Campus
Interview Theun Baller

Theun Baller stopt als decaan 3mE: ‘De tijd van extreme groei en werkdruk ligt achter ons’

Decaan Theun Baller neemt na tien jaar afscheid van 3mE. Hoe kijkt hij terug? Een gesprek over krapte, diversiteit, de toekomst en waarom de naam 3mE verdwijnt. “Qua ruimte is het behelpen op de faculteit.”

Theun Baller vertrekt niet van de TU Delft, maar wordt adviseur van het college van bestuur. (Foto: Monique van Zeijl)

Naam  Theun Baller

Functie decaan 3mE

Theun Baller (65) stopt na tien jaar als decaan van de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE). Hoewel hij de TU Delft nog niet zal verlaten, vraagt dat om een afscheidsinterview. We spreken hem in zijn bescheiden kamer pal boven de hoofdingang van de faculteit.

 

Waar bent u het meest trots op als u nu kijkt naar 3mE?

“We zijn een heel leuke club met enthousiaste onderzoekers en studenten met een positieve attitude en sfeer. Daar heb ik mede aan mogen bouwen de afgelopen tien jaar.”

 

Waar kijkt u met minder plezier op terug?

“Hoewel we er uiteindelijk goed doorheen zijn gekomen, was het de afgelopen jaren niet leuk om wegens corona mensen beperkingen op te moeten leggen, om tegen medewerkers te zeggen dat ze thuis moesten werken en tegen studenten dat ze online colleges moesten volgen.”

 

Landelijk blijkt dat veel studenten na corona niet meer naar college komen. Herkent u dat?

“Vijftig procent van ons curriculum bestaat uit projecten en er is bijna geen moment geweest dat de projecten niet door mochten gaan. Bachelorstudenten hielden dus een beetje die regelmaat om hier te kunnen studeren. Bij hoorcolleges zien we hetzelfde fenomeen als andere opleidingen. Een deel van de studenten vindt het wel gemakkelijk om die online te volgen. Daar moeten we niet al te dramatisch over doen: vóór corona gebruiken velen al Collegerama.”

‘Qua ruimte is het behelpen’

 

Het faculteitsgebouw was al te krap toen u aantrad, dus is dit misschien een welkome ontwikkeling?

“Voor de studenten zijn er op de campus genoeg collegezalen. De projecten doen we over het algemeen wel in ons eigen gebouw, maar we kunnen projectgroepjes niet altijd genoeg ruimte geven. Dat is voor hen een groot ding. Het is behelpen. Ik heb wel de indruk dat ze, hoewel het lastig is, daar ergens anders op de campus of privé een plek voor zoeken.

Voor medewerkers is het nog lastiger, het is heel krap in de faculteit. Op dit moment sluit dit aan bij de gemiddelde behoefte van medewerkers om twee dagen per week thuis te werken, maar het is wel de kunst om die twee met elkaar in lijn te brengen.”

 

Het faculteitsgebouw is een rijksmonument, dus daar kun je niet veel aan doen. Heeft u de afgelopen jaren andere oplossingen bedacht?

“De enige mogelijkheid die er was, hebben we benut: een extra verdieping op een gebouw op het achterterrein. Ik kan als decaan geen eigen vastgoed ontwikkelen. We hebben het college van bestuur gevraagd of er achter dit gebouw een significante nieuwbouw kan komen. Zoiets zit alleen niet in de campusstrategie (de vastgoedplannen van de TU Delft, red.). Daar moeten we eerst in terecht komen voordat er wat kan gebeuren.”

 

Uw welkomstinterview teruglezende viel het me op dat 3mE ook tien jaar geleden al kampte met krapte, aan ruimte en aan mensen om alle studenten les te geven.

“Er is wel wat veranderd, want nu zijn er op de faculteit twee keer zoveel studenten als toen. In 2013 begon de toename van studentenaantallen. Er gaan meer jongelui naar een universiteit en een faculteit als 3mE heeft brede opleidingen, waarmee je nog alle kanten op kunt.”

