Opinie

Twee negerprinsjes op de Oude Delft

Een absurd verhaal, maar waargebeurd: twee Afrikaanse prinsjes belanden vanuit een Shaka Zulu-achtige omgeving in Delft, gaan er mijnbouw studeren en storten zich in het Corpsleven.

We schrijven 1837.


2 Prins Kwasi op oudere leeftijd geflankeerd door zijn kinderen

Het levensverhaal van de twee prinsen vertelt Arthur Japin in zijn historische roman ‘De zwarte met het witte hart’. Kwasi en Kwame zijn zoon en troonopvolger van de koning van de Ashanti, een volk aan de Afrikaanse westkust bij Ghana, dat niet vies is van mensenoffers. Nederland heeft daar een fort aan de kust dat jaarlijks duizenden slaven inkoopt bij plaatselijke heersers. De handel loopt prima: lokale koningen verdienen goed aan de krijgsgevangenen die ze doorverkopen als slaaf en de Hollanders draaien leuke winsten met hun tussenhandel. Maar de afschaffing van de slavernij door de Britten gooit roet in het eten.

De Hollanders verzinnen een listige constructie: de slaven van de Afrikaanse koningen (die zelf de slavernij niet hebben afgeschaft) worden gerecruteerd voor het Nederlandse Oost-Indisch Leger. Officiëel geen slavernij. De Ashanti-koning levert jaarlijks duizend rekruten en ontvangt daarvoor bergen vuurwapens. De koning geeft zijn zoon en neefje mee als onderpand voor deze deal. In Holland kunnen ze kennis vergaren waarmee ze hun volk kunnen verrijken.

De twee prinsjes komen in Delft terecht in een kostschool aan de Oude Delft 161. Ze krijgen een degelijke Hollandse opvoeding. Tijdens hun verblijf wordt de Koninklijke Akademie, de voorloper van de TU, opgericht aan de Oude Delft. Kwasi en Kwame worden – vanwege de rijke grondstoffen in hun vaderland – gestrikt voor een studie mijnbouwkunde. Ik-figuur Kwasi meldt zich in 1843 op zestienjarige leeftijd aan.

Studenten werden in die tijd bijna automatisch lid van het Corps: ,,Op een avond in september ’43 werd ik overvallen. […] Twee kerels trokken een jutezak over mijn hoofd. Met een man of vijfentwintig, allen op dezelfde wijze gebonden, werden we bijeengedreven op de grote Markt. […] Onze reis eindigde in een stenen stal, waar men ons de kappen afdeed en de boeien afnam. En al onze kleding. […] Na een halfuur zag je dat zich kleine groepjes vormden. Om warmte vast te houden, nestelden ze zich – zo stoer mogelijk – tegen elkaar. Zulke saamhorigheid was ongetwijfeld het doel waartoe deze beproeving diende.”
Wakker

Na wat ontgroeningsrituelen in de varkensstal valt Kwasi in slaap. ,,Ik werd wakker als lid van de Delftse studentensociëteit Phoenix en zei tegen mezelf dat dit veel goedmaakte.” Helaas voor Kwasi is er pas in 1847 sprake van een Sociëteit Phoenix, vier jaar later dus. Hier heeft Japin een klein steekje laten vallen.

Hoewel Kwasi en Kwame in de Delftse studentenwereld volledig geaccepteerd worden, blijft de burgerij hen als twee vreemde zwarte eenden in een witte bijt zien: ,,Wij waren niet anders dan de mismaakte of de bedelaar, het schoolkind dat te dik is of rood haar heeft. Vergis u niet. Wij horen en zien alles. […] Het gesprek dat bij je binnenkomst wordt voortgezet op kindertoon, zonder moeilijke woorden. […] Kom ik een eethuis binnen, dan voelen de heren even of hun portefeuille nog wel op hun plaats zit. […] Zelfs in een uitverkochte concertzaal blijven om mij heen altijd plaatsen leeg, zodat ik heerlijk breeduit kan zitten.”

