Campus

‘TU maakt goede sier met Wetenschapswinkel’

,,In onze buurt staat een fabriek waar Peking-eenden gemarineerd worden. Is de stank die de fabriek veroorzaakt schadelijk voor de gezondheid?” Een vreemde vraag.

Maar de Wetenschapswinkel van de TU weet er raad mee.


1 Busquet: ,,Goed en goedkoop product”

Als een buurtvereniging of verontruste burger zo’n vraag bij de TU neerlegt, wordt deze doorgespeeld aan één van de vier medewerkers van de wetenschapswinkel op de begane grond in het WTM-pand aan de Kanaalweg. Elk van de medewerkers heeft zijn eigen specialiteit: bouwen, verkeer, milieu of gezondheidsaspecten van arbeid en milieu.

Ook worden wel andere onderzoekers van de TU ingeschakeld. Medewerkers bij de vakgroepen bijvoorbeeld, of aio’s en studenten die stage willen lopen of bezig zijn met afstuderen. En natuurlijk de afgestudeerde vrijwilligers waarvan de wetenschapswinkel regelmatig gebruik maakt. Als een vraag niet direct betrekking heeft op TU-disciplines wordt doorverwezen naar andere universiteiten, maar de expertise groeit met elke beantwoorde vraag.

Om universitair onderzoek beter te laten aansluiten op de wensen en behoeften van maatschappelijke groeperingen, werd eind jaren zeventig aan enkele universiteiten besloten om wetenschapswinkels op te zetten. Particuliere instellingen of personen met vragen aan de universiteit konden aan dit loket terecht. En zo gebeurt het nog steeds. Buurtverenigingen die zich zorgen maken over vervuilde grond. Of een bewonersgroep die vraagtekens zet bij het lawaai van voorbijrazend verkeer. De wetenschapswinkel beantwoordt de vragen onder voorwaarde dat het enige maatschappelijke relevantie heeft. Dus geen vragen over betere mest op het volkstuintje van meneer Jansen.
Urine

J.L. Busquet, één van de medewerkers van de wetenschapswinkel, signaleert dat de vragen in de loop der jaren veel specifieker en ook technischer van aard zijn geworden. ,,De oorzaak daarvan zit in de toenemende kennis waarvan de maatschappij doordrenkt raakt”, meent hij. ,,Ook non-profitinstellingen hebben tegenwoordig veel ‘brains’ in huis. Dat stelt hoge eisen aan de antwoorden die je geeft. Om actueel te blijven moet de wetenschapswinkel de veranderende maatschappelijke context nauwgezet volgen.”

Vorig jaar bijvoorbeeld toonde de wetenschapswinkel door middel van onderzoek aan dat het geluid van de treinen langs de Spoorsingel in Delft de toegestane waarden overschreed. Mensen uit de buurt gebruiken die gegevens nu als argument tegen de komst van de hogesnelheidslijn. Een soortgelijk onderzoek in Rotterdam leidde er al toe dat op bepaalde trajecten de snelheid van de sneltram teruggebracht is. Busquet meent dat bewoners op zo’n manier deskundig gemaaktworden, zodat ze écht mee kunnen praten over gemeentelijke beslissingen.

Niet elke vraag kan serieus genomen worden. Er kwam eens een lichtelijk overstuur stel de wetenschapswinkel binnenvallen. Er werd een pot urine op tafel gezet. Afkomstig van een zwager, die in het ziekenhuis lag. Of dat even onderzocht kon worden, want er waren sterke vermoedens dat de zwager in het ziekenhuis vergiftigd werd door het personeel. Of het bekende geval van de Belg die op de TU rondbazuinde het perpetuum mobile eindelijk uitgevonden te hebben. De medewerkers van de wetenschapswinkel toonden aan dat het op water en blaasbalgen werkende apparaat niet de zo begeerde eeuwigdurende beweging voortbracht.
Sier

Behalve de beantwoording van ongeveer zestig vragen per jaar, nemen de medewerkers initiatieven voor langlopend onderzoek. Deze worden ontleend aan de actualiteit of verwachtingen voor de nabije toekomst, zoals bijvoorbeeld de projecten Autoluwe Binnenstad en Intensivering Spoorverkeer. Voor de langlopende projecten stelt het college jaarlijks honderdduizend gulden beschikbaar. Met dat geld lopen nu vijf projecten. Dit gebeurt in samenwerking met onderzoekers van faculteiten, die de helft van de financiering op zich nemen.

In totaal kost de wetenschapswinkel de TU jaarlijks zo’n zeven ton. ,,Voor dat bedrag levert de wetenschapswinkel een goed maar ook goedkoop product, waarmee de TU goede sier kan maken”, vindt Busquet.

Over de toekomst van de wetenschapswinkel kan hij nog weinig zeggen. Nu nog is de wetenschapswinkel gehuisvest bij WTM, straks misschien bij het Bedrijven Service Centrum? Of bij een vakgroep? Busquet verwijst ook naar de ‘imagocentra’ van andere universiteiten, waar musea, een cultureel centrum en bijvoorbeeld Studium Generale zijn ondergebracht. ,,Als universiteit moet je accepteren dat sommige activiteiten geld kosten, terwijl je er geen ‘harde’ resultaten voor terug krijgt. Maar het gaat daarbij wél om de uitstraling, en dus het beeld dat de buitenwereld heeft van de TU.”

