Campus

Vlinders in de buik

Een architect is als een filmregisseur, vindt prof.ir. Fons Verheijen (52), hoogleraar bouwtechnisch ontwerpen en architect van onder meer het Rotterdamse winkelcentrum Alexandrium en Naturalis in Leiden.

,,Het is een moeilijk, maar heerlijk vak.”

,,Elk project is in het begin een wiskundesom met honderd onbekenden . Als je dat allemaal zou opschrijven zou je gek worden: hier kom ik nooit uit! Vaak moet je beslissingen nemen terwijl je nog helemaal niet weet of het kan. De kunst is om aan al die onzekerheden plezier te beleven.”

Valt ‘ongeveerkunde’, zoals u het noemt, te leren?

,,Studenten met een strikt rationele benadering hebben moeite om in die rare bochten te denken. Die kiezen vaak voor bouwtechniek en bouwmanagement. Maar dat is geen diskwalificatie. Op ons architectenbureau deel ik de mensen in twee types in: de twijfelaars en de mierenneukers. Ze zijn allebei even hard nodig.”

Eerst het ruimtelijk ontwerp, constructie en techniek komen later wel % die aanpak verfoeit u?

,,Geen enkele goede architect werkt zo. Je moet die elementen integreren. Je hebt ook niet meteen een duidelijk beeld hoe het gebouw er uit zal zien. Bij een groot project als Naturalis kun je achteraf zien hoe in een vage schets opeens een cruciaal idee opduikt.”

Eureka?

,,Ja. Je kunt dagenlang vruchteloos piekeren over een oplossing voor alle tegenstellingen, eisen en obstakels. Je gaat dan eens een middagje strandwandelen, in de wetenschap dat onbewust je hoofd toch blijft doormalen. En dan kan het gebeuren dat je twee dagen later achter de werktafel begint te tekenen en opeens valt alles op zijn plaats. Heel wonderlijk. Net alsof iemand anders je hand vasthoudt.”

Maar herhaalt die magie zich?

,,Bij elke opdracht is er weer even dat paniekgevoel: je denkt niet meer te kunnen ontwerpen. Twee van mijn afstudeerders kwamen opgelucht naar me toe toen ik daar iets over had geschreven. ‘God, dat heb jij dus ook.’ Natuurlijk. Elke ontwerper heeft dat.

Ik kom wel eens architectuur tegen, goedkope woningbouw met name, waaraan je kunt zien dat de architect het opgegeven heeft. Die laat de dingen maar gebeuren. De opdrachtgever wil dat de ruimte kleiner moet worden omdat de wet het voorschrijft? Oké, dan wordt het kleiner. Geen zin meer om naar een inventieve oplossing te zoeken. Zo ontstaan gebouwen waar alle fut uit is.”

Dat zegt ook iets over de druk waar architecten soms onder werken.

,,Zeker. Het is bijvoorbeeld razend irritant als je, tegen eerdere afspraken in, moet bezuinigen. Maar zo’n bezuinigingsronde dwingt je wel het gebouw van alle ballast te ontdoen, en dat maakt het vaak mooier. Een gebouw ontwerpen met een ongelimiteerd budget is een ramp.

Het lijkt een universele wet: bij elk project is een bepaald percentage rottigheid. Als alles vlot loopt, ga ik me zorgen maken: waar blijft de kink in de kabel? Die komt altijd. En als het je lukt om problemen dan om te buigen tot een voordeel, is ontwerpen een feestje.”

Nooit ontmoedigd?

,,Natuurlijk wel. Dan sta ik te tieren en te schelden. Vervolgens vind je weer de veerkracht om al die problemen op een rijtje te zetten, verder te piekeren.”

Moet je tegenover ambtenaren en projectontwikkelaars een rol spelen?

,,Nee. Je moet jezelf zijn. En van architecten wordt veel geaccepteerd. Ik kan het me permitteren om binnen te lopen met ongepoetste schoenen en een wilde haardos. Men vindt het prima.”

Omschrijf u zelf eens als architect.

,,Ik behoor tot de architecten die liever geen stempel op het voorhoofd krijgen. Kijk naar de Amerikaanse architect Richard Meier: een wereldster, prestigieuze opdrachten, maar hij zit gevangen in zijn eigen architectuur. Opdrachtgevers verwachten van Meier een groot, wit gebouw, met een bepaalde vormentaal. Als hij zin zou hebben om een keer rode baksteen te gebruiken, omdat het voor een specifiek probleem de beste oplossing is – geen opdrachtgever zou het pikken.”

