Vorige week is in de universiteitsraad het technologiebeleid voor de TU Delft vastgesteld. Daarmee is één van de belangrijkste voornemens uit de Strategienota in gang gezet.
Maar het besluit kan nog meer gevolgen hebben: langzaam maar zeker worden de contouren van de nieuwe TU zichtbaar.
Als gevolg van het nieuwe technologiebeleid worden er acht interdisciplinaire onderzoekcentra, DIOC’s, opgericht. Zij lopen als lichte en wendbare organisaties dwars door de faculteiten heen. De thema’s die in de DIOC’s aan bod komen zijn probleemgericht.
Op deze manier geeft de TU handen en voeten aan een vaste vorm van probleemgericht onderzoek. Dit is een verstandige keuze, omdat met dit soort onderzoek het maatschappelijke nut van de TU goed gepresenteerd wordt. Zo wordt de gehele TU doordrongen van de mogelijkheden om binnen één instelling monodisciplinair wetenschappelijk onderzoek te doen alsook het daarmee oplossen van praktische en interdisciplinaire problemen.
De ARTD, de technologiecommissie die het voorstel schreef, wist bij de bestuurders de juiste snaar te raken. Het is uitzonderlijk dat binnen een maand een dergelijk ingrijpend stuk tot beleid is gemaakt. De bestuurders zijn dan ook voortvarend te werk gegaan. Men viel niet over details die later uitgewerkt kunnen worden en iedereen bleek vatbaar voor de interdisciplinaire gedachte van de ARTD. De TU mag trots zijn op haar technologiebeleid, want nog geen andere Nederlandse universiteit heeft zichzelf een zo duidelijke positie binnen de wetenschap en techniek gegeven.
Goed gekeken
Maar de gedachte dat hiermee voorlopig voldoende strategie is uitgewerkt, slaat de plank mis. Het lijkt er zelfs op dat het ARTD-advies zo goed liep, omdat de ARTD goed gekeken heeft naar andere voornemens die binnen de TU leven. Langzaam maar zeker worden de contouren van de nieuwe TU duidelijk.
De nieuwe DIOC’s vormen samen met faculteiten en onderzoekscholen de drie soorten productieve organisaties van de TU. Daarmee is het fundament van de nieuwe TU-inrichting gelegd.
Faculteiten zorgen voor de basis in de monodisciplines. Maar het is de vraag of daar de huidige dertien voor nodig zijn. Het college heeft al een discussie over vermindering van het aantal faculteiten gestart. De faculteiten blijven een belangrijke basis van de universiteit – ze zijn verreweg de grootste eenheden en geven aan welke disciplines de TU heeft.
Daarnaast gaan zij nu voor DIOC’s een faciliterende rol spelen. Het is namelijk niet de bedoeling DIOC’s te institutionaliseren. Zij moeten juist onbekende gebieden ontginnen en voor voldoende nieuwe ontwikkelingen zorgen. Daarom zullen DIOC’s tijdelijke organisaties zijn en kunnen de faculteiten personeel en organisatie aan de DIOC’s beschikbaar stellen.
Bovendien zijn er dan nog enkele onderzoekscholen diebestaande onderwerpen, het liefst in een interuniversitair verband, uitdiepen. Zo moet een TU onstaan die beter met haar verschillende functies omgaat en haar middelen doelgerichter en flexibeler kan inzetten.
Hiermee is het onderzoeksgedeelte uit de Strategienota vormgegeven en is de TU-organisatie daarop afgestemd. Maar de vaststelling van het technologiebeleid heeft ook invloed op het onderwijs van de TU. Naar aanleiding van de ARTD-voorstellen is afgesproken een discussie te houden over waar het heen moet met het Delftse onderwijs.
Hout snijden
Dat is ook nodig, want de Strategienota gaf voornamelijk vorm aan het verbeteren van de doorstroom van studenten, het verhogen van het rendement dus. Maar in het ARTD-advies staan een aantal interessante voorstellen om het onderwijs ook inhoudelijk te verbeteren. Voorbeelden zijn een gezamenlijke propedeuse en meer aandacht voor het denken op conceptueel niveau. Omdat de onderwijsparagraaf van de Strategienota zich kenmerkt door een hoog praktisch gehalte, is het zinvol dat de TU, met het ARTD-stuk in de hand, een discussie begint over de uitgangspunten voor een academische technische opleiding.
De decanen reageerden terughoudend op de onderwijsvoorstellen van de ARTD. De faculteiten zijn immers nog bezig met de invoering van het vijfjarige curriculum. Toch zullen ook de decanen moeten erkennen dat de analyses en voorstellen van de ARTD hout snijden en besproken moeten worden. Dat hoeft ook niet te betekenen dat het gehele onderwijs direct ondersteboven wordt gegooid.
Wel kan het gevolg zijn dat zo een nieuwe TU-onderwijsstrategie ontstaat. Dan is het technologiebeleid de aanzet geweest tot vernieuwing van een ander deel van de strategie. Als zo’n proces lukt wordt de TU van de toekomst bepaald een dynamische organisatie.
