Opinie

Toenemende studiedruk het einde van studentenleven?

De Eerste Kamer verwierp vorige week de prestatiebeurs. Maar toch houdt studentenpartij Oras morgenmiddag een congres over het thema ‘Prestatiebeurs en studentenorganisaties’.

De naamgeving kon na het politieke besluit niet meer gewijzigd worden, en het thema blijft actueel genoeg: is de toenemende studiedruk het einde van het studentenleven? Een van de congres-organisatoren oppert: studiepunten voor verenigingswerk?

Door het historische besluit afgelopen week van de Eerste Kamer zullen volgend jaar alle studenten vallen onder het tempobeursregime met een norm van 50 procent. Hiermee is voor één jaar het gevaar van een prestatiebeurs met een onrechtvaardige toetsing van de baan. Maar daarmee komt er nog geen einde aan de reeks van maatregelen waarmee continu de studiedruk voor studenten verhoogd wordt.

Een logische reactie hierop is dat studenten zullen proberen sneller te studeren, of te studeren in een patroon dat de minste studieschuld veroorzaakt. Dit zal invloed hebben op de activiteiten door en voor studenten, zeg maar de bezigheden van studentenorganisaties. Hopelijk zal het functioneren van die organisaties niet in gevaar komen: hiervoor zijn de activiteiten te belangrijk, zowel voor de deelnemers als voor de organisatoren voor wie het een mogelijkheid tot extracurriculaire ontplooiing biedt.

Dit nut wordt ook door de TU als geheel ingezien, want zij heeft zichzelf in de Strategienota tot beschermer van de studentenactiviteiten uitgeroepen (,,De studie- en studentenverenigingen spelen een essentiële rol bij het vormen van onze studenten…”) Het moment is dan ook aangebroken om gezamenlijk, TU én studentenorganisaties, te anticiperen op de toenemende studiedruk. Een aantal richtingen waarin gedacht kan worden wil ik hier noemen.
Commissies

De activiteiten binnen een studentenorganisatie worden vrijwel altijd in een structuur van bestuur en commissies georganiseerd. Het bestuur heeft in veel gevallen sinds de invoering van de ‘bestuursbeurs’ een voltijds karakter. De commissies kosten minder tijd en zijn vaak binnen een deel van een jaar geconcentreerd. Met een bestuursbeurs is men een jaar gevrijwaard van temponormen, maar een commissielid kan slechts aan het einde van zijn studietijd een tegemoetkoming in de opgelopen vertraging krijgen. Hij of zij moet dus in het jaar van zijn commissiewerk wel zijn norm weten te behalen.

Bij een norm van vijftig procent zijn commissies met een tijdsbelasting van een half jaar dus zeer riskant.

Daarom kan men zich afvragen of grote activiteiten gebundeld moeten worden in een aantal voltijdscommissies die in één jaar meerdere activiteiten organiseren, of dat juist alles zo gespreid moet worden dat de commissieleden daarnaast voldoendetijd overhouden om te studeren.

Het eerste betekent waarschijnlijk een goede kwaliteit van de activiteiten waar slechts een kleine groep mensen mee bezig kunnen zijn. Bij het laatste kunnen alle mensen die wat willen organiseren dat ook inderdaad doen, maar is er het gevaar dat te grote spreiding de kwaliteit van de activiteit niet ten goede komt. Daarbij is het ook de vraag of de organisaties voldoende mogelijkheden hebben om taken verder, tot ruim onder die vijftig-procentsgrens, te verdelen.

Bij het verminderen van het verlies aan studietijd kan ook worden gekeken of de organisaties niet efficiënter kunnen werken. Op dit punt is de laatste tijd door de organisaties al veel gedaan. Toch lijkt het er vaak op dat ieder jaar het wiel opnieuw uitgevonden moet worden. Ongetwijfeld kan dit stukje leerproces verwijderd worden en het tijdsbeslag verminderen.
Draaiboeken

Wanneer echter alles volledig wordt vastgelegd in draaiboeken zal de waarde van de ervaring die opgedaan wordt sterk verminderen. Dit verlaagt de kwaliteit van die ingenieurs die zich in hun studietijd daarmee hebben beziggehouden en dat is een zeer aanzienlijk percentage van alle afgestudeerden aan de TU.

Een andere oplossing zou zijn het toekennen van studiepunten voor organisatie-ervaring, als bijvoorbeeld praktisch gedeelte bij een vak. Anderzijds is misschien ook een omslag van cultuur nodig en moeten de studenten leren accepteren dat het opdoen van extracurriculaire ervaring een verhoging van de studieschuld waard is.

Oplossingen zullen voor dit alles wel gevonden worden, want het verleden heeft al bewezen dat juist hier in Delft de studenten en de universiteit creatief en volhardend genoeg zijn om te voorkomen dat onze waardevolle studentenorganisaties niet verloren zullen gaan.

