Bedrijfsbeurzen, sterbeurzen, Shell-beurzen: een TU-student met een beetje goede cijfers ziet tegenwoordig door de speciale toelages het bos niet meer. Onlangs kwamen de chemiebedrijven weer met negentig studiebeurzen op de proppen. ,,Eindelijk heb ook ik mijn beursje binnen.”
,,Tot nu toe greep ik overal net naast”, klaagt derdejaars scheikunde Annemieke van den Berg (20). ,,Was ik een jaar later gaan studeren, dan had ik een sterbeurs gekregen van de TU. Want mijn gemiddelde eindexamencijfer op het vwo was een 8,7. En mijn propedeuse-scheikunde haalde ik in één jaar met een 8,4. Maar om de een of andere reden kreeg ik vorig jaar toch geen extra beurs van de chemische industrie.” Dit jaar was het voor Van den Berg eindelijk wel raak: een kadootje van twee mille van de verzamelde chemiebedrijven, geheel vrij te besteden. Van den Berg: ,,Eindelijk heb ook ik mijn beursje binnen.”
Speciale studiebeurzen vieren hoogtij. Met name de drie technische universiteiten strooien ze kwistig rond. De sterbeurs van vijfduizend gulden is waarschijnlijk de bekendste. Ook steeds meer bedrijven geven goede bèta-studenten een financiële steun in de rug.
Twee jaar geleden kwam de VNCI (Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie) met een eigen beurzenplan. Negentig (voorheen vijftig) eerste- en tweedejaars scheikunde-studenten in Nederland krijgen een extraatje van tweeduizend gulden. De kanshebbers moeten in sneltreinvaart door hun studie gaan, en gemiddeld minstens een 7,5 hebben gehaald. Maar minstens zo belangrijk zijn de activiteiten naast de studie.
Tweedejaars scheikunde Viola Verboom (19) dong dit jaar voor het eerst mee naar de VNCI-beurs. ,,Ik had een 8,7 gemiddeld voor mijn propedeuse, maar was toch niet erg zeker. Op het deelnameformulier stond dat slechts een op de tien deelnemers een beurs zouden krijgen. Ik was dan ook heel blij toen ik las dat ik die tweeduizend gulden kreeg. Gelijk naar mijn huisgenoten gerend, en mijn ouders gebeld.”
Effect
De chemische industrie heeft de beurzen destijds ingesteld, omdat de studentenaantallen dramatisch daalden. Een douceurtje van twee mille kon het tij misschien keren, was de redenering. Maar Van den Berg en Verboom denken dat de beurzen geen enkel effect hebben. ,,Ik vind het natuurlijk leuk dat ik dat geld heb gekregen”, zegt Verboom. ,,Maar ik denk niet dat het extra studenten trekt. Niemand kiest toch voor scheikunde vanwege tweeduizend gulden. Bovendien weten de meeste middelbare scholieren niet eens dat die beurzen bestaan.”
De beide chemici in spe vermoeden dan ook dat de VNCI meer redenen heeft voor de speciale beurzen. De persoonlijke gegevens van de beurswinnaars worden doorgespeeld naar de bedrijven die bij de VNCI zijn aangesloten. ,,Bedrijven weten nu precies wie de goede studenten zijn”, zegt Verboom. Zelfhebben de twee daar geen moeite mee. Van den Berg: ,,Je komt in allerlei bestanden terecht. Dat kan helpen als je straks gaat solliciteren. Staat natuurlijk sowieso mooi op je cv, die beurs.”
Vele studenten die voldeden aan de strenge beursvoorwaarden, kregen ‘m toch niet. Waarom anderen niet en zij wel, is ook voor Van den Berg en Verboom een raadsel. ,,Vorig jaar had ik precies dezelfde cijfers als nu”, zegt Van den Berg. ,,Toch kreeg ik die beurs toen niet. Ik vraag me nog steeds af waarom. Mjin brief zal wel een stuk slechter zijn geweest. Toen schreef ik wat ik in de toekomst wilde gaan doen. Nu heb ik geschreven dat ik tijdens mijn vakantie de Gulpener Brouwerij heb bezocht, en scholieren heb rondgeleid bij Scheikunde. Blijkbaar is dat beter gevallen.”