,,Zodra je je eigen werk in een cultuur-historische context plaatst, ga je karikaturaal werken. Ik wil elke opdracht op zijn eigen merites bekijken. Dat zou je misschien ook een stroming kunnen noemen.”

De Pragmatici.

,,Nee, dat klinkt teveel als: je klooit maar wat aan. Dat is het niet. Ik neem de opgave en het vak uiterst serieus. Ik wil graag zonder vooringenomenheid kijken naar de eisen die het gebouw en de omgeving van het gebouw stellen. En de beste oplossingen proberen te vinden.”

U bent nu ruim een jaar hoogleraar aan de universiteit waar u in de jaren zeventig cum laude bent afgestudeerd. Kwam het hoogleraarschap op het goede moment?

,,Ja. Ik had in de jaren negentig met een partner een groot architectenbureau opgebouwd. Heel veel gedaan, intensief met dingen bezig geweest, en dan komt er een moment % heet dat een midlife crisis? % dat je denkt: nu moet ik een nieuwe uitdaging hebben. En precies toen ben ik gepolst. Ik combineer mijn architectenbureau met het hoogleraarschap, het een voedt het ander. De praktijk is mijn onderzoekspoot.”

Heeft de architect ruimte moeten inleveren aan ambtenaren, projectontwikkelaars, projectmanagers?

,,Jawel, maar dat is ook een reactie op architecten die de organisatie niet goed in hand hebben. Deadlines halen, alles tot de laatste cent verantwoorden % sommige architectenbureaus vinden dat minderwaardig, en dan kunnen de kosten van een gebouw enorm uit de hand lopen.

Je moet zorgen dat jij de de initiatiefnemer bent, de inspirator, dan draait het proces om de architect. Charisma is voor mij: mensen overtuigen door oprecht overtuigd te zijn van je eigen argumenten. Het mooiste is als een publiek dat ad mordicus tegen je voorstel was, opgetogen de zaal verlaat.”

Welke kritiek trekt u zich het meest aan? Van collega%s, critici?

,,De mensen voor wie je het maakt, daar draait het om. Er is een groot verschil tussen wat architecten mooi vinden en wat de mensen mooi vinden. Dat verschil probeer ik te overbruggen.”

Het is toch begrijpelijk dat architecten niet in retro-stijl willen ontwerpen, omdat ze dat onwaarachtig vinden?

,,Vind ik ook. Maar ik wil iets maken dat van deze tijd is, en ook door het publiek geaccepteerd wordt. Dat vind ik het interessantst.”

U heeft een pleidooi gehouden voor het ontwerpen van bescheiden, ‘saaie’ gebouwen. Lukt het om studenten daarvoor enthousiast te krijgen?

,,Moeilijk. Het probleem is dat we studenten hier opleiden met alle grote voorbeelden, en al die spectaculaire avantgarde-gebouwen die we bewonderen.”

Iedereen wil Picasso worden?

,,Ja, maar dat kan helemaal niet. Iemand die wat minder talent heeft en probeert Picasso te worden, dat levert de meest afgrijselijke kunst die er is. Ik wil graag overbrengen dat het maken van bescheiden architectuur noodzakelijk, zelfs heroïsch is. Ik loop met mijn fototoestel overal rond, op zoek naar dat ene bescheiden gebouw met een beeldschone uitstraling en een verfijnde detaillering. Het is moeilijk te vinden.”

Zijn er gebouwen die u in vervoering brengen?

,,Ja: fysiek. Vlinders in de buik. Je moet het aan den lijve ervaren. Mooie gebouwen moet ik ook altijd even aanraken.”

Dan wordt u ook misselijk van een slecht gebouw.

,,Oh ja. En boos. Soms heb je de neiging om een spuitbus te pakken en ‘fout!’ op een muur te spuiten. Toch zijn dat interessante gebouwen, ze roepen tenminste een felle reactie op.

‘Vlinders in de buik’ is trouwens ook de naam van een opdracht die ik aan studenten geef: ze moeten met tekst en tekeningen duidelijk maken waarom ze een detail of fragment van een gebouw fantastisch vinden. Soms ontdekken ze door goed naar de details te kijken dat een spectaculair gebouw slecht afgewerkt is. Lelijke pijpen op het dak, deuren die niet goed passen. ‘De vlinders sterven in mijn buik’, schrijven ze dan.”

Heeft u nog een droomopdracht?

,,Een elektriciteitscentrale, met van die enorme turbines. Niet de mens, maar de bescherming van de apparatuur staat centraal. zo’n opdracht dwingt je om op een heel andere manier na te denken. En het loskomen van conventies is het mooiste dat er is.”