(De auteur heeft als lid van studentenpartij Oras zitting in de universiteitsraad)

De Eerste Kamer verwierp vorige week de prestatiebeurs. Maar toch houdt studentenpartij Oras morgenmiddag een congres over het thema ‘Prestatiebeurs en studentenorganisaties’. De naamgeving kon na het politieke besluit niet meer gewijzigd worden, en het thema blijft actueel genoeg: is de toenemende studiedruk het einde van het studentenleven? Een van de congres-organisatoren oppert: studiepunten voor verenigingswerk?

Door het historische besluit afgelopen week van de Eerste Kamer zullen volgend jaar alle studenten vallen onder het tempobeursregime met een norm van 50 procent. Hiermee is voor één jaar het gevaar van een prestatiebeurs met een onrechtvaardige toetsing van de baan. Maar daarmee komt er nog geen einde aan de reeks van maatregelen waarmee continu de studiedruk voor studenten verhoogd wordt.

Een logische reactie hierop is dat studenten zullen proberen sneller te studeren, of te studeren in een patroon dat de minste studieschuld veroorzaakt. Dit zal invloed hebben op de activiteiten door en voor studenten, zeg maar de bezigheden van studentenorganisaties. Hopelijk zal het functioneren van die organisaties niet in gevaar komen: hiervoor zijn de activiteiten te belangrijk, zowel voor de deelnemers als voor de organisatoren voor wie het een mogelijkheid tot extracurriculaire ontplooiing biedt.

Dit nut wordt ook door de TU als geheel ingezien, want zij heeft zichzelf in de Strategienota tot beschermer van de studentenactiviteiten uitgeroepen (,,De studie- en studentenverenigingen spelen een essentiële rol bij het vormen van onze studenten…”) Het moment is dan ook aangebroken om gezamenlijk, TU én studentenorganisaties, te anticiperen op de toenemende studiedruk. Een aantal richtingen waarin gedacht kan worden wil ik hier noemen.
Commissies

De activiteiten binnen een studentenorganisatie worden vrijwel altijd in een structuur van bestuur en commissies georganiseerd. Het bestuur heeft in veel gevallen sinds de invoering van de ‘bestuursbeurs’ een voltijds karakter. De commissies kosten minder tijd en zijn vaak binnen een deel van een jaar geconcentreerd. Met een bestuursbeurs is men een jaar gevrijwaard van temponormen, maar een commissielid kan slechts aan het einde van zijn studietijd een tegemoetkoming in de opgelopen vertraging krijgen. Hij of zij moet dus in het jaar van zijn commissiewerk wel zijn norm weten te behalen.

Bij een norm van vijftig procent zijn commissies met een tijdsbelasting van een half jaar dus zeer riskant.

Daarom kan men zich afvragen of grote activiteiten gebundeld moeten worden in een aantal voltijdscommissies die in één jaar meerdere activiteiten organiseren, of dat juist alles zo gespreid moet worden dat de commissieleden daarnaast voldoendetijd overhouden om te studeren.

Het eerste betekent waarschijnlijk een goede kwaliteit van de activiteiten waar slechts een kleine groep mensen mee bezig kunnen zijn. Bij het laatste kunnen alle mensen die wat willen organiseren dat ook inderdaad doen, maar is er het gevaar dat te grote spreiding de kwaliteit van de activiteit niet ten goede komt. Daarbij is het ook de vraag of de organisaties voldoende mogelijkheden hebben om taken verder, tot ruim onder die vijftig-procentsgrens, te verdelen.

Bij het verminderen van het verlies aan studietijd kan ook worden gekeken of de organisaties niet efficiënter kunnen werken. Op dit punt is de laatste tijd door de organisaties al veel gedaan. Toch lijkt het er vaak op dat ieder jaar het wiel opnieuw uitgevonden moet worden. Ongetwijfeld kan dit stukje leerproces verwijderd worden en het tijdsbeslag verminderen.
Draaiboeken

Wanneer echter alles volledig wordt vastgelegd in draaiboeken zal de waarde van de ervaring die opgedaan wordt sterk verminderen. Dit verlaagt de kwaliteit van die ingenieurs die zich in hun studietijd daarmee hebben beziggehouden en dat is een zeer aanzienlijk percentage van alle afgestudeerden aan de TU.

Een andere oplossing zou zijn het toekennen van studiepunten voor organisatie-ervaring, als bijvoorbeeld praktisch gedeelte bij een vak. Anderzijds is misschien ook een omslag van cultuur nodig en moeten de studenten leren accepteren dat het opdoen van extracurriculaire ervaring een verhoging van de studieschuld waard is.

Oplossingen zullen voor dit alles wel gevonden worden, want het verleden heeft al bewezen dat juist hier in Delft de studenten en de universiteit creatief en volhardend genoeg zijn om te voorkomen dat onze waardevolle studentenorganisaties niet verloren zullen gaan.

(De auteur heeft als lid van studentenpartij Oras zitting in de universiteitsraad)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.