‘Je verhaal’ is heel belangrijk, denkt ook Verboom. ,,Je chemische nevenactiviteiten noemen ze dat officieel. Maar het is heel vaag waar ze op letten. Ik heb maar opgeschreven dat ik op kamers ben gaan wonen en een vriend heb gekregen. Verder een mooi praatje eromheen. En, o ja, dat ik mentor ben geweest tijdens het nuldejaarsweekend. Maar om dat nou chemische nevenachtiviteiten te noemen…”
Bingo
Over acht (geen enkele Delftenaar) van de negentig prijswinnaars was de VNCI-commissie zo verrukt dat ze geen twee- maar vierduizend gulden kregen toegeschoven. Deze toppers hadden hun extra centen voor een groot deel aan hun nevenactiviteiten te danken. Met een tweede studie naast scheikunde is het bijna altijd bingo, weten Van den Berg en Verboom. Maar van andere lofuitgingen tijdens de uitreiking begrepen de beide dames minder: ,,Eén meisje kreeg bijvoorbeeld een dubbele beurs omdat ze een kind had gekregen”, verbazen ze zich.
,,Toen ik hoorde wat de winnaars van de dubbele beurs allemaal als nevenactiviteit hadden opgeschreven, dacht ik: dan had ik nog wel meer kunnen noemen”, zegt Van den Berg. Verboom heeft inmiddels redelijk door van welke chemische nevenactiviteiten de jury het meest gecharmeerd is: ,,Spelen in een orkest is heel belangrijk. Bijles geven scoort goed. En natuurlijk commissiewerk bij een studentenvereniging.”
Volgend jaar doen beiden weer mee in de race voor de beurs. ,,Maar ik ga er niet speciaal hard voor leren”, zegt Verboom. De dan vierdejaars Van den Berg mag officieel niet meer meedoen, maar ze heeft het gerucht opgevangen dat de grenzen worden opgerekt. Haar cijfers zullen ook dan geen struikelblok vormen, denkt ze. Maar ze weet na twee afleveringen VNCI-beurs inmiddels goed wat er in de begeleidende brief komt: ,,De vogel- en egelopvang waar ik voor werk. Dat zet ik er de volgende keer zeker in.”
,,Tot nu toe greep ik overal net naast”, klaagt derdejaars scheikunde Annemieke van den Berg (20). ,,Was ik een jaar later gaan studeren, dan had ik een sterbeurs gekregen van de TU. Want mijn gemiddelde eindexamencijfer op het vwo was een 8,7. En mijn propedeuse-scheikunde haalde ik in één jaar met een 8,4. Maar om de een of andere reden kreeg ik vorig jaar toch geen extra beurs van de chemische industrie.” Dit jaar was het voor Van den Berg eindelijk wel raak: een kadootje van twee mille van de verzamelde chemiebedrijven, geheel vrij te besteden. Van den Berg: ,,Eindelijk heb ook ik mijn beursje binnen.”
Speciale studiebeurzen vieren hoogtij. Met name de drie technische universiteiten strooien ze kwistig rond. De sterbeurs van vijfduizend gulden is waarschijnlijk de bekendste. Ook steeds meer bedrijven geven goede bèta-studenten een financiële steun in de rug.
Twee jaar geleden kwam de VNCI (Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie) met een eigen beurzenplan. Negentig (voorheen vijftig) eerste- en tweedejaars scheikunde-studenten in Nederland krijgen een extraatje van tweeduizend gulden. De kanshebbers moeten in sneltreinvaart door hun studie gaan, en gemiddeld minstens een 7,5 hebben gehaald. Maar minstens zo belangrijk zijn de activiteiten naast de studie.
Tweedejaars scheikunde Viola Verboom (19) dong dit jaar voor het eerst mee naar de VNCI-beurs. ,,Ik had een 8,7 gemiddeld voor mijn propedeuse, maar was toch niet erg zeker. Op het deelnameformulier stond dat slechts een op de tien deelnemers een beurs zouden krijgen. Ik was dan ook heel blij toen ik las dat ik die tweeduizend gulden kreeg. Gelijk naar mijn huisgenoten gerend, en mijn ouders gebeld.”
