Prof.dr.ir. Klaas van Breugel Prof.dr.ir. Klaas van Breugel (1952)is per 1 april 1999 benoemd tot hoogleraar betonmodellering & materiaalgedrag aan de subfaculteit Civiele Techniek van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen.
Deze leerstoel richt zich op het materiaalgedrag van beton in directe relatie tot de constructieve toepassing.
Van Breugel studeerde in 1979 af aan de toenmalige faculteit Civiele Techniek in Delft. In datzelfde jaar werd hij universitair docent bij deze faculteit bij de sectie Betonconstructies. In 1984 volgde zijn benoeming tot universitair hoofddocent. Zijn promotie in 1991 had als onderwerp simulation of hydration and formation of structure in hardening cement-based materials.
De expertise van Van Breugel ligt op het vlak van het modelleren van materialen en specifiek op het gebied van het jonge, verhardende beton. Tevens geldt hij als deskundige op het gebied van het ontwerpen en het gedrag van betonnen beschermings- en veiligheidsconstructies. In dat kader bekleedde hij verschillende functies in nationale en internationale commissies en was hij als adiviseur betrokken bij diverse bouwprojecten. Van Breugel heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan, waarvan vele in internationale vakbladen. Daarnaast wordt hij geprezen voor zijn capaciteiten op bestuurlijk vlak en zijn inzet voor onderwijskundige vernieuwing.
Prof.dr.ir. T.H.J.J. van der Hagen (1959)
werkt sinds 1 april 1999 bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen als hoogleraar dynamics of multiphase flow (thermohydraulica). Van der Hagen verdeelt zijn werkzaamheden over het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) en het Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie.
Na zijn studie technische natuurkunde aan de TU Eindhoven is Van der Hagen in 1989 gepromoveerd aan de TU Delft. Zijn promotie-onderwerp was de stabiliteitbewaking van kokend-waterreactoren. Aansluitend trad hij in dienst van het IRI van de TU Delft, waar hij momenteel de functie van afdelingshoofd van de afdeling Reactorfysica vervult. In 1993 was hij gastonderzoeker bij het department of reactor physisc van de Chalmers University of Technology in Göteborg (Zweden). Vanuit het IRI heeft hij reactorfysisch onderzoek verricht aan de Dodewaardreactor en onderzoek verricht in opdracht van Electricité de France.
Prof. ir. Peter Hoogeboom (1951),
werkzaam bij TNO, is per 31 mei 1999 benoemd tot hoogleraar Radar Earth Observation aan de TU Delft. Zijn benoeming zal de sectie remote sensing binnen het International Research Centre for Telecommunications-transmission and Radar (IRCTR) versterken.
Vele internationale universiteiten, onderzoeksinstituten enbedrijven werken samen binnen het IRCTR. De TU Delft is de enige universiteit in Europa met uitgebreide experimentele radarfaciliteiten, waaronder uiterst geavanceerde meetapparatuur voor radarsystemen en -componenten.
Op het gebied van de aardobservatie bestaan langdurige samenwerkingsverbanden tussen de TU Delft en TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium (TNO-FEL) en met professor Hoogeboom in het bijzonder. In het PHARUS-project is de samenwerking gericht geweest op de realisatie van een airborne synthetic aperture radar for remote sensing applications.
Een ander gebied waarop de TU Delft zeer actief is, is ground penetrating radar (GPR). In dit project, intensief gesteund door STW, werken verscheidene laboratoria (CTG, EM en IRCTR) samen met 14 wetenschappers en technici aan een nieuwe generatie GPR-systemen, speciaal toegerust voor het detecteren en classificeren van landmijnen. Ook aan dit project nemen namens TNO-FEL twee promovendi deel.
Door de benoeming van Hoogenboom zal het team van IRCTR de sterke bestaande atmosferische en ondergrondse radar remote sensing onderzoeksprogramma%s complementeren en zal tevens een belangrijke rol kunnen spelen binnen de radarobservatie van zee- en landoppervlakken.