Vorige week is in de universiteitsraad het technologiebeleid voor de TU Delft vastgesteld. Daarmee is één van de belangrijkste voornemens uit de Strategienota in gang gezet. Maar het besluit kan nog meer gevolgen hebben: langzaam maar zeker worden de contouren van de nieuwe TU zichtbaar.
Als gevolg van het nieuwe technologiebeleid worden er acht interdisciplinaire onderzoekcentra, DIOC’s, opgericht. Zij lopen als lichte en wendbare organisaties dwars door de faculteiten heen. De thema’s die in de DIOC’s aan bod komen zijn probleemgericht.
Op deze manier geeft de TU handen en voeten aan een vaste vorm van probleemgericht onderzoek. Dit is een verstandige keuze, omdat met dit soort onderzoek het maatschappelijke nut van de TU goed gepresenteerd wordt. Zo wordt de gehele TU doordrongen van de mogelijkheden om binnen één instelling monodisciplinair wetenschappelijk onderzoek te doen alsook het daarmee oplossen van praktische en interdisciplinaire problemen.
De ARTD, de technologiecommissie die het voorstel schreef, wist bij de bestuurders de juiste snaar te raken. Het is uitzonderlijk dat binnen een maand een dergelijk ingrijpend stuk tot beleid is gemaakt. De bestuurders zijn dan ook voortvarend te werk gegaan. Men viel niet over details die later uitgewerkt kunnen worden en iedereen bleek vatbaar voor de interdisciplinaire gedachte van de ARTD. De TU mag trots zijn op haar technologiebeleid, want nog geen andere Nederlandse universiteit heeft zichzelf een zo duidelijke positie binnen de wetenschap en techniek gegeven.
Goed gekeken
Maar de gedachte dat hiermee voorlopig voldoende strategie is uitgewerkt, slaat de plank mis. Het lijkt er zelfs op dat het ARTD-advies zo goed liep, omdat de ARTD goed gekeken heeft naar andere voornemens die binnen de TU leven. Langzaam maar zeker worden de contouren van de nieuwe TU duidelijk.
De nieuwe DIOC’s vormen samen met faculteiten en onderzoekscholen de drie soorten productieve organisaties van de TU. Daarmee is het fundament van de nieuwe TU-inrichting gelegd.
Faculteiten zorgen voor de basis in de monodisciplines. Maar het is de vraag of daar de huidige dertien voor nodig zijn. Het college heeft al een discussie over vermindering van het aantal faculteiten gestart. De faculteiten blijven een belangrijke basis van de universiteit – ze zijn verreweg de grootste eenheden en geven aan welke disciplines de TU heeft.
Daarnaast gaan zij nu voor DIOC’s een faciliterende rol spelen. Het is namelijk niet de bedoeling DIOC’s te institutionaliseren. Zij moeten juist onbekende gebieden ontginnen en voor voldoende nieuwe ontwikkelingen zorgen. Daarom zullen DIOC’s tijdelijke organisaties zijn en kunnen de faculteiten personeel en organisatie aan de DIOC’s beschikbaar stellen.
Bovendien zijn er dan nog enkele onderzoekscholen diebestaande onderwerpen, het liefst in een interuniversitair verband, uitdiepen. Zo moet een TU onstaan die beter met haar verschillende functies omgaat en haar middelen doelgerichter en flexibeler kan inzetten.
Hiermee is het onderzoeksgedeelte uit de Strategienota vormgegeven en is de TU-organisatie daarop afgestemd. Maar de vaststelling van het technologiebeleid heeft ook invloed op het onderwijs van de TU. Naar aanleiding van de ARTD-voorstellen is afgesproken een discussie te houden over waar het heen moet met het Delftse onderwijs.
Hout snijden
Dat is ook nodig, want de Strategienota gaf voornamelijk vorm aan het verbeteren van de doorstroom van studenten, het verhogen van het rendement dus. Maar in het ARTD-advies staan een aantal interessante voorstellen om het onderwijs ook inhoudelijk te verbeteren. Voorbeelden zijn een gezamenlijke propedeuse en meer aandacht voor het denken op conceptueel niveau. Omdat de onderwijsparagraaf van de Strategienota zich kenmerkt door een hoog praktisch gehalte, is het zinvol dat de TU, met het ARTD-stuk in de hand, een discussie begint over de uitgangspunten voor een academische technische opleiding.
De decanen reageerden terughoudend op de onderwijsvoorstellen van de ARTD. De faculteiten zijn immers nog bezig met de invoering van het vijfjarige curriculum. Toch zullen ook de decanen moeten erkennen dat de analyses en voorstellen van de ARTD hout snijden en besproken moeten worden. Dat hoeft ook niet te betekenen dat het gehele onderwijs direct ondersteboven wordt gegooid.
Wel kan het gevolg zijn dat zo een nieuwe TU-onderwijsstrategie ontstaat. Dan is het technologiebeleid de aanzet geweest tot vernieuwing van een ander deel van de strategie. Als zo’n proces lukt wordt de TU van de toekomst bepaald een dynamische organisatie.
Comments are closed.