Opinie

Thorbecke

Het concept voor een nieuw regeerakkoord is ontvangen zoals dè strategienota in Delft werd ontvangen. Uni-directionisme gevoed door boekhouders en verpakt in mooie belijdenissen waarmee niemand het oneens kan zijn omdat het gemeenplaatsen zijn.

De accountant verpakt zijn bericht in een wervingsfolder van de Rijksvoorlichtingsdienst. Er staat niets in dat mensen bindt.

De inkleuring moet van de ploeg zelf komen zegt de paarse eerste-minister. Wat kan de nieuwe minister van onderwijs daaraan doen, vraag ik me af, als ik zijn contracttekst lees die net zoveel samenhang heeft als een gemiddeld Sint-Nicolaasgedicht?

Volgt hij Theo Toonen, de bestuurskundige uit Leiden (NRC Handelsblad, 13-08-1994), die Nederland met drie jaar bachelors- en twee jaar masters-opleiding de internationale aansluiting ziet bereiken? Of zoekt hij met Kees le Pair (NRC Handelsblad, 09-08-1994) naar een restje hoop om ook aan de bovenkant van de arbeidsmarkt te ondernemen? Of zal de minister, net als A.C. Zijderveld (Den Haag heeft lak aan wetenschap, NRC Handelsblad, 15-08-1994), het hoofd weldra laten hangen.?

Toonen heeft gelijk dat Thorbecke’s onderwijshervorming om de academische propaedeuse in het vwo onder te brengen (de gymnasiale variant), die nergens elders zó is nagevolgd, onze academische graden voor buitenlanders niet doorzichtig maakt. Vrijwel ieder tertiair onderwijs kent een ‘onder’- en een ‘boven’-bouw. Dat helpt ook om te blijven zien waar het accent ligt op de algemene wetenschappelijke vorming en waar het ligt op het beroepsbeeld. Mijn partijgenoot Aad Nuis heeft daar, zodra de sterkere internationalisatie van de kennis- en arbeidsmarkt zichtbaar werd, reeds op gewezen.

In dit licht is het principebesluit (drie plus twee jaren) van de nieuwe coalitie verdedigbaar. Het brengt eenheid in het gehele tertiair onderwijs. Het beëindigt de misvatting dat alle academisch gevormden aan de grenzen van hun wetenschap moeten kunnen werken. Het maakt dat door overmatige schaalvergroting de eisen die moeten worden gesteld niet behoeven te vervagen. Het legt een hogere prioriteit bij het onderwijs per sé.

Het is ook toe te juichen dat het openbaar bestuur nu met enige durf zegt wat het wil, zonder het oer-Nederlandse makelen met het adviesveld. Hier geldt het woord van de Japanse bestuurder/opvoeder Fukuzawa: de politiek bepaalt wat er moet gebeuren, de school in gedeelde bevoegdheden hoè het moet gebeuren. De Delftse discussie over strategie, voor zover die werkelijk is gevoerd, hield die drie zaken niet goed uiteen: het wat, het hoe en de betrokkenheid die gedeeld wordt. De TU-bestuurders toonden een opvatting over strategie te hebben die meer aansluit bij een marsorder van een garnizoenscommandant dan bij een begenadigde en wijs schoolbestuurder als Fukuzawa.

De vrees dat een op zich verdedigbaar principebesluit toch weer niet verbetering zal brengen komt voort uit het ongeloof dat het openbaar bestuur de kwaliteit kan bewaken van hetproces dat het beoogt (Le Pair), uit de overtuiging dat onze bestuurders in deze niet weten waarover ze praten (Zijderveld), en uit het besef dat de inzet van ploeg van Kok niet dieper gaat dan de kosten nog krachtiger in de hand houden (alle docenten).

Het zou meer dan jammer zijn als dit beeld zich zou bevestigen. Er is één lange reeks geweest van vliegers die, opgelaten in Zoetermeer, niet hoog gingen: de mammoetwet, het baccalaureaat, de voorwaardelijke financiering van onderzoek, vijf jaar – vier jaar – weer vijf jaar – nu drie plus twee jaar, enz. enz.. Het gevolg van zulke snel vergeten marsorders is dat ze niets doen bewegen.

De nieuwe bewindsman op onderwijs en wetenschappen is gebonden aan een scherp akkoord en aan zware randvoorwaarden, maar hij is niet zonder mogelijkheden een vernieuwing vorm te geven die althans een deel van zijn moegestreden onderzaten kan motiveren. Daarvoor zal hij moeten tonen voor een zaak te staan die hij inhoudelijk en procesmatig heeft doordacht. Laat paars nu eerst het geloof ombrengen dat besturen zo banaal is als het maken van Haagse compromissen uit een los handje. Nu de nieuwe minister Ritzen heet, en dus ingewerkt is, mag hij ervan uitgnaan dat het hele onderwijsveldmeer inhoud en meer structuur in zijn aanpak verwacht dan hij tot dusver heeft laten zien. Hier is een Thorbecke nodig.