Prof.dr. T.G.M. Schalkhammer (1961)
is per 1 juli 1999 in dienst getreden als hoogleraar procesanalytische biotechnologie bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Na voltooiing van zijn studie biochemie en zijn proefschrift aan de University of Vienna trad hij in dienst bij dezelfde universiteit. In 1994 maakte hij een overstap naar Boehringer Ingelheim en deed hij werkervaring op bij het Weizmann Institute of Science. Momenteel werkt hij bij de Austrian Academy of Sciences, waar hij met het behalen van de APART-prize in staat is gesteld om wereldwijd 3 jaar biochemisch onderzoek te verrichten. Deze prijs ontving hij van de Oostenrijkse academie van wetenschappen.
Schalkhammer zal een belangrijke versterking betekenen voor de juist gesloten strategische alliantie Delft Leiden, die zich richt op een gestructureerde ontwikkeling van de samenwerking tussen biotechnologen en fysici (waaronder de oprichting van een nieuwe opleiding life science & technologie). De specifieke expertise van Schalkhammer ligt juist op het grensgebied van deze disciplines.
Prof. Tony Fretton AA Dip RIBA (1945)
is per 1 juni 1999 in dienst getreden van de faculteit Bouwkunde als hoogleraar architectonisch ontwerpen.
Fretton studeerde in 1972 af aan de Architectural Association School of Architecture in Londen. Na een periode in dienst van diverse architectenbureaus is hij sinds 1980 eigenaar van het gerenommeerde architectenbureau Tony Fretton Architects (Londen). Dit bureau is vooral actief op het gebied van de binnenhuisarchitectuur. De activiteiten strekken zich uit van tentoonstellingsontwerp tot de inrichting van kantoren en winkels.
De leerstoel binnenhuisarchitectuur richt zich op onderzoek naar de relatie tussen het ruimtelijke concept en het ontwerp van binnenhuisarchitectuur. De decoratieve functie van materialen en de expressieve aspecten hiervan worden van bijzonder belang beschouwd.
Prof.dr.ir. P.M.J. van den Hof (1957)
heeft vanaf 1 juni 1999 de leerstoel model-gebaseerd meten en regelen aanvaard bij de subfaculteit Technische Natuurkunde van de faculteit Technische Natuurwetenschappen.
Van den Hof heeft in 1982 zijn studie elektrotechniek aan de TU Eindhoven cum laude afgesloten, waarna hij in 1989 aan dezelfde universiteit zijn proefschrift on residual-based parametrization and identification of multiveriable systems met succes verdedigde. Sinds 1986 is hij in dienst van de TU Delft (werktuigbouwkunde). In 1992 was hij gastonderzoeker aan de Universiteit of Newcastle (Australië).
Het kernonderzoek van de leerstoel betreft het brede gebied van de meettechniek, signaalverwerking, modelvorming, systeemidentificatie en de modelgebaseerde regeltechniek van dynamische fysische processen. Doel is om op basis van fysische kennis en experimentele meetgegevens dynamische eigenschappen van processen in kaart te brengen, en op basis hiervan regelsystemen te ontwerpen die zorg dragen voor een optimale besturing. De bewerkte toepassingsvelden variëren van fysische meetinstrumenten (bijvoorbeeld microscopie), tot complexe industriële productieprocessen.
Prof.dr. G.J. Kearley (1950)
is 1 augustus 1999 als hoogleraar in dienst treden bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen als hoogleraar neutronenfysica. Zijn werkzaamheden voert hij uit binnen het Interfacultair Reactor Instituut (IRI). Het IRI vervult een nationale rol in het neutronenbundelonderzoek.
Na het afronden van een studie chemie aan de Woolwich Polytechnic in 1969 is Kearley een periode actief geweest in het bedrijfsleven. Hij is in 1980 gepromoveerd aan de University of East Anglia, Norwich op het onderwerp Phase transitions of NH4NO3 studied by vibrational spectroscopy. Vervolgens was hij post-doc bij de University of East Anglia en onderzoeksmedewerker bij het Institut Laue-Langevin (ILL) geweest. Vanaf 1994 is hij aan het hoofd gesteld van een groep die zich richt op software voor data-inspectie, -correctie, en -analyse en het gebruik maken van computermodellen om de wetenschappelijke output van het ILL te visualiseren.