Een architect is als een filmregisseur, vindt prof.ir. Fons Verheijen (52), hoogleraar bouwtechnisch ontwerpen en architect van onder meer het Rotterdamse winkelcentrum Alexandrium en Naturalis in Leiden. ,,Het is een moeilijk, maar heerlijk vak.”

,,Elk project is in het begin een wiskundesom met honderd onbekenden . Als je dat allemaal zou opschrijven zou je gek worden: hier kom ik nooit uit! Vaak moet je beslissingen nemen terwijl je nog helemaal niet weet of het kan. De kunst is om aan al die onzekerheden plezier te beleven.”

Valt ‘ongeveerkunde’, zoals u het noemt, te leren?

,,Studenten met een strikt rationele benadering hebben moeite om in die rare bochten te denken. Die kiezen vaak voor bouwtechniek en bouwmanagement. Maar dat is geen diskwalificatie. Op ons architectenbureau deel ik de mensen in twee types in: de twijfelaars en de mierenneukers. Ze zijn allebei even hard nodig.”

Eerst het ruimtelijk ontwerp, constructie en techniek komen later wel % die aanpak verfoeit u?

,,Geen enkele goede architect werkt zo. Je moet die elementen integreren. Je hebt ook niet meteen een duidelijk beeld hoe het gebouw er uit zal zien. Bij een groot project als Naturalis kun je achteraf zien hoe in een vage schets opeens een cruciaal idee opduikt.”

Eureka?

,,Ja. Je kunt dagenlang vruchteloos piekeren over een oplossing voor alle tegenstellingen, eisen en obstakels. Je gaat dan eens een middagje strandwandelen, in de wetenschap dat onbewust je hoofd toch blijft doormalen. En dan kan het gebeuren dat je twee dagen later achter de werktafel begint te tekenen en opeens valt alles op zijn plaats. Heel wonderlijk. Net alsof iemand anders je hand vasthoudt.”

Maar herhaalt die magie zich?

,,Bij elke opdracht is er weer even dat paniekgevoel: je denkt niet meer te kunnen ontwerpen. Twee van mijn afstudeerders kwamen opgelucht naar me toe toen ik daar iets over had geschreven. ‘God, dat heb jij dus ook.’ Natuurlijk. Elke ontwerper heeft dat.

Ik kom wel eens architectuur tegen, goedkope woningbouw met name, waaraan je kunt zien dat de architect het opgegeven heeft. Die laat de dingen maar gebeuren. De opdrachtgever wil dat de ruimte kleiner moet worden omdat de wet het voorschrijft? Oké, dan wordt het kleiner. Geen zin meer om naar een inventieve oplossing te zoeken. Zo ontstaan gebouwen waar alle fut uit is.”

Dat zegt ook iets over de druk waar architecten soms onder werken.

,,Zeker. Het is bijvoorbeeld razend irritant als je, tegen eerdere afspraken in, moet bezuinigen. Maar zo’n bezuinigingsronde dwingt je wel het gebouw van alle ballast te ontdoen, en dat maakt het vaak mooier. Een gebouw ontwerpen met een ongelimiteerd budget is een ramp.

Het lijkt een universele wet: bij elk project is een bepaald percentage rottigheid. Als alles vlot loopt, ga ik me zorgen maken: waar blijft de kink in de kabel? Die komt altijd. En als het je lukt om problemen dan om te buigen tot een voordeel, is ontwerpen een feestje.”

Nooit ontmoedigd?

,,Natuurlijk wel. Dan sta ik te tieren en te schelden. Vervolgens vind je weer de veerkracht om al die problemen op een rijtje te zetten, verder te piekeren.”

Moet je tegenover ambtenaren en projectontwikkelaars een rol spelen?

,,Nee. Je moet jezelf zijn. En van architecten wordt veel geaccepteerd. Ik kan het me permitteren om binnen te lopen met ongepoetste schoenen en een wilde haardos. Men vindt het prima.”

Omschrijf u zelf eens als architect.

,,Ik behoor tot de architecten die liever geen stempel op het voorhoofd krijgen. Kijk naar de Amerikaanse architect Richard Meier: een wereldster, prestigieuze opdrachten, maar hij zit gevangen in zijn eigen architectuur. Opdrachtgevers verwachten van Meier een groot, wit gebouw, met een bepaalde vormentaal. Als hij zin zou hebben om een keer rode baksteen te gebruiken, omdat het voor een specifiek probleem de beste oplossing is – geen opdrachtgever zou het pikken.”