Aan het Haagse Hof zijn Kwasi en Kwame (vrienden van de Oranjes) leuke gasten voor op feesten en partijen. Het negentiende-eeuwse romantische ideaal van de edele wilde was op de twee Afrikanen natuurlijk geheel van toepassing. Kwasi heeft daar minder moeite mee dan zijn neef. Het verschil in aanpassing en acceptatie van de Hollandse cultuur drijft uiteindelijk een steeds grotere wig tussen de twee.

Kwame maakt zijn studie niet af en keert terug naar Afrika om de troon te bestijgen. Als blijkt dat een ander dat gaat doen en hij niet meer welkom is, beneemt hij zich het leven. Kwasi gaat naar Nederlands Indië om als mijnbouwingenieur te werken maar wordt in zijn carrièreverloop geblokkeerd door – zo blijkt pas aan het einde van zijn leven – een geheim besluit van de minister van Koloniën. Hij is als neger zijn hele leven schaakmat gezet door hogerhand.

Japin heeft uitgebreid research gedaan. Het boek, schrijft hij in zijn nawoord, is een roman, maar de hoofdpersonen hebben echt bestaan. Het is Japin gelukt een verhaal te vertellen dat goed inleefbaar is. Als Kwasi over de Oude Delft loopt, beleef je zelf het Delft uit die tijd. Een mooi verhaal, vooral voor kenners van Delft. Maar ook interessant voor liefhebbers van sappige verhalen over mensenoffers, slavenslachtingen en vrouwverminkingen.

‘De zwarte met het witte hart’, Arthur Japin; Arbeiderspers 1997; ISBN 90 295 2321 2, prijs 39,50 gulden.

,

Een absurd verhaal, maar waargebeurd: twee Afrikaanse prinsjes belanden vanuit een Shaka Zulu-achtige omgeving in Delft, gaan er mijnbouw studeren en storten zich in het Corpsleven. We schrijven 1837.


2 Prins Kwasi op oudere leeftijd geflankeerd door zijn kinderen

Het levensverhaal van de twee prinsen vertelt Arthur Japin in zijn historische roman ‘De zwarte met het witte hart’. Kwasi en Kwame zijn zoon en troonopvolger van de koning van de Ashanti, een volk aan de Afrikaanse westkust bij Ghana, dat niet vies is van mensenoffers. Nederland heeft daar een fort aan de kust dat jaarlijks duizenden slaven inkoopt bij plaatselijke heersers. De handel loopt prima: lokale koningen verdienen goed aan de krijgsgevangenen die ze doorverkopen als slaaf en de Hollanders draaien leuke winsten met hun tussenhandel. Maar de afschaffing van de slavernij door de Britten gooit roet in het eten.

De Hollanders verzinnen een listige constructie: de slaven van de Afrikaanse koningen (die zelf de slavernij niet hebben afgeschaft) worden gerecruteerd voor het Nederlandse Oost-Indisch Leger. Officiëel geen slavernij. De Ashanti-koning levert jaarlijks duizend rekruten en ontvangt daarvoor bergen vuurwapens. De koning geeft zijn zoon en neefje mee als onderpand voor deze deal. In Holland kunnen ze kennis vergaren waarmee ze hun volk kunnen verrijken.

De twee prinsjes komen in Delft terecht in een kostschool aan de Oude Delft 161. Ze krijgen een degelijke Hollandse opvoeding. Tijdens hun verblijf wordt de Koninklijke Akademie, de voorloper van de TU, opgericht aan de Oude Delft. Kwasi en Kwame worden – vanwege de rijke grondstoffen in hun vaderland – gestrikt voor een studie mijnbouwkunde. Ik-figuur Kwasi meldt zich in 1843 op zestienjarige leeftijd aan.

Studenten werden in die tijd bijna automatisch lid van het Corps: ,,Op een avond in september ’43 werd ik overvallen. […] Twee kerels trokken een jutezak over mijn hoofd. Met een man of vijfentwintig, allen op dezelfde wijze gebonden, werden we bijeengedreven op de grote Markt. […] Onze reis eindigde in een stenen stal, waar men ons de kappen afdeed en de boeien afnam. En al onze kleding. […] Na een halfuur zag je dat zich kleine groepjes vormden. Om warmte vast te houden, nestelden ze zich – zo stoer mogelijk – tegen elkaar. Zulke saamhorigheid was ongetwijfeld het doel waartoe deze beproeving diende.”
Wakker

Na wat ontgroeningsrituelen in de varkensstal valt Kwasi in slaap. ,,Ik werd wakker als lid van de Delftse studentensociëteit Phoenix en zei tegen mezelf dat dit veel goedmaakte.” Helaas voor Kwasi is er pas in 1847 sprake van een Sociëteit Phoenix, vier jaar later dus. Hier heeft Japin een klein steekje laten vallen.