Leo de Vries

,,In onze buurt staat een fabriek waar Peking-eenden gemarineerd worden. Is de stank die de fabriek veroorzaakt schadelijk voor de gezondheid?” Een vreemde vraag. Maar de Wetenschapswinkel van de TU weet er raad mee.


1 Busquet: ,,Goed en goedkoop product”

Als een buurtvereniging of verontruste burger zo’n vraag bij de TU neerlegt, wordt deze doorgespeeld aan één van de vier medewerkers van de wetenschapswinkel op de begane grond in het WTM-pand aan de Kanaalweg. Elk van de medewerkers heeft zijn eigen specialiteit: bouwen, verkeer, milieu of gezondheidsaspecten van arbeid en milieu.

Ook worden wel andere onderzoekers van de TU ingeschakeld. Medewerkers bij de vakgroepen bijvoorbeeld, of aio’s en studenten die stage willen lopen of bezig zijn met afstuderen. En natuurlijk de afgestudeerde vrijwilligers waarvan de wetenschapswinkel regelmatig gebruik maakt. Als een vraag niet direct betrekking heeft op TU-disciplines wordt doorverwezen naar andere universiteiten, maar de expertise groeit met elke beantwoorde vraag.

Om universitair onderzoek beter te laten aansluiten op de wensen en behoeften van maatschappelijke groeperingen, werd eind jaren zeventig aan enkele universiteiten besloten om wetenschapswinkels op te zetten. Particuliere instellingen of personen met vragen aan de universiteit konden aan dit loket terecht. En zo gebeurt het nog steeds. Buurtverenigingen die zich zorgen maken over vervuilde grond. Of een bewonersgroep die vraagtekens zet bij het lawaai van voorbijrazend verkeer. De wetenschapswinkel beantwoordt de vragen onder voorwaarde dat het enige maatschappelijke relevantie heeft. Dus geen vragen over betere mest op het volkstuintje van meneer Jansen.
Urine

J.L. Busquet, één van de medewerkers van de wetenschapswinkel, signaleert dat de vragen in de loop der jaren veel specifieker en ook technischer van aard zijn geworden. ,,De oorzaak daarvan zit in de toenemende kennis waarvan de maatschappij doordrenkt raakt”, meent hij. ,,Ook non-profitinstellingen hebben tegenwoordig veel ‘brains’ in huis. Dat stelt hoge eisen aan de antwoorden die je geeft. Om actueel te blijven moet de wetenschapswinkel de veranderende maatschappelijke context nauwgezet volgen.”

Vorig jaar bijvoorbeeld toonde de wetenschapswinkel door middel van onderzoek aan dat het geluid van de treinen langs de Spoorsingel in Delft de toegestane waarden overschreed. Mensen uit de buurt gebruiken die gegevens nu als argument tegen de komst van de hogesnelheidslijn. Een soortgelijk onderzoek in Rotterdam leidde er al toe dat op bepaalde trajecten de snelheid van de sneltram teruggebracht is. Busquet meent dat bewoners op zo’n manier deskundig gemaaktworden, zodat ze écht mee kunnen praten over gemeentelijke beslissingen.

Niet elke vraag kan serieus genomen worden. Er kwam eens een lichtelijk overstuur stel de wetenschapswinkel binnenvallen. Er werd een pot urine op tafel gezet. Afkomstig van een zwager, die in het ziekenhuis lag. Of dat even onderzocht kon worden, want er waren sterke vermoedens dat de zwager in het ziekenhuis vergiftigd werd door het personeel. Of het bekende geval van de Belg die op de TU rondbazuinde het perpetuum mobile eindelijk uitgevonden te hebben. De medewerkers van de wetenschapswinkel toonden aan dat het op water en blaasbalgen werkende apparaat niet de zo begeerde eeuwigdurende beweging voortbracht.
Sier

Behalve de beantwoording van ongeveer zestig vragen per jaar, nemen de medewerkers initiatieven voor langlopend onderzoek. Deze worden ontleend aan de actualiteit of verwachtingen voor de nabije toekomst, zoals bijvoorbeeld de projecten Autoluwe Binnenstad en Intensivering Spoorverkeer. Voor de langlopende projecten stelt het college jaarlijks honderdduizend gulden beschikbaar. Met dat geld lopen nu vijf projecten. Dit gebeurt in samenwerking met onderzoekers van faculteiten, die de helft van de financiering op zich nemen.

In totaal kost de wetenschapswinkel de TU jaarlijks zo’n zeven ton. ,,Voor dat bedrag levert de wetenschapswinkel een goed maar ook goedkoop product, waarmee de TU goede sier kan maken”, vindt Busquet.

Over de toekomst van de wetenschapswinkel kan hij nog weinig zeggen. Nu nog is de wetenschapswinkel gehuisvest bij WTM, straks misschien bij het Bedrijven Service Centrum? Of bij een vakgroep? Busquet verwijst ook naar de ‘imagocentra’ van andere universiteiten, waar musea, een cultureel centrum en bijvoorbeeld Studium Generale zijn ondergebracht. ,,Als universiteit moet je accepteren dat sommige activiteiten geld kosten, terwijl je er geen ‘harde’ resultaten voor terug krijgt. Maar het gaat daarbij wél om de uitstraling, en dus het beeld dat de buitenwereld heeft van de TU.”

Leo de Vries

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.