,,Zodra je je eigen werk in een cultuur-historische context plaatst, ga je karikaturaal werken. Ik wil elke opdracht op zijn eigen merites bekijken. Dat zou je misschien ook een stroming kunnen noemen.”

De Pragmatici.

,,Nee, dat klinkt teveel als: je klooit maar wat aan. Dat is het niet. Ik neem de opgave en het vak uiterst serieus. Ik wil graag zonder vooringenomenheid kijken naar de eisen die het gebouw en de omgeving van het gebouw stellen. En de beste oplossingen proberen te vinden.”

U bent nu ruim een jaar hoogleraar aan de universiteit waar u in de jaren zeventig cum laude bent afgestudeerd. Kwam het hoogleraarschap op het goede moment?

,,Ja. Ik had in de jaren negentig met een partner een groot architectenbureau opgebouwd. Heel veel gedaan, intensief met dingen bezig geweest, en dan komt er een moment % heet dat een midlife crisis? % dat je denkt: nu moet ik een nieuwe uitdaging hebben. En precies toen ben ik gepolst. Ik combineer mijn architectenbureau met het hoogleraarschap, het een voedt het ander. De praktijk is mijn onderzoekspoot.”

Heeft de architect ruimte moeten inleveren aan ambtenaren, projectontwikkelaars, projectmanagers?

,,Jawel, maar dat is ook een reactie op architecten die de organisatie niet goed in hand hebben. Deadlines halen, alles tot de laatste cent verantwoorden % sommige architectenbureaus vinden dat minderwaardig, en dan kunnen de kosten van een gebouw enorm uit de hand lopen.

Je moet zorgen dat jij de de initiatiefnemer bent, de inspirator, dan draait het proces om de architect. Charisma is voor mij: mensen overtuigen door oprecht overtuigd te zijn van je eigen argumenten. Het mooiste is als een publiek dat ad mordicus tegen je voorstel was, opgetogen de zaal verlaat.”

Welke kritiek trekt u zich het meest aan? Van collega%s, critici?

,,De mensen voor wie je het maakt, daar draait het om. Er is een groot verschil tussen wat architecten mooi vinden en wat de mensen mooi vinden. Dat verschil probeer ik te overbruggen.”

Het is toch begrijpelijk dat architecten niet in retro-stijl willen ontwerpen, omdat ze dat onwaarachtig vinden?

,,Vind ik ook. Maar ik wil iets maken dat van deze tijd is, en ook door het publiek geaccepteerd wordt. Dat vind ik het interessantst.”

U heeft een pleidooi gehouden voor het ontwerpen van bescheiden, ‘saaie’ gebouwen. Lukt het om studenten daarvoor enthousiast te krijgen?

,,Moeilijk. Het probleem is dat we studenten hier opleiden met alle grote voorbeelden, en al die spectaculaire avantgarde-gebouwen die we bewonderen.”

Iedereen wil Picasso worden?

,,Ja, maar dat kan helemaal niet. Iemand die wat minder talent heeft en probeert Picasso te worden, dat levert de meest afgrijselijke kunst die er is. Ik wil graag overbrengen dat het maken van bescheiden architectuur noodzakelijk, zelfs heroïsch is. Ik loop met mijn fototoestel overal rond, op zoek naar dat ene bescheiden gebouw met een beeldschone uitstraling en een verfijnde detaillering. Het is moeilijk te vinden.”

Zijn er gebouwen die u in vervoering brengen?

,,Ja: fysiek. Vlinders in de buik. Je moet het aan den lijve ervaren. Mooie gebouwen moet ik ook altijd even aanraken.”

Dan wordt u ook misselijk van een slecht gebouw.

,,Oh ja. En boos. Soms heb je de neiging om een spuitbus te pakken en ‘fout!’ op een muur te spuiten. Toch zijn dat interessante gebouwen, ze roepen tenminste een felle reactie op.

‘Vlinders in de buik’ is trouwens ook de naam van een opdracht die ik aan studenten geef: ze moeten met tekst en tekeningen duidelijk maken waarom ze een detail of fragment van een gebouw fantastisch vinden. Soms ontdekken ze door goed naar de details te kijken dat een spectaculair gebouw slecht afgewerkt is. Lelijke pijpen op het dak, deuren die niet goed passen. ‘De vlinders sterven in mijn buik’, schrijven ze dan.”

Heeft u nog een droomopdracht?

,,Een elektriciteitscentrale, met van die enorme turbines. Niet de mens, maar de bescherming van de apparatuur staat centraal. zo’n opdracht dwingt je om op een heel andere manier na te denken. En het loskomen van conventies is het mooiste dat er is.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.