Effect
De chemische industrie heeft de beurzen destijds ingesteld, omdat de studentenaantallen dramatisch daalden. Een douceurtje van twee mille kon het tij misschien keren, was de redenering. Maar Van den Berg en Verboom denken dat de beurzen geen enkel effect hebben. ,,Ik vind het natuurlijk leuk dat ik dat geld heb gekregen”, zegt Verboom. ,,Maar ik denk niet dat het extra studenten trekt. Niemand kiest toch voor scheikunde vanwege tweeduizend gulden. Bovendien weten de meeste middelbare scholieren niet eens dat die beurzen bestaan.”
De beide chemici in spe vermoeden dan ook dat de VNCI meer redenen heeft voor de speciale beurzen. De persoonlijke gegevens van de beurswinnaars worden doorgespeeld naar de bedrijven die bij de VNCI zijn aangesloten. ,,Bedrijven weten nu precies wie de goede studenten zijn”, zegt Verboom. Zelfhebben de twee daar geen moeite mee. Van den Berg: ,,Je komt in allerlei bestanden terecht. Dat kan helpen als je straks gaat solliciteren. Staat natuurlijk sowieso mooi op je cv, die beurs.”
Vele studenten die voldeden aan de strenge beursvoorwaarden, kregen ‘m toch niet. Waarom anderen niet en zij wel, is ook voor Van den Berg en Verboom een raadsel. ,,Vorig jaar had ik precies dezelfde cijfers als nu”, zegt Van den Berg. ,,Toch kreeg ik die beurs toen niet. Ik vraag me nog steeds af waarom. Mjin brief zal wel een stuk slechter zijn geweest. Toen schreef ik wat ik in de toekomst wilde gaan doen. Nu heb ik geschreven dat ik tijdens mijn vakantie de Gulpener Brouwerij heb bezocht, en scholieren heb rondgeleid bij Scheikunde. Blijkbaar is dat beter gevallen.”
‘Je verhaal’ is heel belangrijk, denkt ook Verboom. ,,Je chemische nevenactiviteiten noemen ze dat officieel. Maar het is heel vaag waar ze op letten. Ik heb maar opgeschreven dat ik op kamers ben gaan wonen en een vriend heb gekregen. Verder een mooi praatje eromheen. En, o ja, dat ik mentor ben geweest tijdens het nuldejaarsweekend. Maar om dat nou chemische nevenachtiviteiten te noemen…”
Bingo
Over acht (geen enkele Delftenaar) van de negentig prijswinnaars was de VNCI-commissie zo verrukt dat ze geen twee- maar vierduizend gulden kregen toegeschoven. Deze toppers hadden hun extra centen voor een groot deel aan hun nevenactiviteiten te danken. Met een tweede studie naast scheikunde is het bijna altijd bingo, weten Van den Berg en Verboom. Maar van andere lofuitgingen tijdens de uitreiking begrepen de beide dames minder: ,,Eén meisje kreeg bijvoorbeeld een dubbele beurs omdat ze een kind had gekregen”, verbazen ze zich.
,,Toen ik hoorde wat de winnaars van de dubbele beurs allemaal als nevenactiviteit hadden opgeschreven, dacht ik: dan had ik nog wel meer kunnen noemen”, zegt Van den Berg. Verboom heeft inmiddels redelijk door van welke chemische nevenactiviteiten de jury het meest gecharmeerd is: ,,Spelen in een orkest is heel belangrijk. Bijles geven scoort goed. En natuurlijk commissiewerk bij een studentenvereniging.”
Volgend jaar doen beiden weer mee in de race voor de beurs. ,,Maar ik ga er niet speciaal hard voor leren”, zegt Verboom. De dan vierdejaars Van den Berg mag officieel niet meer meedoen, maar ze heeft het gerucht opgevangen dat de grenzen worden opgerekt. Haar cijfers zullen ook dan geen struikelblok vormen, denkt ze. Maar ze weet na twee afleveringen VNCI-beurs inmiddels goed wat er in de begeleidende brief komt: ,,De vogel- en egelopvang waar ik voor werk. Dat zet ik er de volgende keer zeker in.”
Comments are closed.