Variatie in het onderwijs is belangrijk volgens Yvonne Rijns van het TULO. ,,Leerstof moet op diverse manieren, van hoorcollege tot practicum, aangeboden worden.”
In 2001 komt de eerste lichting van studenten naar de TU die het studiehuis achter de rug hebben. Daarin hebben ze nieuwe vaardigheden geleerd, zoals het ontwerpen en het zelfstandig aanpakken van opdrachten. Het toekomstige TU-onderwijs moet gebruik maken van de nieuwe vaardigheden die de studenten hebben, vindt drs. Yvonne Rijns. Zij is docente didactiek aan de TULO (Technisch Universitaire Leraren Opleiding) en nauw betrokken bij het onderwijs op de TU. TULO is een kopstudie om leraar natuur-, schei- en wiskunde in het voortgezet onderwijs te worden. Daarnaast houdt het instituut zich bezig met de bijscholing van de huidige docenten in het voortgezet onderwijs en geeft, desgewenst, voorlichting en didactische ondersteuning aan TU-docenten.
Rijns is een groot voorstander van variatie in werkvormen in het onderwijs. Door uitsluitend hoorcolleges of practica te volgen ontwikkelt een student zich te eenzijdig, vindt zij. Een variatie in aanbod van werkvormen stimuleert studenten uiteenlopende vaardigheden te ontwikkelen en te oefenen. ,,Binnen een les kun je overigens ook variatie aanbrengen. Ik geef een college ‘Inleiding in de psychologie’ aan zo’n honderd studenten. Twee keer drie kwartier achter elkaar praten, doe ik niet. Regelmatig onderbreek ik mijn verhaal en laat studenten een opdracht uitvoeren. Bijvoorbeeld door hen in een groep een krantenbericht te laten lezen en analyseren.”
De toekomstige student zal door het studiehuis meer vertrouwd zijn met diverse werkvormen. Dat biedt ook de TU-docenten enorme mogelijkheden, mits zij het TU-onderwijs laten aansluiten bij het ‘nieuwe type’ student. Dat betekent dat de universitaire (hoofd)docenten zich moeten gaan verdiepen in zowel de inhoud van het vwo-programma als de vaardigheden die de eerstejaars beheersen.
De TULO wil de TU-docenten daarbij informeren ondersteunen. Om te beslissen welke werkvorm het meest geschikt is voor de lesstof, vindt Rijns dat je een aantal zaken op een rij moet zetten: ,,Wat is je doelstelling: welke stof en vaardigheden wil je overdragen? Vervolgens moet je daar de meest geschikte werk- en toetsvorm bij kiezen.”
Profiel
De TULO bestaat uit twee delen. De eerste helft van deze kopstudie (21 studiepunten) kan een student volgen tijdens zijn afstuderen. De post-doctorale fase (met de overige 21 studiepunten) moet een half jaar na het afstuderen worden afgerond.
Rijs draagt het onderwijs een warm hart toe en vindt het jammer dat interesse dat de aanmeldingen van studenten voor de TULO-lerarenopleiding achterblijft. ,,Vroeger gaf je onderwijs aan veertig studenten en nu hebben wij slechts achtaanmeldingen. Het is dubbel jammer omdat techniek zo belangrijk is geworden in bijvoorbeeld het profiel Natuur en Techniek in het voortgezet onderwijs.”
Door de grote behoefte aan leraren in exacte vakken komen tegenwoordig ook docenten zonder een onderwijsbevoegdheid voor de klas te staan. Rijns is daar geen voorstander van. ,,Deze docenten zijn meestal niet op de hoogte van de diverse manieren waarop je de lesstof kunt aandragen. Ze vallen dan terug op het klassikale lesgeven, omdat dat de enige manier is die zij kennen, en die methode raakt langzamerhand achterhaald.”
In 2001 komt de eerste lichting van studenten naar de TU die het studiehuis achter de rug hebben. Daarin hebben ze nieuwe vaardigheden geleerd, zoals het ontwerpen en het zelfstandig aanpakken van opdrachten. Het toekomstige TU-onderwijs moet gebruik maken van de nieuwe vaardigheden die de studenten hebben, vindt drs. Yvonne Rijns. Zij is docente didactiek aan de TULO (Technisch Universitaire Leraren Opleiding) en nauw betrokken bij het onderwijs op de TU. TULO is een kopstudie om leraar natuur-, schei- en wiskunde in het voortgezet onderwijs te worden. Daarnaast houdt het instituut zich bezig met de bijscholing van de huidige docenten in het voortgezet onderwijs en geeft, desgewenst, voorlichting en didactische ondersteuning aan TU-docenten.
Rijns is een groot voorstander van variatie in werkvormen in het onderwijs. Door uitsluitend hoorcolleges of practica te volgen ontwikkelt een student zich te eenzijdig, vindt zij. Een variatie in aanbod van werkvormen stimuleert studenten uiteenlopende vaardigheden te ontwikkelen en te oefenen. ,,Binnen een les kun je overigens ook variatie aanbrengen. Ik geef een college ‘Inleiding in de psychologie’ aan zo’n honderd studenten. Twee keer drie kwartier achter elkaar praten, doe ik niet. Regelmatig onderbreek ik mijn verhaal en laat studenten een opdracht uitvoeren. Bijvoorbeeld door hen in een groep een krantenbericht te laten lezen en analyseren.”
De toekomstige student zal door het studiehuis meer vertrouwd zijn met diverse werkvormen. Dat biedt ook de TU-docenten enorme mogelijkheden, mits zij het TU-onderwijs laten aansluiten bij het ‘nieuwe type’ student. Dat betekent dat de universitaire (hoofd)docenten zich moeten gaan verdiepen in zowel de inhoud van het vwo-programma als de vaardigheden die de eerstejaars beheersen.
De TULO wil de TU-docenten daarbij informeren ondersteunen. Om te beslissen welke werkvorm het meest geschikt is voor de lesstof, vindt Rijns dat je een aantal zaken op een rij moet zetten: ,,Wat is je doelstelling: welke stof en vaardigheden wil je overdragen? Vervolgens moet je daar de meest geschikte werk- en toetsvorm bij kiezen.”
Profiel
De TULO bestaat uit twee delen. De eerste helft van deze kopstudie (21 studiepunten) kan een student volgen tijdens zijn afstuderen. De post-doctorale fase (met de overige 21 studiepunten) moet een half jaar na het afstuderen worden afgerond.
Rijs draagt het onderwijs een warm hart toe en vindt het jammer dat interesse dat de aanmeldingen van studenten voor de TULO-lerarenopleiding achterblijft. ,,Vroeger gaf je onderwijs aan veertig studenten en nu hebben wij slechts achtaanmeldingen. Het is dubbel jammer omdat techniek zo belangrijk is geworden in bijvoorbeeld het profiel Natuur en Techniek in het voortgezet onderwijs.”
Door de grote behoefte aan leraren in exacte vakken komen tegenwoordig ook docenten zonder een onderwijsbevoegdheid voor de klas te staan. Rijns is daar geen voorstander van. ,,Deze docenten zijn meestal niet op de hoogte van de diverse manieren waarop je de lesstof kunt aandragen. Ze vallen dan terug op het klassikale lesgeven, omdat dat de enige manier is die zij kennen, en die methode raakt langzamerhand achterhaald.”
Comments are closed.