De technologisch topinstituten zijn een succes. Zowel bedrijven als wetenschappers willen ermee doorgaan.De technologische topinstituten doen goed werk met belastinggeld.
Meebetalende bedrijven zijn blij met de onderzoeksprogramma’s; die dragen bij aan hun concurrentiepositie en voldoen aan hun langetermijnonderzoeksvragen.
De internationale zichtbaarheid en de reputatie van de instituten is echter nog beperkt, al is het de instituten wel gelukt om onderzoekers aan te trekken met internationale reputatie. Alleen het polymereninstituut DPI werkt nog samen met wetenschappers van instituten in andere Europese landen. Dat blijkt uit een nog niet gepubliceerd evaluatierapport over technologische topinstituten (tti’s). Elk instituut is beoordeeld door vijf buitenlandse experts.
De vier tti’s gingen in 1997 van start als virtuele instituten met subsidie van het ministerie van Economische Zaken. Ze hebben als taak om fundamenteel onderzoek van universiteiten en andere kennisinstellingen te bundelen met het strategische onderzoek van bedrijven. Er zijn tti’s voor polymeren, voeding, metalen en telematica.
De instituten zetten in totaal zo’n negentig tot 120 mensen fulltime aan het werk. De budgetten varieerden in het jaar 2000 van krap twintig tot ruim dertig miljoen gulden per jaar. Delft is partner in drie van de vier instituten. De grootste bijdrage levert de TU aan het metaleninstituut Nimr, ruim zeventig procent van het personeel werkt in Delft.
Een groot deel van de wetenschappers is tevreden met de goede werkatmosfeer in de instituten. Het heeft hen betere contacten met elkaar en met de bedrijven opgeleverd. Het polymereninstituut DPI moet echter de samenhang tussen de deelnemende groepen van het virtuele instituut nog verbeteren. Wetenschappers zien dit instituut volgens de evaluatiecommissie nog te veel als een financier die ze helpt door te gaan met het werk dat ze altijd al deden.
Verder heeft de unieke organisatiestructuur van de tti’s er tot nu voor gezorgd dat de instituten erg intern gericht waren, terwijl een echt topinstituut zich toch met zijn concurrenten moet vergelijken om te bepalen of ze echt top is in de wereld, meent de evaluatiecommissie. Het viel de commissie op dat de vier instituten onderling weinig hebben overlegd over hun organisatorische problemen.
Er is nog geen grote stroom octrooien op gang gekomen vanuit de instituten. Het Telematica Instituut heeft één octrooi op haar naam staan, de andere hebben twee à drie octrooien aangevraagd, volgens het rapport, dat overigens geen cijfers van 2001 vermeldt. Het aantal wetenschappelijke publicaties in gereviewde tijdschriften varieert in het jaar 2000 van vijftien voor het Telematica Instituut tot 78 voor het polymereninstituut DPI.
De technologisch topinstituten zijn een succes. Zowel bedrijven als wetenschappers willen ermee doorgaan.
De technologische topinstituten doen goed werk met belastinggeld. Meebetalende bedrijven zijn blij met de onderzoeksprogramma’s; die dragen bij aan hun concurrentiepositie en voldoen aan hun langetermijnonderzoeksvragen.
De internationale zichtbaarheid en de reputatie van de instituten is echter nog beperkt, al is het de instituten wel gelukt om onderzoekers aan te trekken met internationale reputatie. Alleen het polymereninstituut DPI werkt nog samen met wetenschappers van instituten in andere Europese landen. Dat blijkt uit een nog niet gepubliceerd evaluatierapport over technologische topinstituten (tti’s). Elk instituut is beoordeeld door vijf buitenlandse experts.
De vier tti’s gingen in 1997 van start als virtuele instituten met subsidie van het ministerie van Economische Zaken. Ze hebben als taak om fundamenteel onderzoek van universiteiten en andere kennisinstellingen te bundelen met het strategische onderzoek van bedrijven. Er zijn tti’s voor polymeren, voeding, metalen en telematica.
De instituten zetten in totaal zo’n negentig tot 120 mensen fulltime aan het werk. De budgetten varieerden in het jaar 2000 van krap twintig tot ruim dertig miljoen gulden per jaar. Delft is partner in drie van de vier instituten. De grootste bijdrage levert de TU aan het metaleninstituut Nimr, ruim zeventig procent van het personeel werkt in Delft.
Een groot deel van de wetenschappers is tevreden met de goede werkatmosfeer in de instituten. Het heeft hen betere contacten met elkaar en met de bedrijven opgeleverd. Het polymereninstituut DPI moet echter de samenhang tussen de deelnemende groepen van het virtuele instituut nog verbeteren. Wetenschappers zien dit instituut volgens de evaluatiecommissie nog te veel als een financier die ze helpt door te gaan met het werk dat ze altijd al deden.
Verder heeft de unieke organisatiestructuur van de tti’s er tot nu voor gezorgd dat de instituten erg intern gericht waren, terwijl een echt topinstituut zich toch met zijn concurrenten moet vergelijken om te bepalen of ze echt top is in de wereld, meent de evaluatiecommissie. Het viel de commissie op dat de vier instituten onderling weinig hebben overlegd over hun organisatorische problemen.
Er is nog geen grote stroom octrooien op gang gekomen vanuit de instituten. Het Telematica Instituut heeft één octrooi op haar naam staan, de andere hebben twee à drie octrooien aangevraagd, volgens het rapport, dat overigens geen cijfers van 2001 vermeldt. Het aantal wetenschappelijke publicaties in gereviewde tijdschriften varieert in het jaar 2000 van vijftien voor het Telematica Instituut tot 78 voor het polymereninstituut DPI.
Comments are closed.