Afgedankte computers van de TU komen via het bedrijf Viafrica in Tanzania terecht, waar ze vaak nog jaren dienst doen. Maar eens verandert iedere trouwe rammelbak in elektronisch afval of e-waste.
Journaliste Anna Vossers ging eind vorig jaar op stap met Delftse studenten die voor Viafrica een oplossing proberen te vinden voor dit afval. En dat valt nog niet mee.
“Oude computers?” De ICT-manager van de economiefaculteit van de universiteit in Moshi moet er even over nadenken. In zijn kantoor gebruikt hij een kapotte computerkast als bijzettafel voor zijn modem. “We willen ze meenemen voor afvalverwerking,” zegt Demelza van der Laan. “Anders worden ze maar gedumpt of verbrand,” vult Stephanie Tjin-a-Djie aan.
E-waste, oftewel elektronisch afval, bracht de derdejaarsstudenten Demelza van der Laan (20, technische bestuurskunde), Stephanie Tjin-a-Djie (19, maritieme techniek) en hun twee collega’s Naomi van den Berg (21, maritieme techniek) en Jeroen Vork (20, bouwkunde) eind vorig jaar naar de stad Moshi, vlakbij Mt. Kilimanjaro in Tanzania.
Overal ter wereld danken we oude elektronica af. Een gemiddeld huishouden, zowel in Nederland als in Tanzania, gooit na acht jaar een computer weg. Maar waar gaan die computers heen? Een klein deel van de computers uit Nederland krijgt een tweede leven. Bijvoorbeeld in Tanzania, waar het Nederlands-Tanzaniaanse stichting Viafrica zo’n negentig klaslokalen heeft ingericht met afgedankte computers van de TU Delft.
Viafrica begon in 2003 met de export van tweedehands computers uit Nederland naar Tanzania. In totaal heeft Viafrica nu 4200 pc’s van de TU naar Afrika gebracht, deels naar Tanzania, maar ook naar Kenia en Sierra Leone.
De gemiddelde levensduur van een tweedehands pc in Tanzania is vijf jaar, maar directeur Joost Dam van Viafrica Amsterdam verbaast zich erover hoe lang sommige apparaten nog werken: “Er is nog steeds hardware in gebruik die we in 2003 hebben geïnstalleerd. Die computers zijn natuurlijk hopeloos verouderd, maar sommige computers gaan dus wel nog bijna tien jaar mee nadat ze in Nederland al afgeschreven waren.”
Als de computers zelfs naar Tanzaniaanse standaard niet meer voldoen, neemt Viafrica ze weer in. De stapel kapotte computers achter het kantoor in Moshi groeide gestaag. Daarom wil het bedrijf zelf de eerste e-wasteverwerking van het land opzetten. Op termijn wil het daarmee heel Tanzania bedienen. In eerste instantie wil Viafrica computers uit elkaar halen in Tanzania en de onderdelen in Kenia laten verwerken in een recyclecentrum. Als alle vergunningen binnen zijn, wil de stichting zo’n zelfde centrum in Tanzania opzetten.
“Afrika ontvangt veel elektronische apparaten”, zegt Isack Kinabo, projectleider e-waste in het kantoor van Viafrica in Moshi. “Als die kapot gaan, kunnen we er niets meer mee.” Er rijden wel vuilniswagens door de stad, maar, zegt Kinabo: “E-waste wordt gedumpt op een vuilnisbelt. Het merendeel verbranden ze daar, waardoor er giftige stoffen in de lucht komen.”
In Tanzania zijn nu drie opties voor oude computers, blijkt uit onderzoek van Unido, het industriële ontwikkelingsorgaan van de Verenigde Naties: bewaren, dumpen of verbranden. In de hoofdstad Dar es Salaam bestaan weliswaar twee bedrijven die oude elektronica verzamelen, maar geen van beide heeft een vergunning om het afval te verwerken. Informele bedrijfjes halen computers uit elkaar om geld te verdienen aan bijvoorbeeld elektronische onderdelen of het koper van de elektrische draden. Voor dat laatste is een veelgebruikte methode het verbranden van de plastic omhulsels waardoor niet alleen het koper, maar ook giftige dioxinen vrijkomen.
De Delftse studenten helpen bij de opstartfase van het e-wasteproject. Hun doel is om het concept e-wasteverwerking aan de man te brengen en voor eind januari 500 oude computers in te zamelen. Uiteindelijk moet het e-wasteprogramma door Tanzanianen worden uitgevoerd, maar in de pilotfase komt de technische achtergrond en het werktempo van de Nederlandse stagiairs goed van pas.
Voorlopig kunnen er nog geen Tanzaniaanse werknemers worden opgeleid omdat de milieuvergunning uitblijft. De bureaucratie in Tanzania is stroperig, al helemaal als het om iets nieuws zoals elektronisch afval gaat. De stagiairs hebben te horen gekregen dat het nog minstens drie maanden gaat duren voordat de vergunning rond is. Voordat de milieuraad beslist over de aanvraag, wil die een milieueffectrapportage zien.
