Ik mag dan uit het zuiden komen, ik heb toch een stierlijke hekel aan carnaval. Van jongs af aan al. Het verkleedgebeuren vind ik nog tot daar aan toe, maar die gedwongen lol, daar kan ik niet tegen.
Carnaval is net een mop. Moppen zijn niet leuk, tenzij je melig bent. En als je melig bent dan vind je ook meteen alle moppen leuk, zonder onderscheid. Precies dat stuit me tegen de borst, het lach-of-ik-schiet aspect van een mop. Alsof je zelf niet meer mag beslissen of je iets grappig vindt of niet. Een mop is iets voor domme mensen. Van tevoren wordt het kader duidelijk aangegeven: ‘Jongens, ik ken een mop.’% Daarmee valt alles wat verteld wordt in de categorie ‘om te lachen’. Hoef je dat lekker zelf niet meer te bedenken. Zo is het ook met carnaval. Carnaval is de grote verzamelton voor lol. Alles wat ermee te maken heeft is verplicht leuk.
In het zuiden is er niets belangrijkers dan carnaval. Daar begint het ergens in november te kriebelen, en in februari is iedereen zo gek van de jeuk dat in een groot, geweldig bruisend festijn iedereen iedereen aanbiedt elkaar eens lekker de rug te krabben. Deze massahysterie heet de polonaise.
Ik kan me er absoluut niet aan overgeven. Zou er iets mis met me zijn? De randvoorwaarden lijken te kloppen. Ik ben een ras-Brabo met roots in België. Daar feesten ze eerder meer dan minder dan in Nederland. Waar ligt het dan aan? Is bij mij het caranaval-gen er uitgeëvolueerd? Ben ik de bevestiging van Darwin’s evolutieleer? Zijn dankzij mij alle Brabanders en Limburgers tot missing link geworden, de langgezochte schakel tussen homo erectus en homo sapiens?
Dat zal wel niet. Het is gewoon een karakterkwestie. Ik ben te gereserveerd voor dit soort uitbundigheid. Ik probeer altijd alles te begrijpen, in plaats van het te ondergaan. Ik ga zonder intuïtie door het leven, ik denk overal te veel over na.
Maar ik wil de moed niet opgeven. Ver van mijn Eindhovense geboortegrond heb ik het dit jaar nog een keer geprobeerd. In Breda. Van top tot teen geschminkt, want je mag natuurlijk geen halve maatregelen nemen. Ik wilde mij volkomen gedachtenloos volledig in het feestgedruis onderdompelen. Hetgeen geschiedde in een overvolle kroeg.
De eerste maten van een carnavalskraker klinken door de luidsprekers. Er gaat gejuich op en iedereen begint te hossen. Nu of nooit denk ik en meng me in de menigte. Het lied gaat over de Alpenexpres. De Alpenexpres maakt bochtjes naar links en bochtjes naar rechts en de fluit fluit en god weet wat er allemaal nog meer gebeurt in de Alpenexpres en ik vraag me plotseling af waar dit nou eigenlijk allemaal over gaat. Ik buig mij voorover naar een Bambi en vraag haar waar deze tekst op slaat. Ze zet grote reebruine ogen op en zegt: ,,Wat kan jou dat nou schelen, man? Kom op, feesten!”
Toen is er iets in me gebroken. ,,Wat kan jou dat nou schelen, man?” Dat kan me alles schelen! Ik sta in een zaal met honderden mensen die allemaal kritiekloos staan mee te brullen met de allerstompzinnigste tekst die ooit op papier is gezet,en dat zou me niets moeten kunnen schelen? Ik ben toch niet achterlijk? Jaren van gedegen scholing, ik-weet-niet-hoeveel manuren in theaters en musea, eindeloze gesprekken over de zin van het bestaan en wat sta ik te doen? Ik sta te gillen dat de Alpenexpres bochtjes naar links en bochtjes naar rechts maakt.
Ik ging terug naar de kant. ‘That’s it‘, dacht ik. ,,Ik stap uit.”
Later zag ik op het Journaal het protest van een Bossche carnavalsvereniging tegen zinloos geweld. Een groot maatschappelijk probleem. Maar ik heb een idee. Misschien kunnen we als eerste maatregel tegen zinloos geweld in de breedste zin van het woord deze en alle andere carnavalsverenigingen in de Alpenexpres stoppen en dreunend van de hoempapa in het lawine-gebied bochtjes naar links en bochtjes naar rechts laten maken. Alaaf.