Wiero Beek

Het concept voor een nieuw regeerakkoord is ontvangen zoals dè strategienota in Delft werd ontvangen. Uni-directionisme gevoed door boekhouders en verpakt in mooie belijdenissen waarmee niemand het oneens kan zijn omdat het gemeenplaatsen zijn. De accountant verpakt zijn bericht in een wervingsfolder van de Rijksvoorlichtingsdienst. Er staat niets in dat mensen bindt.

De inkleuring moet van de ploeg zelf komen zegt de paarse eerste-minister. Wat kan de nieuwe minister van onderwijs daaraan doen, vraag ik me af, als ik zijn contracttekst lees die net zoveel samenhang heeft als een gemiddeld Sint-Nicolaasgedicht?

Volgt hij Theo Toonen, de bestuurskundige uit Leiden (NRC Handelsblad, 13-08-1994), die Nederland met drie jaar bachelors- en twee jaar masters-opleiding de internationale aansluiting ziet bereiken? Of zoekt hij met Kees le Pair (NRC Handelsblad, 09-08-1994) naar een restje hoop om ook aan de bovenkant van de arbeidsmarkt te ondernemen? Of zal de minister, net als A.C. Zijderveld (Den Haag heeft lak aan wetenschap, NRC Handelsblad, 15-08-1994), het hoofd weldra laten hangen.?

Toonen heeft gelijk dat Thorbecke’s onderwijshervorming om de academische propaedeuse in het vwo onder te brengen (de gymnasiale variant), die nergens elders zó is nagevolgd, onze academische graden voor buitenlanders niet doorzichtig maakt. Vrijwel ieder tertiair onderwijs kent een ‘onder’- en een ‘boven’-bouw. Dat helpt ook om te blijven zien waar het accent ligt op de algemene wetenschappelijke vorming en waar het ligt op het beroepsbeeld. Mijn partijgenoot Aad Nuis heeft daar, zodra de sterkere internationalisatie van de kennis- en arbeidsmarkt zichtbaar werd, reeds op gewezen.

In dit licht is het principebesluit (drie plus twee jaren) van de nieuwe coalitie verdedigbaar. Het brengt eenheid in het gehele tertiair onderwijs. Het beëindigt de misvatting dat alle academisch gevormden aan de grenzen van hun wetenschap moeten kunnen werken. Het maakt dat door overmatige schaalvergroting de eisen die moeten worden gesteld niet behoeven te vervagen. Het legt een hogere prioriteit bij het onderwijs per sé.

Het is ook toe te juichen dat het openbaar bestuur nu met enige durf zegt wat het wil, zonder het oer-Nederlandse makelen met het adviesveld. Hier geldt het woord van de Japanse bestuurder/opvoeder Fukuzawa: de politiek bepaalt wat er moet gebeuren, de school in gedeelde bevoegdheden hoè het moet gebeuren. De Delftse discussie over strategie, voor zover die werkelijk is gevoerd, hield die drie zaken niet goed uiteen: het wat, het hoe en de betrokkenheid die gedeeld wordt. De TU-bestuurders toonden een opvatting over strategie te hebben die meer aansluit bij een marsorder van een garnizoenscommandant dan bij een begenadigde en wijs schoolbestuurder als Fukuzawa.

De vrees dat een op zich verdedigbaar principebesluit toch weer niet verbetering zal brengen komt voort uit het ongeloof dat het openbaar bestuur de kwaliteit kan bewaken van hetproces dat het beoogt (Le Pair), uit de overtuiging dat onze bestuurders in deze niet weten waarover ze praten (Zijderveld), en uit het besef dat de inzet van ploeg van Kok niet dieper gaat dan de kosten nog krachtiger in de hand houden (alle docenten).

Het zou meer dan jammer zijn als dit beeld zich zou bevestigen. Er is één lange reeks geweest van vliegers die, opgelaten in Zoetermeer, niet hoog gingen: de mammoetwet, het baccalaureaat, de voorwaardelijke financiering van onderzoek, vijf jaar – vier jaar – weer vijf jaar – nu drie plus twee jaar, enz. enz.. Het gevolg van zulke snel vergeten marsorders is dat ze niets doen bewegen.

De nieuwe bewindsman op onderwijs en wetenschappen is gebonden aan een scherp akkoord en aan zware randvoorwaarden, maar hij is niet zonder mogelijkheden een vernieuwing vorm te geven die althans een deel van zijn moegestreden onderzaten kan motiveren. Daarvoor zal hij moeten tonen voor een zaak te staan die hij inhoudelijk en procesmatig heeft doordacht. Laat paars nu eerst het geloof ombrengen dat besturen zo banaal is als het maken van Haagse compromissen uit een los handje. Nu de nieuwe minister Ritzen heet, en dus ingewerkt is, mag hij ervan uitgnaan dat het hele onderwijsveldmeer inhoud en meer structuur in zijn aanpak verwacht dan hij tot dusver heeft laten zien. Hier is een Thorbecke nodig.

Wiero Beek

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.