Hoewel Kearley van huis uit chemicus is heeft hij zich in de loop der jaren een grote expertise op het gebied van de neutronenfysica verworven. Naast de grote hoeveelheid publicaties van zijn hand, heeft hij ook nog nieuwe instrumenten ontworpen voor dit onderzoeksgebied. Hij zal als afdelingshoofd van de afdeling stralingsfysica leiding geven aan de uitbouw van de onderzoeksfaciliteiten van het IRI.
Prof.dr. A.K. Turner (1941)
trad 15 augustus 1999 in dienst als hoogleraar Ingenieursgeologie bij de subfaculteit Technische Aardwetenschappen van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Keith Turner zal deze functie parttime vervullen voor een periode van drie jaar. Hij blijft tevens hoogleraar aan de Colorado School of Mines (USA).
Na zijn studie geologie aan de Queens University in Canada (1963) voltooide hij in 1969 zijn promotie-onderzoek bij de Purdue University, Indiana (USA).
Turner heeft speciale interesse in de invloed van nieuwe informatietechnologieën op het gebruik van geowetenschappelijke informatie in de maatschappij. Hierbij ligt de nadruk op het toegankelijk maken van de beschikbare geologische informatie. Turner voerde opdrachten uit voor de VN, universiteiten en ingenieursbureaus in het Verenigd Koninkrijk, Polen, Duitsland, Mexico en Nederland. Ook heeft hij een aantal jaren ervaring opgedaan als geologisch ingenieur bij de centrale overheid van Ontario in Canada. Na een sabbatical leave, die hij in 1988 doorbracht in Nederland, heeft hij voor de NAVO een workshop over 3-dimensional modeling using geoscientific information systems georganiseerd. Sinds 1972 is hij werkzaam aan de Colorado School of Mines.
Prof.dr.ir. Klaas van Breugel (1952)
is per 1 april 1999 benoemd tot hoogleraar betonmodellering & materiaalgedrag aan de subfaculteit Civiele Techniek van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Deze leerstoel richt zich op het materiaalgedrag van beton in directe relatie tot de constructieve toepassing.
Van Breugel studeerde in 1979 af aan de toenmalige faculteit Civiele Techniek in Delft. In datzelfde jaar werd hij universitair docent bij deze faculteit bij de sectie Betonconstructies. In 1984 volgde zijn benoeming tot universitair hoofddocent. Zijn promotie in 1991 had als onderwerp simulation of hydration and formation of structure in hardening cement-based materials.
De expertise van Van Breugel ligt op het vlak van het modelleren van materialen en specifiek op het gebied van het jonge, verhardende beton. Tevens geldt hij als deskundige op het gebied van het ontwerpen en het gedrag van betonnen beschermings- en veiligheidsconstructies. In dat kader bekleedde hij verschillende functies in nationale en internationale commissies en was hij als adiviseur betrokken bij diverse bouwprojecten. Van Breugel heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan, waarvan vele in internationale vakbladen. Daarnaast wordt hij geprezen voor zijn capaciteiten op bestuurlijk vlak en zijn inzet voor onderwijskundige vernieuwing.
Prof.dr.ir. T.H.J.J. van der Hagen (1959)
werkt sinds 1 april 1999 bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen als hoogleraar dynamics of multiphase flow (thermohydraulica). Van der Hagen verdeelt zijn werkzaamheden over het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) en het Kramers Laboratorium voor Fysische Technologie.
Na zijn studie technische natuurkunde aan de TU Eindhoven is Van der Hagen in 1989 gepromoveerd aan de TU Delft. Zijn promotie-onderwerp was de stabiliteitbewaking van kokend-waterreactoren. Aansluitend trad hij in dienst van het IRI van de TU Delft, waar hij momenteel de functie van afdelingshoofd van de afdeling Reactorfysica vervult. In 1993 was hij gastonderzoeker bij het department of reactor physisc van de Chalmers University of Technology in Göteborg (Zweden). Vanuit het IRI heeft hij reactorfysisch onderzoek verricht aan de Dodewaardreactor en onderzoek verricht in opdracht van Electricité de France.
