Opinie

Uitlui

In ‘Propria Cures’, destijds mijn lijfblad als Amsterdamse student, werd een vertrekkende redacteur of columnist altijd uitgezwaaid met een stukje dat Uitlui heette.

Aangezien dit mijn laatste column is schrijf ik nu maar mijn eigen uitlui. Na ruim dertig columns voor ‘Delta’ is het tijd om plaats te maken voor een ander. Niet dat u er veel van zult merken, denk ik, want meestal is het zoals Govert Schilling eens zei: je gooit het over een muur en je hoort er nooit meer iets van. Oorverdovende stilte. Soms denk je, ik had het net zo goed niet kunnen schrijven, en misschien is dat ook wel zo. Maar dat weet je pas zeker als je er mee ophoudt en dan nog steeds niets hoort. Het zal wel zo zijn als Pierre Dubois ooit zei: als je niets hoort heb je een saai stuk geschreven; als de mensen je prijzen heb je een mooi stuk geschreven, maar als de mensen boos worden heb je een goed stuk geschreven.

Ondertussen is de TU Delft veranderd van een licht megalomane universiteit die bij de vijf beste wil horen en de wereld wil verrassen met gedurfde maar onbetaalbare bouwplannen, naar een kruideniersuniversiteit die niet alleen die mooie plannen in de prullenbak heeft gegooid, maar ook de weinige mooie gebouwen die zij nog heeft in de verkoop doet. Het ‘lommerrijke Oxford’ in het TU-Noord-gebied bestaat straks uit lege hulzen, monumentale historische façades waar de projectontwikkelaar het interieur heeft uitgesloopt om een extra verdieping te winnen, net als de oude TU gebouwen aan de Oude Delft. Tegelijk met de face lift verwijderen ze maar meteen de baarmoeder.

Het gebouw aan het De Vries van Heijstplantsoen is verkocht, Mijnbouwstraat 11 is verkocht, Kanaalweg 2 is verkocht, zo lees ik in ‘Delta’ van de vorige week, en ook ons eigen Mijnbouwgebouw zit in de gevarenzone. Van de opbrengst wordt de asbestrekening betaald, en misschien een nieuwe deur in een van de begrindtegelde sovjetkolossen aan de Mekelweg die wél behouden blijven, en die geknipt zijn om studentenkamers van te maken.

Mijn hart keert zich om in mijn lijf als ik weer naar dat potsierlijke betonnen zwembad op pootjes kijk dat het toneel is van onze plechtigste gebeurtenissen. Dat linoleum op de vloeren! Die schrootjes in de senaatskamer! Geen daglicht in de hartkamers van de universiteit, maar wel ramen in de aula achter eeuwig gesloten gordijnen. Het hele gebouw is van een onthutsende fantasieloosheid. Het is de ultieme overwinning van de ingenieur op de architect. De enige reden om dat niet te slopen is dezelfde als diegene waarom Russische kunstenaars niet alle Lenin-beelden van hun sokkel willen halen: om ons eraan te herinneren dat er een tijd was dat we zúlke lelijke dingen maakten. En dan willen ze hoogbouw zetten op het Poortlandplein! Op de mooiste zessprong van Nederland! Kunnen we Francine Houben niet in het college van bestuur krijgen? Of Jacob Fokkema? Die houdt toch ook van historie?

Prof.dr. S.B.Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft

In ‘Propria Cures’, destijds mijn lijfblad als Amsterdamse student, werd een vertrekkende redacteur of columnist altijd uitgezwaaid met een stukje dat Uitlui heette. Aangezien dit mijn laatste column is schrijf ik nu maar mijn eigen uitlui. Na ruim dertig columns voor ‘Delta’ is het tijd om plaats te maken voor een ander. Niet dat u er veel van zult merken, denk ik, want meestal is het zoals Govert Schilling eens zei: je gooit het over een muur en je hoort er nooit meer iets van. Oorverdovende stilte. Soms denk je, ik had het net zo goed niet kunnen schrijven, en misschien is dat ook wel zo. Maar dat weet je pas zeker als je er mee ophoudt en dan nog steeds niets hoort. Het zal wel zo zijn als Pierre Dubois ooit zei: als je niets hoort heb je een saai stuk geschreven; als de mensen je prijzen heb je een mooi stuk geschreven, maar als de mensen boos worden heb je een goed stuk geschreven.

Ondertussen is de TU Delft veranderd van een licht megalomane universiteit die bij de vijf beste wil horen en de wereld wil verrassen met gedurfde maar onbetaalbare bouwplannen, naar een kruideniersuniversiteit die niet alleen die mooie plannen in de prullenbak heeft gegooid, maar ook de weinige mooie gebouwen die zij nog heeft in de verkoop doet. Het ‘lommerrijke Oxford’ in het TU-Noord-gebied bestaat straks uit lege hulzen, monumentale historische façades waar de projectontwikkelaar het interieur heeft uitgesloopt om een extra verdieping te winnen, net als de oude TU gebouwen aan de Oude Delft. Tegelijk met de face lift verwijderen ze maar meteen de baarmoeder.

Het gebouw aan het De Vries van Heijstplantsoen is verkocht, Mijnbouwstraat 11 is verkocht, Kanaalweg 2 is verkocht, zo lees ik in ‘Delta’ van de vorige week, en ook ons eigen Mijnbouwgebouw zit in de gevarenzone. Van de opbrengst wordt de asbestrekening betaald, en misschien een nieuwe deur in een van de begrindtegelde sovjetkolossen aan de Mekelweg die wél behouden blijven, en die geknipt zijn om studentenkamers van te maken.

Mijn hart keert zich om in mijn lijf als ik weer naar dat potsierlijke betonnen zwembad op pootjes kijk dat het toneel is van onze plechtigste gebeurtenissen. Dat linoleum op de vloeren! Die schrootjes in de senaatskamer! Geen daglicht in de hartkamers van de universiteit, maar wel ramen in de aula achter eeuwig gesloten gordijnen. Het hele gebouw is van een onthutsende fantasieloosheid. Het is de ultieme overwinning van de ingenieur op de architect. De enige reden om dat niet te slopen is dezelfde als diegene waarom Russische kunstenaars niet alle Lenin-beelden van hun sokkel willen halen: om ons eraan te herinneren dat er een tijd was dat we zúlke lelijke dingen maakten. En dan willen ze hoogbouw zetten op het Poortlandplein! Op de mooiste zessprong van Nederland! Kunnen we Francine Houben niet in het college van bestuur krijgen? Of Jacob Fokkema? Die houdt toch ook van historie?

Prof.dr. S.B.Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.