Opinie

Voorzitter u-raad moet slecht nieuws kunnen brengen

De universiteitsraad is weer op zoek naar kandidaat-voorzitters. De eerste selectieprocedure eindigde in een debâcle, omdat de vertrouwenscommissie op basis van ‘het aanbod’ geen aanbeveling kon doen en omdat daarna in de u-raad zelf geprobeerd werd een van de sollicitanten toch aan een meerderheid te helpen.

Een lid van de vertrouwenscommissie verheldert de criteria waaraan de nieuwe voorzitter moet voldoen: ,,Er zijn de komende twee jaar van de u-raad voor velen onplezierige beslissingen te verwachten.”

De universiteitsraad heeft in zijn vergadering van 25 oktober 1995 besloten om geen van de drie beschikbare kandidaten tot voorzitter te kiezen. Over de manier waarop dat is gebeurd geeft Richard Meijer in Delta nummer 33 een redelijk waarheidsgetrouwe reconstructie. De vertrouwelijkheid van de vergadering van de raad blijkt daardoor dit keer weliswaar een farce, maar ook is duidelijk geworden dat politieke spelletjes, waarin voorbij wordt gegaan aan het belang van de zaak, gelukkig niet altijd hoeven te slagen.

Wat is er aan de hand? De vertrouwenscommissie van de u-raad, die een voordracht tot benoeming moest opstellen, heeft zich allereerst afgevraagd aan welke eisen de nieuwe voorzitter moest voldoen en welk gewicht elke eis afzonderlijk in het selectieproces moest krijgen. Daarbij is extra gewicht toegekend aan de eis dat de voorzitter in staat moet zijn ,,de standpunten van de raad” naar binnen en naar buiten te verwoorden en uit te dragen.

In deze overweging is meegenomen dat de universiteit een uiterst zware periode in haar bestaan tegemoet gaat. Er zijn zware financiële zorgen, die leiden tot reorganisaties en personeelsproblemen. Er wordsen onder grote druk van de politiek steeds hogere eisen gesteld aan onderwijs- en onderzoekskwaliteit en aan studeerbaarheid en studierendement. Er zijn omvangrijke en kostbare huisvestingsknelpunten op te lossen en de omvang en kwaliteit van de staven (de bureaucratie) staan nadrukkelijk ter discussie. Daar bovenop wil politiek Den Haag de bestuursstructuur drastisch wijzigen. Er zijn door dit alles in de komende twee jaar zware, en voor velen onplezierige besluiten, van de u-raad te verwachten.
Gebrekkig

Al deze processen spelen zich af in een politiek klimaat dat wordt gekenmerkt door een gebrekkige legitimatie van de raadsleden. De opkomst van de kiezers is klein, de belangstelling voor het raadswerk is niet indrukwekkend en de kennis van de omvang van de problemen van de universiteit is verontrustend gering. Hierdoor is een situatie ontstaan, waarin de raad niet meer wordt gezien als de representant van de kiezers (personeel en studenten), maar als een onderdeel van de centrale bureaucratie, die ,,er weinig van begrijpt”, en in ieder geval de problemen van personeel, studenten en faculteiten niet oplost. De kiezers gedragen zich niet als medeverantwoordelijken voor de gang van zaken, maar als ontevreden klanten van het systeem.

In zo’n omgeving is het noodzakelijk dat het bestuur van de universiteit (u-raad en college van bestuur) kan beschikken over uiterst alerte en bekwame ‘communicatoren’, die duidelijk kunnen maken wat er moet gebeuren en waarom, personeel en studenten kunnen overtuigen van het feit dat er ontzettend veel heel anders en veel beter moet en kunnen uit leggen dat iedereen op zijn plaats voor de noodzakelijke verbeteringen medeverantwoordelijkheid dient te nemen.

In de discussie heb ik als metafoor gebruikt dat de voorzitter ,,op de zeepkist moet kunnen staan”. Ik bedoelde daarmee (en dat heb ik ook gezegd) een voorzitter met het gezag, de uitstraling, het charisma om moeilijke boodschappen over te brengen, om iedereen ervan te overtuigen dat het anders moet en dat iedereen van hoog tot laag daaraan moet bijdragen. Klagen over ‘het bestuur’ helpt niet. Problemen kunnen niet bij een centraal loket worden ingeleverd.
Daadkrachtig

Het zwaartepunt van de functie van het bestuur verschuift in de richting van uitleggen en verklaren en van het vragen van samenwerkende medeverantwoordelijkheid. De raad heeft behoefte aan een voorzitter die dit inziet en die daadkrachtig een aandeel neemt in dit proces.

Elders in dit nummer van Delta verschijnt de advertentie waarin de oproep tot solliciteren naar het voorzitterschap van de u-raad wordt herhaald. Ik onderschrijf van harte deze herhaling en ik vertrouw erop dat zich kandidaten melden die zich in de hier beschreven karakteristiek kunnen herkennen. En die de betrokkenheid bezitten om mede sturing te geven aan de nieuwe ontwikkelingen van de universiteit, die ons allen ter harte gaat. Ik verzeker u dat de vertrouwenscommissie hen met open armen en een open mind zal ontvangen.

