Campus

Voetbaltempels als statussymbolen

Stadions hebben sinds kort status. De Arena pronkt als ansichtkaart in ieder Amsterdams toeristenwinkeltje, het Parijse Stade de France behoort tot de megalomane grands projets.

In het Nederlandse Architectuurinstituut (NAi) kunnen bezoekers de sfeer van het moderne stadion proeven.

Het Colosseum in Rome is een van de kolossaalste overblijfselen uit de klassieke Oudheid. Het is het grootste stadion uit de geschiedenis voor 1900. Het Colosseum had dezelfde capaciteit als de Rotterdamse Kuip: er konden maar liefst vijftigduizend toeschouwers in.

Met de val van het Romeinse Rijk verdween ook het fenomeen sport, eens uitgevonden door de Grieken, uit de Europese geschiedenis. Op een enkel riddertoernooitje na was er bijna tweeduizend jaar geen interesse meer in massasport. En dus ook niet in stadions.

Totdat sport aan het einde van de negentiende eeuw werd herontdekt. In 1896 zagen de Olympische Spelen opnieuw het levenslicht. En vooral in Engeland bloeiden tal van nieuwe sporten op: tennis, hockey, voetbal, rugby. Vooral de laatste twee spelletjes trokken erg veel toeschouwers. Het stadion werd opnieuw uitgevonden.

Begin twintigste eeuw bloeide de stadionarchitectuur. Dat leverde prachtige bouwwerken op, zoals het Olympisch Stadion in Amsterdam, het grootste stadion dat Nederland ooit gekend heeft (vroeger 65.000 plaatsen). Architect Jan Wils was geïnspireerd door de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright. De zogenaamde ‘marathontoren’ van het Olympisch stadion werd een nieuwe trend. Diverse Europese stadions kregen nadien een vergelijkbare toren.

Maar na de oorlog kreeg in de stadionarchitectuur het lelijke functionalisme de overhand. De meeste stadions uit die tijd waren niets anders dan enorme betonnen bakken die zo veel mogelijk mensen moesten herbergen. Er waren weinig bekende architecten die hun handen hieraan vuil maakten.

Skybox

De laatste tijd is er opnieuw een duidelijke verandering waarneembaar in de stadionarchitectuur. Dat heeft vooral praktische redenen. Voetbalclubs zijn er eindelijk achter gekomen dat zo’n stadion weinig rendabel is als je ‘m maar twintig zondagmiddagen per jaar gebruikt. Daarom is het moderne stadion multifunctioneel. Er vinden popconcerten plaats, religieuze bijeenkomsten, huishoudbeurzen; noem maar op. Ook het grote geld heeft de stadions veranderd. Sinds de jaren tachtig kennen grote stadions skyboxen en sjieke restaurants.

Uiterlijk zijn stadions hierdoor sterk veranderd. Het zijn geen betonnen bakken meer, maar vaak toeristische topattracties. De Amsterdamse Arena is het bekendste Nederlandse voorbeeld. Het stadion is een van de paradepaardjes van de stad. De omslag in denken over stadions wordt het best geïllustreerd door het ParijseStade de France uit 1998. Architect Jean Nouvel won de prijsvraag, maar de Franse overheid vond zijn ontwerp te traditioneel en koos uiteindelijk toch voor een futuristischer ontwerp van aantal andere architecten. Het Stade de France moest namelijk de grootsheid van het moderne Frankrijk uitstralen. Voetbalstadions zijn statussymbolen geworden.

Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam probeert momenteel de sfeer van de moderne voetbaltempel op de bezoekers over te brengen. Het museum is ingericht als stadion, met een voetbalveld in de diepte, de bekende plastic kuipstoeltjes en zelfs een skybox. Ook heeft het NAi een truttige Hollandse huiskamer nagebouwd, de plek waar de meeste Nederlanders het voetbal volgen.

Dat heeft het NAi leuk gedaan, en was aanleiding voor vrijwel alle vaderlandse tv-nieuwsrubrieken om even in het museum langs te wippen. Maar van een serieus architectuurinstituut verwacht je meer dan een nagebouwde Hollandse huiskamer.

Dat méér is er gelukkig ook wel, voornamelijk in de vorm van talloze maquettes van stadions over de gehele wereld. Het is alleen jammer dat het NAi ze vaak niet van tekst heeft voorzien (voor informatie moet je op zoek naar kleine ‘voetbalplaatjes’ die her en der in rekjes staan). Rommelig. Jammer ook dat het NAi niet wat meer aandacht heeft besteed aan het stadion in de klassieke Oudheid.

Eveneens rommelig zijn de gesproken en geschreven teksten die je als bezoeker wél aantreft. Het NAi heeft niet de moeite genomen Engels van een Nederlandse vertaling te voorzien. Alla, een internationaal publiek zeker? Maar die vlieger gaat niet op, want de Nederlandse teksten zijn weer niet in het Engels vertaald. Het lijkt er een beetje op alsof het NAi de tentoonstelling snel, snel, snel klaar wilde hebben omdat het EK begon. Jammer, er had meer ingezeten.

De tentoonstelling Het Stadion, de architectuur van massasport is t/m 24 september te bezichtigen in het Nederlands Architectuurinstituut, Museumpark 25 Rotterdam. Www.nai.nl. Maandag gesloten.