Hoewel Kwasi en Kwame in de Delftse studentenwereld volledig geaccepteerd worden, blijft de burgerij hen als twee vreemde zwarte eenden in een witte bijt zien: ,,Wij waren niet anders dan de mismaakte of de bedelaar, het schoolkind dat te dik is of rood haar heeft. Vergis u niet. Wij horen en zien alles. […] Het gesprek dat bij je binnenkomst wordt voortgezet op kindertoon, zonder moeilijke woorden. […] Kom ik een eethuis binnen, dan voelen de heren even of hun portefeuille nog wel op hun plaats zit. […] Zelfs in een uitverkochte concertzaal blijven om mij heen altijd plaatsen leeg, zodat ik heerlijk breeduit kan zitten.”

Aan het Haagse Hof zijn Kwasi en Kwame (vrienden van de Oranjes) leuke gasten voor op feesten en partijen. Het negentiende-eeuwse romantische ideaal van de edele wilde was op de twee Afrikanen natuurlijk geheel van toepassing. Kwasi heeft daar minder moeite mee dan zijn neef. Het verschil in aanpassing en acceptatie van de Hollandse cultuur drijft uiteindelijk een steeds grotere wig tussen de twee.

Kwame maakt zijn studie niet af en keert terug naar Afrika om de troon te bestijgen. Als blijkt dat een ander dat gaat doen en hij niet meer welkom is, beneemt hij zich het leven. Kwasi gaat naar Nederlands Indië om als mijnbouwingenieur te werken maar wordt in zijn carrièreverloop geblokkeerd door – zo blijkt pas aan het einde van zijn leven – een geheim besluit van de minister van Koloniën. Hij is als neger zijn hele leven schaakmat gezet door hogerhand.

Japin heeft uitgebreid research gedaan. Het boek, schrijft hij in zijn nawoord, is een roman, maar de hoofdpersonen hebben echt bestaan. Het is Japin gelukt een verhaal te vertellen dat goed inleefbaar is. Als Kwasi over de Oude Delft loopt, beleef je zelf het Delft uit die tijd. Een mooi verhaal, vooral voor kenners van Delft. Maar ook interessant voor liefhebbers van sappige verhalen over mensenoffers, slavenslachtingen en vrouwverminkingen.

‘De zwarte met het witte hart’, Arthur Japin; Arbeiderspers 1997; ISBN 90 295 2321 2, prijs 39,50 gulden.

Een absurd verhaal, maar waargebeurd: twee Afrikaanse prinsjes belanden vanuit een Shaka Zulu-achtige omgeving in Delft, gaan er mijnbouw studeren en storten zich in het Corpsleven. We schrijven 1837.


2 Prins Kwasi op oudere leeftijd geflankeerd door zijn kinderen

Het levensverhaal van de twee prinsen vertelt Arthur Japin in zijn historische roman ‘De zwarte met het witte hart’. Kwasi en Kwame zijn zoon en troonopvolger van de koning van de Ashanti, een volk aan de Afrikaanse westkust bij Ghana, dat niet vies is van mensenoffers. Nederland heeft daar een fort aan de kust dat jaarlijks duizenden slaven inkoopt bij plaatselijke heersers. De handel loopt prima: lokale koningen verdienen goed aan de krijgsgevangenen die ze doorverkopen als slaaf en de Hollanders draaien leuke winsten met hun tussenhandel. Maar de afschaffing van de slavernij door de Britten gooit roet in het eten.

De Hollanders verzinnen een listige constructie: de slaven van de Afrikaanse koningen (die zelf de slavernij niet hebben afgeschaft) worden gerecruteerd voor het Nederlandse Oost-Indisch Leger. Officiëel geen slavernij. De Ashanti-koning levert jaarlijks duizend rekruten en ontvangt daarvoor bergen vuurwapens. De koning geeft zijn zoon en neefje mee als onderpand voor deze deal. In Holland kunnen ze kennis vergaren waarmee ze hun volk kunnen verrijken.

