Onderwijs

Studievoortgang van lichting ’94 is zorgwekkend

Slechts 43 procent van de eerste lichting studenten in het vijfjarig programma heeft in twee jaar zijn propedeuse gehaald. Voordien lag dat percentage op 58 procent.

Het college van bestuur maakt zich zorgen over de studievoortgang en heeft de faculteiten gevraagd zich te verantwoorden voor de lage slagingspercentages.

Bij elf van de vijftien Delftse studies haalt de bewuste lichting ’94-’95 een veel lager propedeuserendement dan de drie cohorten ervoor. Dat blijkt uit een brief die het college aan de universiteitsraad heeft gestuurd. Bij bouwkunde is het rendement gehalveerd van 81 naar 42 procent.

Uitschieter in negatieve zin is ook Mijnbouw, waar slechts vijftien procent van de studenten zijn propedeuse na twee jaar had, vergeleken met 55 procent daarvoor. Dit is waarschijnlijk te wijten aan een zwaar tweedejaarsvak mechanica dat verhuisd is naar de propedeuse.

De lichting studenten die in 1994 startte, is de eerste jaargang in het vijfjarig curriculum. Aanleiding voor de bezorgde opmerkingen van het college is een kwestie die studentenpartij Aag aanroerde. Toen de studenten in ’94 begonnen, waren de opleidingen nog niet officieel verlengd tot vijf jaar door het ministerie van Onderwijs. Daardoor hebben deze studenten een jaar minder studiefinanciering, maar ze kunnen een beroep doen op fondsen van de TU.

Aan het eind van de studie kunnen de studenten in de problemen raken: zij komen eerder terecht in het zogenaamde instellingstarief. Dit is het hoge collegegeld voor studenten zonder studiefinanciering, dat negenhonderd gulden boven het normale collegegeld ligt.

Studentenpartij Aag wilde nu alvast van het college weten of de generatie ’94-’95 een hoog dan wel laag collegegeld moet betalen in het zevende studiejaar. Omdat ondersteuning uit het afstudeerfonds normaliter betekent dat het ‘lage’ collegegeld wordt gevraagd, verwachtte Aag dat deze regel ook voor de lichting ’94-’95 zou opgaan.

Het cvb wijst dit in zijn brief af, met als argument dat het vijfjarig programma ‘studeerbaar’ is en dat het college ‘calculerende studenten’ wil vermijden. Het college doet wel een ander voorstel: het wil een premie instellen voor studenten die binnen de tijd afstuderen.

Zowel Aag als Oras vinden deze redenering vreemd. Olaf Lemmers (Aag): ,,Ik beschouw de brief als een miskleun van het cvb. Ik denk dat het cvb de regels niet eerlijk toepast. Hoe kan het programma nu studeerbaarder zijn als de generatie ’94 door kinderziektes van het vijfjarig curriculum slechter blijkt te studeren?”

Over twee weken verwacht het cvb uitsluitsel van de faculteiten over de factoren die leidden tot de studievertraging.
(P.R.)

Slechts 43 procent van de eerste lichting studenten in het vijfjarig programma heeft in twee jaar zijn propedeuse gehaald. Voordien lag dat percentage op 58 procent. Het college van bestuur maakt zich zorgen over de studievoortgang en heeft de faculteiten gevraagd zich te verantwoorden voor de lage slagingspercentages.

Bij elf van de vijftien Delftse studies haalt de bewuste lichting ’94-’95 een veel lager propedeuserendement dan de drie cohorten ervoor. Dat blijkt uit een brief die het college aan de universiteitsraad heeft gestuurd. Bij bouwkunde is het rendement gehalveerd van 81 naar 42 procent.

Uitschieter in negatieve zin is ook Mijnbouw, waar slechts vijftien procent van de studenten zijn propedeuse na twee jaar had, vergeleken met 55 procent daarvoor. Dit is waarschijnlijk te wijten aan een zwaar tweedejaarsvak mechanica dat verhuisd is naar de propedeuse.

De lichting studenten die in 1994 startte, is de eerste jaargang in het vijfjarig curriculum. Aanleiding voor de bezorgde opmerkingen van het college is een kwestie die studentenpartij Aag aanroerde. Toen de studenten in ’94 begonnen, waren de opleidingen nog niet officieel verlengd tot vijf jaar door het ministerie van Onderwijs. Daardoor hebben deze studenten een jaar minder studiefinanciering, maar ze kunnen een beroep doen op fondsen van de TU.

Aan het eind van de studie kunnen de studenten in de problemen raken: zij komen eerder terecht in het zogenaamde instellingstarief. Dit is het hoge collegegeld voor studenten zonder studiefinanciering, dat negenhonderd gulden boven het normale collegegeld ligt.

Studentenpartij Aag wilde nu alvast van het college weten of de generatie ’94-’95 een hoog dan wel laag collegegeld moet betalen in het zevende studiejaar. Omdat ondersteuning uit het afstudeerfonds normaliter betekent dat het ‘lage’ collegegeld wordt gevraagd, verwachtte Aag dat deze regel ook voor de lichting ’94-’95 zou opgaan.

Het cvb wijst dit in zijn brief af, met als argument dat het vijfjarig programma ‘studeerbaar’ is en dat het college ‘calculerende studenten’ wil vermijden. Het college doet wel een ander voorstel: het wil een premie instellen voor studenten die binnen de tijd afstuderen.

Zowel Aag als Oras vinden deze redenering vreemd. Olaf Lemmers (Aag): ,,Ik beschouw de brief als een miskleun van het cvb. Ik denk dat het cvb de regels niet eerlijk toepast. Hoe kan het programma nu studeerbaarder zijn als de generatie ’94 door kinderziektes van het vijfjarig curriculum slechter blijkt te studeren?”

Over twee weken verwacht het cvb uitsluitsel van de faculteiten over de factoren die leidden tot de studievertraging.
(P.R.)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.