Opinie

Universitaire beleid interesseert de medewerkers niet

Omdat het college zijn beloften nog niet is nagekomen, trekken veel wetenschappers zich terug in hun ivoren toren. Bestuur, studenten en medewerkers moeten echter samen aan de toekomst van de TU bouwen, vindt ex-ondernemingsraadslid IJsbrand Haagsma.

br />
Het begin van het academisch jaar is altijd een moment waarop wordt teruggekeken, maar vooral ook de ontwikkelingen op het gebied van hoger onderwijs en wetenschap tegen het licht worden gehouden. Het valt mij op dat de leden van de universitaire gemeenschap onverschillig staan tegenover deze ontwikkelingen. Niet alleen bestaat er geen interesse voor de nationale ontwikkelingen, ook de beleidslijnen die onze bestuurders uitzetten lijden onder een verminderde belangstelling. Een bezoek aan de Gezamenlijke Vergadering (GV) van ondernemingsraad, studentenraad en college van bestuur gaf geen aanleiding om te hopen dat er binnenkort een verandering komt in de interactie tussen studenten, personeel en bestuur van onze universiteit.

Jaren geleden heeft de universiteit zich bij monde van haar bestuursvoorzitter ten doel gesteld om bij de vijf beste universiteiten van de wereld te behoren. Tot op heden is hij er niet in geslaagd om duidelijk te maken waar we momenteel in de wereld staan, laat staan dat de medewerkers weten waaraan concreet moet worden gewerkt om deze doelstelling te bereiken. Hoewel het winst te noemen is dat het college tijdens de Gezamenlijke Vergadering dit laatste ook onderkende en met een notitie zal komen die deze concretisering op papier zal zetten, betwijfel ik dat dit op de korte termijn effect zal hebben. Na een aantal jaren lidmaatschap van de ondernemingsraad volg ik de bestuurders en de medezeggenschap al weer een tijdje van de zijlijn. Van de tijdens de GV gevoerde discussie over het universitaire kwaliteitsbeleid is bij mij slechts een opmerking bijgebleven dat de ideeën over het kwaliteitsbeleid binnen de TU Delft zijn gebaseerd op de kennis uit de jaren zeventig, wat op zich mooi in het tijdsbeeld past van de gedachte aan een grijsgedraaide plaat, die ik had tijdens deze discussie.

Het beleid van de universiteit is opgeschreven in het instellingsplan. Als dit plan globaal wordt gelezen dan lijken de bomen tot in de hemel te groeien. De TU zal de beste plek zijn om te studeren en het personeel zal genoegen beleven aan de uitdaging om de doelstellingen van de universiteit te bereiken. Het lijkt dat gouden bergen worden beloofd aan studenten en personeel. Maatregelen op het gebied van onderwijs en personeelsbeleid moeten de TU een aantrekkelijk instituut maken. Tijdens de afgelopen GV bleek dat de beloofde vorderingennogal tegenvielen. Helaas bleef het debat over dit onderwerp beperkt tot het wijzen met een beschuldigend vingertje richting college van bestuur. Alle partijen in de GV zijn de afgelopen drie jaar nog niet bij machte geweest om dit naar elkaar wijzen en kijken te veranderen in het gezamenlijk bouwen aan de toekomst van onze universiteit.

Het niet kunnen nakomen van voornemens, die door velen als beloften worden gezien, leidt ertoe dat vele wetenschappers zich terugtrekken in hun ivoren toren om zo niet te worden gestoord door de beslommeringen van alledag. Met genoegen zie ik echter dat op bepaalde plekken in de organisatie de huizenhoge muren die gedurende de afgelopen jaren zijn neergezet worden doorbroken. Bij de ondersteunende diensten vindt uitwisseling van personeel plaats tussen het hoofdgebouw en de faculteiten. Dergelijke uitwisselingen worden, zover mij bekend, als zeer positief ervaren. Uitwisseling van wetenschappelijk personeel tussen verschillende afdelingen of faculteiten is vaak gebaseerd op inhoudelijke overeenkomsten en komen wellicht makkelijker tot stand. Ik ben ervan overtuigd dat dit soort initiatieven navolging verdienen, van de hoogste kringen tot aan de werkvloer. De uitwisseling zou niet beperkt moeten blijven tot uitwisseling van ondersteunend personeel en wetenschappers onderling, maar een zekere mate van kruisbestuiving tussen ondersteuning en wetenschap dient niet uit de weg te worden gegaan. Dit alles draagt bij aan een gemeenschapsgevoel en komt de kwaliteit van de instelling ten goede.

Van belang is dat elk lid van de universitaire gemeenschap ervan doordrongen is dat hij of zij even belangrijk is voor het bereiken van een gezamenlijk gesteld doel. Dit gezamenlijke doel moet evenwel reëel en haalbaar zijn. Het college van bestuur heeft tot taak om duidelijk te maken dat de weg naar de top een moeilijke en lange zal zijn, maar dat het de uitdaging waard is. Van zowel de studenten, als het personeel wordt verwacht dat ze de schouders onder de organisatie zetten en zich niet bij de eerste de beste tegenslag terugtrekken in hun ivoren toren. Dit gedrag is verleden tijd en past niet meer bij een moderne universiteit.