De twee prinsjes komen in Delft terecht in een kostschool aan de Oude Delft 161. Ze krijgen een degelijke Hollandse opvoeding. Tijdens hun verblijf wordt de Koninklijke Akademie, de voorloper van de TU, opgericht aan de Oude Delft. Kwasi en Kwame worden – vanwege de rijke grondstoffen in hun vaderland – gestrikt voor een studie mijnbouwkunde. Ik-figuur Kwasi meldt zich in 1843 op zestienjarige leeftijd aan.

Studenten werden in die tijd bijna automatisch lid van het Corps: ,,Op een avond in september ’43 werd ik overvallen. […] Twee kerels trokken een jutezak over mijn hoofd. Met een man of vijfentwintig, allen op dezelfde wijze gebonden, werden we bijeengedreven op de grote Markt. […] Onze reis eindigde in een stenen stal, waar men ons de kappen afdeed en de boeien afnam. En al onze kleding. […] Na een halfuur zag je dat zich kleine groepjes vormden. Om warmte vast te houden, nestelden ze zich – zo stoer mogelijk – tegen elkaar. Zulke saamhorigheid was ongetwijfeld het doel waartoe deze beproeving diende.”
Wakker

Na wat ontgroeningsrituelen in de varkensstal valt Kwasi in slaap. ,,Ik werd wakker als lid van de Delftse studentensociëteit Phoenix en zei tegen mezelf dat dit veel goedmaakte.” Helaas voor Kwasi is er pas in 1847 sprake van een Sociëteit Phoenix, vier jaar later dus. Hier heeft Japin een klein steekje laten vallen.

Hoewel Kwasi en Kwame in de Delftse studentenwereld volledig geaccepteerd worden, blijft de burgerij hen als twee vreemde zwarte eenden in een witte bijt zien: ,,Wij waren niet anders dan de mismaakte of de bedelaar, het schoolkind dat te dik is of rood haar heeft. Vergis u niet. Wij horen en zien alles. […] Het gesprek dat bij je binnenkomst wordt voortgezet op kindertoon, zonder moeilijke woorden. […] Kom ik een eethuis binnen, dan voelen de heren even of hun portefeuille nog wel op hun plaats zit. […] Zelfs in een uitverkochte concertzaal blijven om mij heen altijd plaatsen leeg, zodat ik heerlijk breeduit kan zitten.”

Aan het Haagse Hof zijn Kwasi en Kwame (vrienden van de Oranjes) leuke gasten voor op feesten en partijen. Het negentiende-eeuwse romantische ideaal van de edele wilde was op de twee Afrikanen natuurlijk geheel van toepassing. Kwasi heeft daar minder moeite mee dan zijn neef. Het verschil in aanpassing en acceptatie van de Hollandse cultuur drijft uiteindelijk een steeds grotere wig tussen de twee.

Kwame maakt zijn studie niet af en keert terug naar Afrika om de troon te bestijgen. Als blijkt dat een ander dat gaat doen en hij niet meer welkom is, beneemt hij zich het leven. Kwasi gaat naar Nederlands Indië om als mijnbouwingenieur te werken maar wordt in zijn carrièreverloop geblokkeerd door – zo blijkt pas aan het einde van zijn leven – een geheim besluit van de minister van Koloniën. Hij is als neger zijn hele leven schaakmat gezet door hogerhand.

Japin heeft uitgebreid research gedaan. Het boek, schrijft hij in zijn nawoord, is een roman, maar de hoofdpersonen hebben echt bestaan. Het is Japin gelukt een verhaal te vertellen dat goed inleefbaar is. Als Kwasi over de Oude Delft loopt, beleef je zelf het Delft uit die tijd. Een mooi verhaal, vooral voor kenners van Delft. Maar ook interessant voor liefhebbers van sappige verhalen over mensenoffers, slavenslachtingen en vrouwverminkingen.

‘De zwarte met het witte hart’, Arthur Japin; Arbeiderspers 1997; ISBN 90 295 2321 2, prijs 39,50 gulden.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.