Opinie

Tobambities

Eeuwige haast en een vleugje prestatiegerichtheid brachten mij in de wegselectie van een grote atletiekvereniging in Den Haag. Op onze ranke schouders rust de verwachting dat we bij wegwedstrijden onze verenigingsgenoten ver achter ons laten.

br />
Vanzelfsprekend hebben wij een coach. Hoe hard we ook lopen, de coach vindt dat het sneller moet. Dat is coaches eigen. Clubgenoten verslaan is hem niet genoeg; eremetaal moet ons doel zijn. Wij horen hem braaf knikkend aan, maar wanneer we vervolgens weer eens het startvak delen met twee stoïcijnse Oost-Afrikanen, een gedrongen Rus en een paar regionaal bekende looptalenten, dan geven we elkaar een knipoog en lachen we om de ambities van de coach.

Vorig jaar was het uit met de vrijblijvendheid. De coach had een plan bedacht om ons tot grote daden op te zwepen. Hij sprak de toverspreuk: ‘kwantificeren, evalueren en selecteren’ en hoopte dat zijn kudde werkpaarden op slag in een renstal met volbloeden zou veranderen. Voortaan zou hij bijhouden hoe vaak ieder van ons aan vooraf gestelde limieten voldeed. Wanprestaties zouden leiden tot verbanning naar een ‘wachtkamer’ en op termijn mogelijk tot verwijdering uit de groep.

Helaas, het stimuleringsbeleid leverde minstens zo veel tobbers als toppers op. De lopers die de limieten op hun sokken haalden straalden, maar hun selectiegenoten die op hun tenen liepen om aan de eisen te voldoen, gingen al snel gebukt onder mentale en fysieke blessures. Een overvolle ziekenboeg dreigde het vlaggenschip van de vereniging te doen zinken.

Nu wil ik niet zo naïef zijn om mijn ervaringen in de amateursportwereld op een professionele organisatie als de TU te projecteren. Toch denk ik dat ook een TU-coach die te veel topambities zaait een tobuniversiteit kan oogsten. Daarom deel ik graag het gelukkige einde van mijn hardloopparabel met u, onder wie hopelijk onze nieuwe TU-coach, collegevoorzitter Van Luijk.

Welnu, op een herfstige zondagochtend deed onze trainer een poging om een definitieve breuk te forceren tussen the best and the rest. Hij joeg ons genadeloos over de heuvelachtige kronkelpaden in de Meijendelse duinen totdat the rest, bij een Y-splitsing gekomen, weigerde om nog verder door te dwalen. Ze waren leeg en wilden terug. Wilden de raspaardjes nog door, zo informeerde de coach, of lieten zij hun training liever beperken door de zwaksten?

De snellen twijfelden even, maar kozen toen unaniem de zijde van hun muitende rencollega’s. Want in het tragere deel van de selectie bevond zich, beseften zij, de sociale gangmaker, het oudstgediende selectielid, de ex-topper die sinds een jaar aan een hardnekkige blessure leed maar sinds kort herstellende leek, en degene die altijd alle wedstrijddata en atletieknieuwtjes kende.

De coach haalde bakzeil, maar het duurde niet lang voordat hij zijn sterren dankte voor hun beslissing. Kort na de gewraakte zondag verloor hij namelijk zijn twee snelste talenten aan een verhuizing en een peesblessure. In hun plaats kwam een jonge belofte van een andere vereniging, die het gejakker van zijn eigen coach zat was. Hij had gehoord dat in onze selectie ook wel eens gelachen werd; dat niet alleen snelheid telde.

Eeuwige haast en een vleugje prestatiegerichtheid brachten mij in de wegselectie van een grote atletiekvereniging in Den Haag. Op onze ranke schouders rust de verwachting dat we bij wegwedstrijden onze verenigingsgenoten ver achter ons laten.

Vanzelfsprekend hebben wij een coach. Hoe hard we ook lopen, de coach vindt dat het sneller moet. Dat is coaches eigen. Clubgenoten verslaan is hem niet genoeg; eremetaal moet ons doel zijn. Wij horen hem braaf knikkend aan, maar wanneer we vervolgens weer eens het startvak delen met twee stoïcijnse Oost-Afrikanen, een gedrongen Rus en een paar regionaal bekende looptalenten, dan geven we elkaar een knipoog en lachen we om de ambities van de coach.

Vorig jaar was het uit met de vrijblijvendheid. De coach had een plan bedacht om ons tot grote daden op te zwepen. Hij sprak de toverspreuk: ‘kwantificeren, evalueren en selecteren’ en hoopte dat zijn kudde werkpaarden op slag in een renstal met volbloeden zou veranderen. Voortaan zou hij bijhouden hoe vaak ieder van ons aan vooraf gestelde limieten voldeed. Wanprestaties zouden leiden tot verbanning naar een ‘wachtkamer’ en op termijn mogelijk tot verwijdering uit de groep.

Helaas, het stimuleringsbeleid leverde minstens zo veel tobbers als toppers op. De lopers die de limieten op hun sokken haalden straalden, maar hun selectiegenoten die op hun tenen liepen om aan de eisen te voldoen, gingen al snel gebukt onder mentale en fysieke blessures. Een overvolle ziekenboeg dreigde het vlaggenschip van de vereniging te doen zinken.

Nu wil ik niet zo naïef zijn om mijn ervaringen in de amateursportwereld op een professionele organisatie als de TU te projecteren. Toch denk ik dat ook een TU-coach die te veel topambities zaait een tobuniversiteit kan oogsten. Daarom deel ik graag het gelukkige einde van mijn hardloopparabel met u, onder wie hopelijk onze nieuwe TU-coach, collegevoorzitter Van Luijk.

Welnu, op een herfstige zondagochtend deed onze trainer een poging om een definitieve breuk te forceren tussen the best and the rest. Hij joeg ons genadeloos over de heuvelachtige kronkelpaden in de Meijendelse duinen totdat the rest, bij een Y-splitsing gekomen, weigerde om nog verder door te dwalen. Ze waren leeg en wilden terug. Wilden de raspaardjes nog door, zo informeerde de coach, of lieten zij hun training liever beperken door de zwaksten?

De snellen twijfelden even, maar kozen toen unaniem de zijde van hun muitende rencollega’s. Want in het tragere deel van de selectie bevond zich, beseften zij, de sociale gangmaker, het oudstgediende selectielid, de ex-topper die sinds een jaar aan een hardnekkige blessure leed maar sinds kort herstellende leek, en degene die altijd alle wedstrijddata en atletieknieuwtjes kende.

De coach haalde bakzeil, maar het duurde niet lang voordat hij zijn sterren dankte voor hun beslissing. Kort na de gewraakte zondag verloor hij namelijk zijn twee snelste talenten aan een verhuizing en een peesblessure. In hun plaats kwam een jonge belofte van een andere vereniging, die het gejakker van zijn eigen coach zat was. Hij had gehoord dat in onze selectie ook wel eens gelachen werd; dat niet alleen snelheid telde.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.