Naomi weet even niet hoe ze verder moeten: “We moeten een consultant inhuren, maar dat kunnen we nooit betalen. De vergunningaanvraag zou dan 19 duizend euro gaan kosten. Dan haalt dit project het nooit.”
Zonder vergunning kunnen de studenten het e-wasteprogramma nog niet promoten bij overheidsinstanties, die naar schatting 20 procent van alle computers in Tanzania bezitten. 40 procent van de computers is in handen van bedrijven, de andere 40 procent van huishoudens. De studenten beperken ze zich daarom tot bedrijven in Moshi en het 75 kilometer verderop gelegen Arusha. Ze hebben pas een tiental computers opgehaald.
“We hadden verwacht dat bedrijven er meer voor open zouden staan,” zegt Naomi, “maar we hebben honderd e-mails verstuurd. We kregen nul e-mails terug.” Daarom gaan ze nu in duo’s persoonlijk langs bij bedrijven, in twee weken legden ze veertig bezoeken af.
Het is donderdagochtend, kwart voor tien. De laatste bedrijven die de studenten nog willen bezoeken in Moshi staan op een industrieterrein. Demelza en Stephanie nemen liever een taxi dan de kleine daladala-busjes die als openbaar vervoer dienen.
Na een ritje van tien minuten stopt de taxi voor de hekken van Shah Industries, een leerbewerkingsbedrijf. Demelza –korte spijkerbroek tot net onder de billen, zwarte panty, beige bloesje – stapt als eerste uit, Stephanie verwisselt nog snel haar roze slippers voor ballerina’s uit een plastic tasje van de Blokker. “We zijn van Viafrica”, begint Stephanie bij het administratiekantoor van Shah Industries. “We zetten een project op om defecte computers te verwerken.” “Want e-waste is slecht voor mensen en de planeet”, vult Demelza aan.
“Loop maar even mee,” zegt de manager. Als de dames hun project nogmaals uitgelegd hebben, belooft de man dat hij vanmiddag om twee uur een paar oude computers zal klaarzetten. Vijf minuten later staan ze weer op straat. Demelza: “Zo snel is het nog nooit gegaan.”
Nog geen uur nadat ze in de taxi waren gestapt, hebben de studenten drie bedrijven bezocht. Ze lopen terug naar een grotere straat waar ze een taxi naar kantoor kunnen nemen. Of dit Hollandse tempo van drie bedrijven in een uur normaal is?
Demelza: “Drie bedrijven op een dag bezoeken, is veel. Als je het aan onze projectleider Isack vraagt, zelfs geweldig.”
Zelf zijn Naomi, Jeroen, Demelza en Stephanie niet onder de indruk van hun werktempo. Ze drinken thee aan een tuintafel in de voortuin van het kantoor. Naomi: “We hebben al een paar middagen naar het plafond gestaard.”
Het lastigst vinden de stagiairs dat de mensen die ze spreken meestal het voordeel van het netjes verwerken van e-waste niet zien. Jeroen: “Mensen zien het gevaar van verbranden en dumpen niet.” Demelza: “In Nederland breng je je computer ook gratis bij het grofvuil. Maar hier slaan ze een oude computer liever op in een kast, in de hoop dat hij ooit nog iets opbrengt.” Jeroen: “Ze denken niet verder dan een dag vooruit.” Demelza: “Ze zijn meer met overleven dan met de toekomst van de planeet. Als we over het milieu beginnen, kijken ze ons glazig aan.”
Projectleider Isack Kinabo is minder verbaasd. “In Tanzania hebben mensen een ander idee van de toekomst. Het betekent iets dat op een ander moment gaat gebeuren, en nu nog niet”, zegt hij. “Daarom moeten we ze gewoon vertellen dat e-waste nu al een probleem is, waar we nu iets aan moeten doen.”
Achter het kantoor van Viafrica ligt al een berg met driehonderd afgedankte beeldschermen, moederboards en printers. In een loods een paar honderd meter verderop ligt nog zo’n stapel. Met de vergunning komt het wel goed, denkt Kinabo. Hij heeft contacten bij de nationale milieuraad en hij denkt op de prijs van de vergunning af te kunnen dingen. Het werk van een dure consultant kan deels ook door Viafrica zelf worden gedaan. Wat Kinabo betreft kunnen de studenten gewoon beginnen met het inrichten van een werkplaats voor het opleiden van Tanzanianen om de elektronica uit elkaar te schroeven.
Hoewel in Tanzania bijna alle apparaten worden gebruikt en opgelapt tot ze écht niet meer kunnen, is ook daar het leven van een computer eindig. Unido, het industriële ontwikkelingsorgaan van de Verenigde Naties, schat dat in 2015 tussen de 250 duizend en 800 duizend computers in Tanzania e-waste zullen zijn geworden, een berg van 3000 tot 9500 ton. Er is momenteel nog geen bedrijf in het land dat het afval kan verwerken.

Comments are closed.