Carnaval is net een mop. Moppen zijn niet leuk, tenzij je melig bent. En als je melig bent dan vind je ook meteen alle moppen leuk, zonder onderscheid. Precies dat stuit me tegen de borst, het lach-of-ik-schiet aspect van een mop. Alsof je zelf niet meer mag beslissen of je iets grappig vindt of niet. Een mop is iets voor domme mensen. Van tevoren wordt het kader duidelijk aangegeven: ‘Jongens, ik ken een mop.’% Daarmee valt alles wat verteld wordt in de categorie ‘om te lachen’. Hoef je dat lekker zelf niet meer te bedenken. Zo is het ook met carnaval. Carnaval is de grote verzamelton voor lol. Alles wat ermee te maken heeft is verplicht leuk.
In het zuiden is er niets belangrijkers dan carnaval. Daar begint het ergens in november te kriebelen, en in februari is iedereen zo gek van de jeuk dat in een groot, geweldig bruisend festijn iedereen iedereen aanbiedt elkaar eens lekker de rug te krabben. Deze massahysterie heet de polonaise.
Ik kan me er absoluut niet aan overgeven. Zou er iets mis met me zijn? De randvoorwaarden lijken te kloppen. Ik ben een ras-Brabo met roots in België. Daar feesten ze eerder meer dan minder dan in Nederland. Waar ligt het dan aan? Is bij mij het caranaval-gen er uitgeëvolueerd? Ben ik de bevestiging van Darwin’s evolutieleer? Zijn dankzij mij alle Brabanders en Limburgers tot missing link geworden, de langgezochte schakel tussen homo erectus en homo sapiens?
Dat zal wel niet. Het is gewoon een karakterkwestie. Ik ben te gereserveerd voor dit soort uitbundigheid. Ik probeer altijd alles te begrijpen, in plaats van het te ondergaan. Ik ga zonder intuïtie door het leven, ik denk overal te veel over na.
Maar ik wil de moed niet opgeven. Ver van mijn Eindhovense geboortegrond heb ik het dit jaar nog een keer geprobeerd. In Breda. Van top tot teen geschminkt, want je mag natuurlijk geen halve maatregelen nemen. Ik wilde mij volkomen gedachtenloos volledig in het feestgedruis onderdompelen. Hetgeen geschiedde in een overvolle kroeg.
De eerste maten van een carnavalskraker klinken door de luidsprekers. Er gaat gejuich op en iedereen begint te hossen. Nu of nooit denk ik en meng me in de menigte. Het lied gaat over de Alpenexpres. De Alpenexpres maakt bochtjes naar links en bochtjes naar rechts en de fluit fluit en god weet wat er allemaal nog meer gebeurt in de Alpenexpres en ik vraag me plotseling af waar dit nou eigenlijk allemaal over gaat. Ik buig mij voorover naar een Bambi en vraag haar waar deze tekst op slaat. Ze zet grote reebruine ogen op en zegt: ,,Wat kan jou dat nou schelen, man? Kom op, feesten!”
Toen is er iets in me gebroken. ,,Wat kan jou dat nou schelen, man?” Dat kan me alles schelen! Ik sta in een zaal met honderden mensen die allemaal kritiekloos staan mee te brullen met de allerstompzinnigste tekst die ooit op papier is gezet,en dat zou me niets moeten kunnen schelen? Ik ben toch niet achterlijk? Jaren van gedegen scholing, ik-weet-niet-hoeveel manuren in theaters en musea, eindeloze gesprekken over de zin van het bestaan en wat sta ik te doen? Ik sta te gillen dat de Alpenexpres bochtjes naar links en bochtjes naar rechts maakt.
Ik ging terug naar de kant. ‘That’s it‘, dacht ik. ,,Ik stap uit.”
Later zag ik op het Journaal het protest van een Bossche carnavalsvereniging tegen zinloos geweld. Een groot maatschappelijk probleem. Maar ik heb een idee. Misschien kunnen we als eerste maatregel tegen zinloos geweld in de breedste zin van het woord deze en alle andere carnavalsverenigingen in de Alpenexpres stoppen en dreunend van de hoempapa in het lawine-gebied bochtjes naar links en bochtjes naar rechts laten maken. Alaaf.
Comments are closed.