Prof. ir. Peter Hoogeboom (1951),
werkzaam bij TNO, is per 31 mei 1999 benoemd tot hoogleraar Radar Earth Observation aan de TU Delft. Zijn benoeming zal de sectie remote sensing binnen het International Research Centre for Telecommunications-transmission and Radar (IRCTR) versterken.
Vele internationale universiteiten, onderzoeksinstituten enbedrijven werken samen binnen het IRCTR. De TU Delft is de enige universiteit in Europa met uitgebreide experimentele radarfaciliteiten, waaronder uiterst geavanceerde meetapparatuur voor radarsystemen en -componenten.
Op het gebied van de aardobservatie bestaan langdurige samenwerkingsverbanden tussen de TU Delft en TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium (TNO-FEL) en met professor Hoogeboom in het bijzonder. In het PHARUS-project is de samenwerking gericht geweest op de realisatie van een airborne synthetic aperture radar for remote sensing applications.
Een ander gebied waarop de TU Delft zeer actief is, is ground penetrating radar (GPR). In dit project, intensief gesteund door STW, werken verscheidene laboratoria (CTG, EM en IRCTR) samen met 14 wetenschappers en technici aan een nieuwe generatie GPR-systemen, speciaal toegerust voor het detecteren en classificeren van landmijnen. Ook aan dit project nemen namens TNO-FEL twee promovendi deel.
Door de benoeming van Hoogenboom zal het team van IRCTR de sterke bestaande atmosferische en ondergrondse radar remote sensing onderzoeksprogramma%s complementeren en zal tevens een belangrijke rol kunnen spelen binnen de radarobservatie van zee- en landoppervlakken.
Prof.dr. T.G.M. Schalkhammer (1961)
is per 1 juli 1999 in dienst getreden als hoogleraar procesanalytische biotechnologie bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Na voltooiing van zijn studie biochemie en zijn proefschrift aan de University of Vienna trad hij in dienst bij dezelfde universiteit. In 1994 maakte hij een overstap naar Boehringer Ingelheim en deed hij werkervaring op bij het Weizmann Institute of Science. Momenteel werkt hij bij de Austrian Academy of Sciences, waar hij met het behalen van de APART-prize in staat is gesteld om wereldwijd 3 jaar biochemisch onderzoek te verrichten. Deze prijs ontving hij van de Oostenrijkse academie van wetenschappen.
Schalkhammer zal een belangrijke versterking betekenen voor de juist gesloten strategische alliantie Delft Leiden, die zich richt op een gestructureerde ontwikkeling van de samenwerking tussen biotechnologen en fysici (waaronder de oprichting van een nieuwe opleiding life science & technologie). De specifieke expertise van Schalkhammer ligt juist op het grensgebied van deze disciplines.
Prof. Tony Fretton AA Dip RIBA (1945)
is per 1 juni 1999 in dienst getreden van de faculteit Bouwkunde als hoogleraar architectonisch ontwerpen.
Fretton studeerde in 1972 af aan de Architectural Association School of Architecture in Londen. Na een periode in dienst van diverse architectenbureaus is hij sinds 1980 eigenaar van het gerenommeerde architectenbureau Tony Fretton Architects (Londen). Dit bureau is vooral actief op het gebied van de binnenhuisarchitectuur. De activiteiten strekken zich uit van tentoonstellingsontwerp tot de inrichting van kantoren en winkels.
De leerstoel binnenhuisarchitectuur richt zich op onderzoek naar de relatie tussen het ruimtelijke concept en het ontwerp van binnenhuisarchitectuur. De decoratieve functie van materialen en de expressieve aspecten hiervan worden van bijzonder belang beschouwd.