 

Komt het daardoor dat bijna een derde van de eerstejaars stopt?

“Dat hoort bij brede opleidingen, omdat we iedereen accepteren, ook scholieren die met minder hoge cijfers van de middelbare school komen of gewoon geïnteresseerd zijn in techniek en nog niet in de bachelor willen specialiseren. We hebben binnen 3mE ook de studie klinische technologie met een numerus fixus van honderd. Die studenten vallen niet af. Daarbij komt dat het percentage studenten dat na vier jaar een bachelordiploma heeft, is toegenomen van 22 procent naar 70 procent nu. Dat komt doordat we het hele curriculum hebben veranderd, met een veel gestructureerder programma.”

 

Genderongelijkheid is een heet hangijzer binnen de academische wereld. Bij 3mE was in mei 2022 7,9 procent van de hoogleraren vrouw, tegen een al laag TU-gemiddelde van 17,1 procent. 3mE staat daarmee helemaal onderaan. Slechts 24 procent van de studenten is vrouw, dus verandering lijkt nog niet echt in zicht. Trekt u dat zich aan?

“We zijn daar niet trots op. De meesten die nu hoogleraar zijn, zijn 20-25 jaar geleden afgestudeerd,  en dat was toen een enkeling. Je vist in een vijver die bijna leeg is. We proberen die vijver nu te vullen. Van de tenure trackers die we vorig jaar hebben aangenomen, is 35 procent vrouw, dus dat is helemaal niet zo dramatisch. 24 procent vrouwen onder de studenten is ook al heel wat, want het was 1 procent. Vorig jaar vierden we nog onze eerste vrouwelijke afstudeerder, precies honderd jaar eerder. De tweede was pas vijftig jaar later. We moeten van ver komen en dat heeft tijd nodig.

‘We beseffen niet genoeg dat onze waarden mensen kunnen uitsluiten’

 

Bij uw aantreden vond u dat de faculteit 3mE te weinig een gemeenschap was. Hoe is dat nu?

“We hebben daar veel aan gedaan, wat heeft geleid tot resultaat, want we staan met werktuigbouwkunde nummer vijf in wereldwijde rankings. We hebben veel aandacht voor onderwijs en dat doen we samen. Voorheen hadden onderzoekers het idee van ‘onderwijs, dat moet ook’. Maar zonder onderwijs geen universiteit. Lesgeven is geen strafwerk. Om dat bij de curriculumwijziging te benadrukken hebben we besloten om de grote vakken in de bachelor te laten geven door de hoogleraren. De tenure trackers beginnen bij ons juist in de master. Ongemerkt nam met deze verandering de samenhorigheid toe.
Doen we alles goed? Nee. We zijn te weinig inclusief en doen nog weinig om de diversiteit te vergroten. Als we daar veel meer aandacht en energie in steken, komt de diversiteit vanzelf.”

 

Hoe ziet dat er dan uit?

“Van manieren van voorlichten tot actieve inzet van mentoren of de keuze om wel of niet in overalls te lopen; van alles kan ertoe bijdragen dat studenten en medewerkers zich thuis voelen. Hoe gaan we om met eerste-generatie studenten, die niet weten of ze naar de introductieweek horen te gaan of niet? We beseffen in Delft nog niet genoeg dat onze normen, waarden en mores mensen kunnen uitsluiten.”

 

Er zijn nu al heel veel studenten. Kan 3mE een nog grotere toestroom aan?

“We willen niet groeien, we willen alle jongelui motiveren voor wie onze opleidingen perfect zouden passen. We worden als universiteit nooit een exacte afspiegeling van de maatschappij, maar hopelijk wel van de mensen die hier passen. Ik vind het jammer dat er hele groepen scholieren zijn die niet naar werktuigbouwkunde komen omdat ze dénken dat ze hier niet passen. We bereiken ze niet, krijgen ze moeilijk mee of kunnen er op open dagen niet voor zorgen dat ze zich thuis voelen. Als het lukt om deze scholieren wel binnen te krijgen, dan zullen anderen misschien niet meer komen en middelt het weer uit.”