Omdat het college zijn beloften nog niet is nagekomen, trekken veel wetenschappers zich terug in hun ivoren toren. Bestuur, studenten en medewerkers moeten echter samen aan de toekomst van de TU bouwen, vindt ex-ondernemingsraadslid IJsbrand Haagsma.

Het begin van het academisch jaar is altijd een moment waarop wordt teruggekeken, maar vooral ook de ontwikkelingen op het gebied van hoger onderwijs en wetenschap tegen het licht worden gehouden. Het valt mij op dat de leden van de universitaire gemeenschap onverschillig staan tegenover deze ontwikkelingen. Niet alleen bestaat er geen interesse voor de nationale ontwikkelingen, ook de beleidslijnen die onze bestuurders uitzetten lijden onder een verminderde belangstelling. Een bezoek aan de Gezamenlijke Vergadering (GV) van ondernemingsraad, studentenraad en college van bestuur gaf geen aanleiding om te hopen dat er binnenkort een verandering komt in de interactie tussen studenten, personeel en bestuur van onze universiteit.

Jaren geleden heeft de universiteit zich bij monde van haar bestuursvoorzitter ten doel gesteld om bij de vijf beste universiteiten van de wereld te behoren. Tot op heden is hij er niet in geslaagd om duidelijk te maken waar we momenteel in de wereld staan, laat staan dat de medewerkers weten waaraan concreet moet worden gewerkt om deze doelstelling te bereiken. Hoewel het winst te noemen is dat het college tijdens de Gezamenlijke Vergadering dit laatste ook onderkende en met een notitie zal komen die deze concretisering op papier zal zetten, betwijfel ik dat dit op de korte termijn effect zal hebben. Na een aantal jaren lidmaatschap van de ondernemingsraad volg ik de bestuurders en de medezeggenschap al weer een tijdje van de zijlijn. Van de tijdens de GV gevoerde discussie over het universitaire kwaliteitsbeleid is bij mij slechts een opmerking bijgebleven dat de ideeën over het kwaliteitsbeleid binnen de TU Delft zijn gebaseerd op de kennis uit de jaren zeventig, wat op zich mooi in het tijdsbeeld past van de gedachte aan een grijsgedraaide plaat, die ik had tijdens deze discussie.

Het beleid van de universiteit is opgeschreven in het instellingsplan. Als dit plan globaal wordt gelezen dan lijken de bomen tot in de hemel te groeien. De TU zal de beste plek zijn om te studeren en het personeel zal genoegen beleven aan de uitdaging om de doelstellingen van de universiteit te bereiken. Het lijkt dat gouden bergen worden beloofd aan studenten en personeel. Maatregelen op het gebied van onderwijs en personeelsbeleid moeten de TU een aantrekkelijk instituut maken. Tijdens de afgelopen GV bleek dat de beloofde vorderingennogal tegenvielen. Helaas bleef het debat over dit onderwerp beperkt tot het wijzen met een beschuldigend vingertje richting college van bestuur. Alle partijen in de GV zijn de afgelopen drie jaar nog niet bij machte geweest om dit naar elkaar wijzen en kijken te veranderen in het gezamenlijk bouwen aan de toekomst van onze universiteit.

Het niet kunnen nakomen van voornemens, die door velen als beloften worden gezien, leidt ertoe dat vele wetenschappers zich terugtrekken in hun ivoren toren om zo niet te worden gestoord door de beslommeringen van alledag. Met genoegen zie ik echter dat op bepaalde plekken in de organisatie de huizenhoge muren die gedurende de afgelopen jaren zijn neergezet worden doorbroken. Bij de ondersteunende diensten vindt uitwisseling van personeel plaats tussen het hoofdgebouw en de faculteiten. Dergelijke uitwisselingen worden, zover mij bekend, als zeer positief ervaren. Uitwisseling van wetenschappelijk personeel tussen verschillende afdelingen of faculteiten is vaak gebaseerd op inhoudelijke overeenkomsten en komen wellicht makkelijker tot stand. Ik ben ervan overtuigd dat dit soort initiatieven navolging verdienen, van de hoogste kringen tot aan de werkvloer. De uitwisseling zou niet beperkt moeten blijven tot uitwisseling van ondersteunend personeel en wetenschappers onderling, maar een zekere mate van kruisbestuiving tussen ondersteuning en wetenschap dient niet uit de weg te worden gegaan. Dit alles draagt bij aan een gemeenschapsgevoel en komt de kwaliteit van de instelling ten goede.

Van belang is dat elk lid van de universitaire gemeenschap ervan doordrongen is dat hij of zij even belangrijk is voor het bereiken van een gezamenlijk gesteld doel. Dit gezamenlijke doel moet evenwel reëel en haalbaar zijn. Het college van bestuur heeft tot taak om duidelijk te maken dat de weg naar de top een moeilijke en lange zal zijn, maar dat het de uitdaging waard is. Van zowel de studenten, als het personeel wordt verwacht dat ze de schouders onder de organisatie zetten en zich niet bij de eerste de beste tegenslag terugtrekken in hun ivoren toren. Dit gedrag is verleden tijd en past niet meer bij een moderne universiteit.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.