De meeste Delftenaren weten wel wie Steve Jobs en Bill Gates zijn. Maar Jack Ma, Peggy YuYu, Fang Xingdong en Jeff Chen? Zij worden geïntroduceerd in ‘Silicon dragon’.
Rebecca Fannin is journaliste bij het weekblad Asian Venture Capital Journal. Ze slaagde erin twaalf chief executive officers (ceo’s) te spreken te krijgen van China’s spraakmakendste internetbedrijven. Dat levert een nogal ronkend boek op over een draak die op het punt staat de wereld te veroveren, enzovoort, enzovoort. Maar het is vooral een boeiend inkijkje in een wereld die gemakkelijk over het hoofd gezien wordt.
Neem Jack Ma, als kind een outcast omdat hij uit een bourgeois familie kwam. Hij werd leraar Engels en verdiende vijftien dollar per maand. Zijn grote kans kwam in 1995, toen hij als tolk toegevoegd werd aan een handelsdelegatie naar de Verenigde Staten. Daar zag hij voor het eerst een computer. Hij tikte ‘bier’ en ‘China’ in in Yahoo! en vond niks. Terug in China scharrelde hij tweeduizend dollar bij elkaar en begon een eigen variant van Yahoo!, met beperkt succes.
Vier jaar later begon hij Alibaba, een online marktplaats waar kleine bedrijven hun waren konden verkopen. In 2003 zette hij de aanval in op eBay met een veilingsite voor iedereen. Binnen een paar jaar was eBay van de markt geveegd, met agressieve marketing en naar verluidt ook de nodige laag-bij-de-grondse streken, zoals het inhuren van hackers om de site van eBay onbereikbaar te maken. Ma haalde anderhalf miljard dollar op, toen hij Alibaba naar de beurs bracht. Veertig procent van die aandelen is inmiddels in handen van Yahoo!, dat zijn Chinese business laat runnen door Alibaba.
Ma is een heel ander type dan Peggy YuYu, die aan Wall Street werkte en zo genoeg financiële kennis had om meteen veertig miljoen op te halen voor het starten van DangDang, waarmee ze Amazon passeerde op de Chinese online boekenmarkt. Boerenzoon Fang Xingdong begon met wat inmiddels China’s grootste weblog-provider is, Bokee, toen durfkapitaal al zijn intree had gedaan. Hij haalde tien miljoen binnen, die hij inmiddels bijna helemaal verstookt heeft zonder zijn bedrijf winstgevend te maken.
Ma, YuYu en Xingdong zijn copycats. Ze pakten een idee en businessmodel uit de Verenigde Staten, en implementeerden dat succesvol in eigen land. De helft van de door Fannin geïnterviewde ceo’s valt in deze categorie. Na een tussenhoofdstuk waarin ze vaststelt dat Amerikaanse durfkapitalisten hun geld steeds meer in China onderbrengen, volgen nog vijf hoofdstukken over innovatieve bedrijven.
Bijvoorbeeld Jeff Chen. De jonge ingenieur was ontevreden met Internet Explorer en begon aan de ontwikkeling van een eigen browser, die inmiddels de naam Maxthon heeft gekregen. Het is een open source-project en in de begintijd leefde Chen letterlijk van giften die zijn medeprogrammeurs hem gaven. Maxthon is de tweede browser van China en enkele van zijn features zijn door Microsoft gekopieerd in Internet Explorer 7. Maxthon is nog steeds een klein bedrijf, met enkele tientallen werknemers, maar Google heeft al wel een aandeel en eens in de zoveel tijd zijn er geruchten over een aanstaande overname. Een eigen webbrowser is namelijk een van de stukjes software die Google nog niet in bezit heeft.
Rebecca Fannin doet in ‘Silicon dragon’ meer dan de ceo’s aan het woord laten – dat is vaak maar een beperkt deel van het hoofdstuk. Ze schetst ook de financiële wederwaardigheden van de bedrijven en de markt waarin ze opereren. Het hoofdstuk over Ma heeft bijvoorbeeld ook een paragraaf over alle fouten die eBay in China maakte. Het is dus vooral een bedrijfskundig boek – veel techniek komt er niet aan te pas. Er zijn andere boeken die een completer overzicht schetsen van de Chinese opmars, maar de persoonlijke aanpak van Fannin voegt net even dat vonkje charme toe aan wat anders een koel businessverhaal had kunnen zijn.
Rebecca Fannin, ‘Silicon dragon; how China is winning the tech race’. McGraw Hill, pp. 183, 15 euro.
Comments are closed.