 

Wat is het perfecte studentenaantal voor 3mE?

“Dat kun je niet zeggen. Als je ons vergelijkt met Aken of München of andere universiteiten met werktuigbouwkunde, en kijkt hoe groot die studie is vergeleken met andere studies als elektrotechniek en civiel, dan waren we in het verleden eigenlijk te klein. We zijn nu vergelijkbaar en ik verwacht geen grote groei meer, of er zou elders iets significant moeten veranderen. De jaren van extreme groei en werkdruk liggen achter ons.”

 

Hoe is het nu met de werkdruk?

“Natuurlijk is die nog steeds hoog. Universiteitsbanen zijn sowieso druk. Daar moet je mee leren omgaan, bijvoorbeeld door bepaalde dingen niet te doen. Het is gewoon druk en vooral jonge mensen zitten ook nog in een onzekere positie. Maar of het te veel is, vind ik moeilijk te definiëren. De ene tenure tracker heeft geen probleem met een tijdelijk contract, de ander wordt er helemaal nerveus van. We onderzoeken nu voor de hele TU of het anders kan. Maar voor iedereen geldt dat het begin van de carrière onzeker is. Bij een bedrijf is het nog onzekerder.”

‘3mE krijgt per 1 januari 2023 een nieuwe naam’

 

U heeft tijdens uw decanaat verschillende malen opengevallen functies opgevuld, zoals die van het derde lid van het college van bestuur in 2020 en het decaanschap van TBM in 2016. In coronatijd coördineerde u de onderzoeken naar hoe de universiteit weer open kon. Hoe combineerde u dat allemaal?

“Dan heb je het wel drukker, wat betekent dat de mensen om je heen het drukker krijgen. Maar als ze een beroep op me doen en het kan erbij, dan doe ik dat.”

 

Wat gaat u nu doen?

“Ik ga voor het eerst in 46 jaar lang op vakantie, wel twee maanden. Ik heb met het college van bestuur afgesproken dat ik daarna als adviseur onderwerpen ga oppakken waar zij hulp bij kunnen gebruiken, zoals nu het tenure track-beleid. De andere onderwerpen weet ik nog niet. Het gaat om processen waar de hele universiteit belang bij heeft. Ik word een van de beleidsmedewerkers bij strategic development. Zo kan de universiteit ervan profiteren dat ik nog twee jaar beschikbaar ben.”

 

Welke tip heeft u voor uw opvolger Fred van Keulen?

“Hij is een zeer ervaren hoogleraar in deze faculteit. Mijn enige tip is: heb er plezier in en steun mensen die hun talenten ontwikkelen. Ik laat wel nog iets achter, want 3mE krijgt per 1 januari 2023 een nieuwe naam: Mechanical Engineering. We doen dat omdat de huidige naam niet inclusief is, met drie keer de m. We zitten tegenwoordig ook in de robotica, in health care, de systems and control en in de energietransitie. Ook om internationaal talent te kunnen werven, hebben we gekeken hoe vergelijkbare faculteiten heten en dat is Mechanical Engineering.”

 

Voordat u decaan werd, werkte u lange tijd in het bedrijfsleven. Wat is achteraf het verschil?

“Daar heb ik over zitten nadenken. Door hun bottom-up organisatie kunnen universiteiten vanzelf bijsturen naar waar het werk te doen is. Vervolgens verzint de decaan of het bestuur er een strategie bij. Bij bedrijven is het andersom. Dan kun je de pech hebben dat het bestuur het verkeerd heeft gezien. Daarom verdwijnen veel bedrijven vroeger of later. Universiteiten bestaan niet voor niks heel lang.”

Hoofdredacteur Saskia Bonger

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

s.m.bonger@tudelft.nl

Comments are closed.