Stadions hebben sinds kort status. De Arena pronkt als ansichtkaart in ieder Amsterdams toeristenwinkeltje, het Parijse Stade de France behoort tot de megalomane grands projets. In het Nederlandse Architectuurinstituut (NAi) kunnen bezoekers de sfeer van het moderne stadion proeven.

Het Colosseum in Rome is een van de kolossaalste overblijfselen uit de klassieke Oudheid. Het is het grootste stadion uit de geschiedenis voor 1900. Het Colosseum had dezelfde capaciteit als de Rotterdamse Kuip: er konden maar liefst vijftigduizend toeschouwers in.

Met de val van het Romeinse Rijk verdween ook het fenomeen sport, eens uitgevonden door de Grieken, uit de Europese geschiedenis. Op een enkel riddertoernooitje na was er bijna tweeduizend jaar geen interesse meer in massasport. En dus ook niet in stadions.

Totdat sport aan het einde van de negentiende eeuw werd herontdekt. In 1896 zagen de Olympische Spelen opnieuw het levenslicht. En vooral in Engeland bloeiden tal van nieuwe sporten op: tennis, hockey, voetbal, rugby. Vooral de laatste twee spelletjes trokken erg veel toeschouwers. Het stadion werd opnieuw uitgevonden.

Begin twintigste eeuw bloeide de stadionarchitectuur. Dat leverde prachtige bouwwerken op, zoals het Olympisch Stadion in Amsterdam, het grootste stadion dat Nederland ooit gekend heeft (vroeger 65.000 plaatsen). Architect Jan Wils was geïnspireerd door de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright. De zogenaamde ‘marathontoren’ van het Olympisch stadion werd een nieuwe trend. Diverse Europese stadions kregen nadien een vergelijkbare toren.

Maar na de oorlog kreeg in de stadionarchitectuur het lelijke functionalisme de overhand. De meeste stadions uit die tijd waren niets anders dan enorme betonnen bakken die zo veel mogelijk mensen moesten herbergen. Er waren weinig bekende architecten die hun handen hieraan vuil maakten.

Skybox

De laatste tijd is er opnieuw een duidelijke verandering waarneembaar in de stadionarchitectuur. Dat heeft vooral praktische redenen. Voetbalclubs zijn er eindelijk achter gekomen dat zo’n stadion weinig rendabel is als je ‘m maar twintig zondagmiddagen per jaar gebruikt. Daarom is het moderne stadion multifunctioneel. Er vinden popconcerten plaats, religieuze bijeenkomsten, huishoudbeurzen; noem maar op. Ook het grote geld heeft de stadions veranderd. Sinds de jaren tachtig kennen grote stadions skyboxen en sjieke restaurants.

Uiterlijk zijn stadions hierdoor sterk veranderd. Het zijn geen betonnen bakken meer, maar vaak toeristische topattracties. De Amsterdamse Arena is het bekendste Nederlandse voorbeeld. Het stadion is een van de paradepaardjes van de stad. De omslag in denken over stadions wordt het best geïllustreerd door het ParijseStade de France uit 1998. Architect Jean Nouvel won de prijsvraag, maar de Franse overheid vond zijn ontwerp te traditioneel en koos uiteindelijk toch voor een futuristischer ontwerp van aantal andere architecten. Het Stade de France moest namelijk de grootsheid van het moderne Frankrijk uitstralen. Voetbalstadions zijn statussymbolen geworden.

Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam probeert momenteel de sfeer van de moderne voetbaltempel op de bezoekers over te brengen. Het museum is ingericht als stadion, met een voetbalveld in de diepte, de bekende plastic kuipstoeltjes en zelfs een skybox. Ook heeft het NAi een truttige Hollandse huiskamer nagebouwd, de plek waar de meeste Nederlanders het voetbal volgen.

Dat heeft het NAi leuk gedaan, en was aanleiding voor vrijwel alle vaderlandse tv-nieuwsrubrieken om even in het museum langs te wippen. Maar van een serieus architectuurinstituut verwacht je meer dan een nagebouwde Hollandse huiskamer.

Dat méér is er gelukkig ook wel, voornamelijk in de vorm van talloze maquettes van stadions over de gehele wereld. Het is alleen jammer dat het NAi ze vaak niet van tekst heeft voorzien (voor informatie moet je op zoek naar kleine ‘voetbalplaatjes’ die her en der in rekjes staan). Rommelig. Jammer ook dat het NAi niet wat meer aandacht heeft besteed aan het stadion in de klassieke Oudheid.

Eveneens rommelig zijn de gesproken en geschreven teksten die je als bezoeker wél aantreft. Het NAi heeft niet de moeite genomen Engels van een Nederlandse vertaling te voorzien. Alla, een internationaal publiek zeker? Maar die vlieger gaat niet op, want de Nederlandse teksten zijn weer niet in het Engels vertaald. Het lijkt er een beetje op alsof het NAi de tentoonstelling snel, snel, snel klaar wilde hebben omdat het EK begon. Jammer, er had meer ingezeten.

De tentoonstelling Het Stadion, de architectuur van massasport is t/m 24 september te bezichtigen in het Nederlands Architectuurinstituut, Museumpark 25 Rotterdam. Www.nai.nl. Maandag gesloten.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.