Nederlandse universitaire studenten zijn mobieler dan tot nu toe werd aangenomen, meldt universiteitenvereniging VSNU. Eén op de negen wo-bachelors kiest een masteropleiding aan een andere Nederlandse universiteit.
Begin dit jaar meldde de onderwijsinspectie nog dat de zogenoemde ‘wo-wo-mobiliteit’ slecht op gang kwam. Onderzoek van de VSNU bevestigt dat maar zes procent van de bachelors die zonder oponthoud doorstuderen, voor een masteropleiding aan een andere universiteit kiest.
Het keuzegedrag van studenten die niet direct doorstromen naar een masteropleiding ziet er echter heel anders uit. Een ‘substantieel deel’ van hen is volgens de VSNU veel mobieler en geeft, als ze weer doorstuderen, de voorkeur aan een masteropleiding van een andere universiteit.
De inspectie had deze groep ‘uitvallers’ niet in haar onderzoek betrokken. De VSNU heeft dat wel gedaan en concludeert dat in totaal 11,4 procent van alle huidige Nederlandse masterstudenten afkomstig is van een andere universiteit. Vorig jaar was dit aandeel 10,8 procent.
Een woordvoerder laat weten dat nadere analyse van de stevig groeiende groep uitvallers gewenst is. Een reden waarom ze mobieler zijn, is dat ze langer de tijd nemen voor het kiezen van hun vervolgopleiding. Ook van belang is dat ze . al is het soms met vertraging . hun bachelordiploma op zak hebben en van instelling mogen wisselen. Veel studenten die meteen aan hun master willen beginnen, hebben hun bachelorpunten nog niet allemaal behaald. Bij een aansluitende masteropleiding aan de eigen instelling is dat, binnen bepaalde grenzen, vaak geen bezwaar, met als gevolg dat studenten minder snel geneigd zijn om te verkassen.
De VSNU ziet daar een aanwijzing in dat de invoering van een ‘harde knip’ tussen de bachelor- en de masteropleiding de mobiliteit van studenten ten goede zou komen. (HOP)
Begin dit jaar meldde de onderwijsinspectie nog dat de zogenoemde ‘wo-wo-mobiliteit’ slecht op gang kwam. Onderzoek van de VSNU bevestigt dat maar zes procent van de bachelors die zonder oponthoud doorstuderen, voor een masteropleiding aan een andere universiteit kiest.
Het keuzegedrag van studenten die niet direct doorstromen naar een masteropleiding ziet er echter heel anders uit. Een ‘substantieel deel’ van hen is volgens de VSNU veel mobieler en geeft, als ze weer doorstuderen, de voorkeur aan een masteropleiding van een andere universiteit.
De inspectie had deze groep ‘uitvallers’ niet in haar onderzoek betrokken. De VSNU heeft dat wel gedaan en concludeert dat in totaal 11,4 procent van alle huidige Nederlandse masterstudenten afkomstig is van een andere universiteit. Vorig jaar was dit aandeel 10,8 procent.
Een woordvoerder laat weten dat nadere analyse van de stevig groeiende groep uitvallers gewenst is. Een reden waarom ze mobieler zijn, is dat ze langer de tijd nemen voor het kiezen van hun vervolgopleiding. Ook van belang is dat ze . al is het soms met vertraging . hun bachelordiploma op zak hebben en van instelling mogen wisselen. Veel studenten die meteen aan hun master willen beginnen, hebben hun bachelorpunten nog niet allemaal behaald. Bij een aansluitende masteropleiding aan de eigen instelling is dat, binnen bepaalde grenzen, vaak geen bezwaar, met als gevolg dat studenten minder snel geneigd zijn om te verkassen.
De VSNU ziet daar een aanwijzing in dat de invoering van een ‘harde knip’ tussen de bachelor- en de masteropleiding de mobiliteit van studenten ten goede zou komen. (HOP)
Comments are closed.