en de vwo- en de TU-docenten. Voor de scholieren is het Scholierenlab ingericht, waar ze met vragen voor hun profielwerkstuk of praktische opdracht terecht kunnen. Wij willen voor de vwo-docenten iets overeenkomstigs opzetten, omdat veel van hen behoefte hebben aan ideeën voor en opdrachten die ze in de klas kunnen uitvoeren.”
De derde doelgroep is de TU-docent. Aansluiting streeft ernaar om het contact met hun collega’s in het vwo te verbeteren zodat ze meer inzicht krijgen in de kennis van eerstejaars studenten. In die kennis is sinds de komst van het studiehuis het een en ander in veranderd. Dit inzicht is van belang bij het vaststellen van de lesstof voor de propedeuse en daarom organiseerde Aansluiting begin april een bijeenkomst van TU- en vwo-docenten in het Coornhert-gymnasium in Gouda.
Hans van Velthoven, Oras-lid van de centrale studentenraad en van Aansluiting, woonde de bijeenkomst bij. ,,Het leek ons een goede locatie, omdat de meeste TU-docenten bijna nooit meer in een middelbare school komen.” De docenten werden opgedeeld in vakgroepen. Daarin werden de boeken van het vwo en de TU Delft naast elkaar gelegd. Bij natuurkunde viel het de TU-docenten op dat de vwo-boeken veel tekst hadden om bijvoorbeeld een natuurkundig onderwerp maatschappelijk te duiden, maar dat er minder aandacht werd besteed aan de afleiding van formules. Van Velthoven: ,,Het gevolg is dat voor studenten een aantal formules op de TU Delft soms uit de lucht komt vallen. Een TU-docent ontdekte dat bijvoorbeeld bij kinetische energie slechts een uitgeklede formule werd behandeld. Hij had verondersteld dat de eerstejaars die al volledig kenden. Als student vind ik het belangrijk dat TU-docenten dit zien. De eindkwaliteit van een vwo’er is een gegeven waar zij hun stof op moeten aanpassen.”
Abstract
Volgens Hendriks is het de bedoeling dat de docenten kennisnemen van het feit dat de huidige vwo-kennis anders is dan vroeger. Maar het moet ze niet afschrikken. ,,Aansluiting streeft er niet naar dat TU-docenten gaan overwegen het niveau van de door hen aangeboden kennis te verlagen. Wij willen dat docenten zien dat de huidige eerstejaars een ander uitgangsniveau hebben. De docenten moeten nadenken over een goed traject om de studenten uiteindelijk naar het gewenste eindniveau van de TU Delft te leiden. Overigens was het voor TU-docenten ook goed om eens te vernemen dat hun collega’s in het vwo eveneens niet altijd zo gelukkig zijn met de verminderde aandacht voor abstracte kennis.”
In Gouda hadden de vwo-docenten ook opmerkingen over de lesstof van hun TU-collega’s. Van Velthoven: ,,Ze constateerden dat de TU-docenten in de theorie blijven hangen en dat het heel lang duurt voordat van de theorie naar een toepassing wordt overgestapt. Dat maakt het volgens de vwo-docenten voor studenten moeilijker om de lesstof onder de knie te krijgen.”
Deelnemers waren enthousiast over de bijeenkomst en in Gouda is besloten voor de zomervakantie nog een keer bij elkaar te komen, deze keer op de TU Delft. Hendriks: ,,In deze bijeenkomst zal worden gewerkt aan een concreet werkplan voor de samenwerking met het vwo. Bijvoorbeeld door uitwisselingen, gezamenlijke begeleiding bij werkstukken en gastlessen.”
Geïnteresseerden voor de bijeenkomst kunnen zich melden bij l.a.h.m.hendriks@tbm.tudelft.nl.
Comments are closed.