De universiteitsraad is weer op zoek naar kandidaat-voorzitters. De eerste selectieprocedure eindigde in een debâcle, omdat de vertrouwenscommissie op basis van ‘het aanbod’ geen aanbeveling kon doen en omdat daarna in de u-raad zelf geprobeerd werd een van de sollicitanten toch aan een meerderheid te helpen. Een lid van de vertrouwenscommissie verheldert de criteria waaraan de nieuwe voorzitter moet voldoen: ,,Er zijn de komende twee jaar van de u-raad voor velen onplezierige beslissingen te verwachten.”

De universiteitsraad heeft in zijn vergadering van 25 oktober 1995 besloten om geen van de drie beschikbare kandidaten tot voorzitter te kiezen. Over de manier waarop dat is gebeurd geeft Richard Meijer in Delta nummer 33 een redelijk waarheidsgetrouwe reconstructie. De vertrouwelijkheid van de vergadering van de raad blijkt daardoor dit keer weliswaar een farce, maar ook is duidelijk geworden dat politieke spelletjes, waarin voorbij wordt gegaan aan het belang van de zaak, gelukkig niet altijd hoeven te slagen.

Wat is er aan de hand? De vertrouwenscommissie van de u-raad, die een voordracht tot benoeming moest opstellen, heeft zich allereerst afgevraagd aan welke eisen de nieuwe voorzitter moest voldoen en welk gewicht elke eis afzonderlijk in het selectieproces moest krijgen. Daarbij is extra gewicht toegekend aan de eis dat de voorzitter in staat moet zijn ,,de standpunten van de raad” naar binnen en naar buiten te verwoorden en uit te dragen.

In deze overweging is meegenomen dat de universiteit een uiterst zware periode in haar bestaan tegemoet gaat. Er zijn zware financiële zorgen, die leiden tot reorganisaties en personeelsproblemen. Er wordsen onder grote druk van de politiek steeds hogere eisen gesteld aan onderwijs- en onderzoekskwaliteit en aan studeerbaarheid en studierendement. Er zijn omvangrijke en kostbare huisvestingsknelpunten op te lossen en de omvang en kwaliteit van de staven (de bureaucratie) staan nadrukkelijk ter discussie. Daar bovenop wil politiek Den Haag de bestuursstructuur drastisch wijzigen. Er zijn door dit alles in de komende twee jaar zware, en voor velen onplezierige besluiten, van de u-raad te verwachten.
Gebrekkig

Al deze processen spelen zich af in een politiek klimaat dat wordt gekenmerkt door een gebrekkige legitimatie van de raadsleden. De opkomst van de kiezers is klein, de belangstelling voor het raadswerk is niet indrukwekkend en de kennis van de omvang van de problemen van de universiteit is verontrustend gering. Hierdoor is een situatie ontstaan, waarin de raad niet meer wordt gezien als de representant van de kiezers (personeel en studenten), maar als een onderdeel van de centrale bureaucratie, die ,,er weinig van begrijpt”, en in ieder geval de problemen van personeel, studenten en faculteiten niet oplost. De kiezers gedragen zich niet als medeverantwoordelijken voor de gang van zaken, maar als ontevreden klanten van het systeem.

In zo’n omgeving is het noodzakelijk dat het bestuur van de universiteit (u-raad en college van bestuur) kan beschikken over uiterst alerte en bekwame ‘communicatoren’, die duidelijk kunnen maken wat er moet gebeuren en waarom, personeel en studenten kunnen overtuigen van het feit dat er ontzettend veel heel anders en veel beter moet en kunnen uit leggen dat iedereen op zijn plaats voor de noodzakelijke verbeteringen medeverantwoordelijkheid dient te nemen.

In de discussie heb ik als metafoor gebruikt dat de voorzitter ,,op de zeepkist moet kunnen staan”. Ik bedoelde daarmee (en dat heb ik ook gezegd) een voorzitter met het gezag, de uitstraling, het charisma om moeilijke boodschappen over te brengen, om iedereen ervan te overtuigen dat het anders moet en dat iedereen van hoog tot laag daaraan moet bijdragen. Klagen over ‘het bestuur’ helpt niet. Problemen kunnen niet bij een centraal loket worden ingeleverd.
Daadkrachtig

Het zwaartepunt van de functie van het bestuur verschuift in de richting van uitleggen en verklaren en van het vragen van samenwerkende medeverantwoordelijkheid. De raad heeft behoefte aan een voorzitter die dit inziet en die daadkrachtig een aandeel neemt in dit proces.

Elders in dit nummer van Delta verschijnt de advertentie waarin de oproep tot solliciteren naar het voorzitterschap van de u-raad wordt herhaald. Ik onderschrijf van harte deze herhaling en ik vertrouw erop dat zich kandidaten melden die zich in de hier beschreven karakteristiek kunnen herkennen. En die de betrokkenheid bezitten om mede sturing te geven aan de nieuwe ontwikkelingen van de universiteit, die ons allen ter harte gaat. Ik verzeker u dat de vertrouwenscommissie hen met open armen en een open mind zal ontvangen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.