Prof.dr.ir. P.M.J. van den Hof (1957)
heeft vanaf 1 juni 1999 de leerstoel model-gebaseerd meten en regelen aanvaard bij de subfaculteit Technische Natuurkunde van de faculteit Technische Natuurwetenschappen.
Van den Hof heeft in 1982 zijn studie elektrotechniek aan de TU Eindhoven cum laude afgesloten, waarna hij in 1989 aan dezelfde universiteit zijn proefschrift on residual-based parametrization and identification of multiveriable systems met succes verdedigde. Sinds 1986 is hij in dienst van de TU Delft (werktuigbouwkunde). In 1992 was hij gastonderzoeker aan de Universiteit of Newcastle (Australië).
Het kernonderzoek van de leerstoel betreft het brede gebied van de meettechniek, signaalverwerking, modelvorming, systeemidentificatie en de modelgebaseerde regeltechniek van dynamische fysische processen. Doel is om op basis van fysische kennis en experimentele meetgegevens dynamische eigenschappen van processen in kaart te brengen, en op basis hiervan regelsystemen te ontwerpen die zorg dragen voor een optimale besturing. De bewerkte toepassingsvelden variëren van fysische meetinstrumenten (bijvoorbeeld microscopie), tot complexe industriële productieprocessen.
Prof.dr. G.J. Kearley (1950)
is 1 augustus 1999 als hoogleraar in dienst treden bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen als hoogleraar neutronenfysica. Zijn werkzaamheden voert hij uit binnen het Interfacultair Reactor Instituut (IRI). Het IRI vervult een nationale rol in het neutronenbundelonderzoek.
Na het afronden van een studie chemie aan de Woolwich Polytechnic in 1969 is Kearley een periode actief geweest in het bedrijfsleven. Hij is in 1980 gepromoveerd aan de University of East Anglia, Norwich op het onderwerp Phase transitions of NH4NO3 studied by vibrational spectroscopy. Vervolgens was hij post-doc bij de University of East Anglia en onderzoeksmedewerker bij het Institut Laue-Langevin (ILL) geweest. Vanaf 1994 is hij aan het hoofd gesteld van een groep die zich richt op software voor data-inspectie, -correctie, en -analyse en het gebruik maken van computermodellen om de wetenschappelijke output van het ILL te visualiseren.
Hoewel Kearley van huis uit chemicus is heeft hij zich in de loop der jaren een grote expertise op het gebied van de neutronenfysica verworven. Naast de grote hoeveelheid publicaties van zijn hand, heeft hij ook nog nieuwe instrumenten ontworpen voor dit onderzoeksgebied. Hij zal als afdelingshoofd van de afdeling stralingsfysica leiding geven aan de uitbouw van de onderzoeksfaciliteiten van het IRI.
Prof.dr. A.K. Turner (1941)
trad 15 augustus 1999 in dienst als hoogleraar Ingenieursgeologie bij de subfaculteit Technische Aardwetenschappen van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Keith Turner zal deze functie parttime vervullen voor een periode van drie jaar. Hij blijft tevens hoogleraar aan de Colorado School of Mines (USA).
Na zijn studie geologie aan de Queens University in Canada (1963) voltooide hij in 1969 zijn promotie-onderzoek bij de Purdue University, Indiana (USA).
Turner heeft speciale interesse in de invloed van nieuwe informatietechnologieën op het gebruik van geowetenschappelijke informatie in de maatschappij. Hierbij ligt de nadruk op het toegankelijk maken van de beschikbare geologische informatie. Turner voerde opdrachten uit voor de VN, universiteiten en ingenieursbureaus in het Verenigd Koninkrijk, Polen, Duitsland, Mexico en Nederland. Ook heeft hij een aantal jaren ervaring opgedaan als geologisch ingenieur bij de centrale overheid van Ontario in Canada. Na een sabbatical leave, die hij in 1988 doorbracht in Nederland, heeft hij voor de NAVO een workshop over 3-dimensional modeling using geoscientific information systems georganiseerd. Sinds 1972 is hij werkzaam aan de Colorado School of Mines.
Comments are closed.