Het programma is goed, maar de respons blijft ver onder de verwachtingen. Studenten lopen nog niet warm voor de onderwijsevaluaties van de Course Evaluation Nieuwe Stijl (Cens).
/strong>
Technische bestuurskunde scoort goed in vergelijking met andere opleidingen, dankzij een wat onorthodoxe aanpak. ,,Op een gegeven moment zijn we een computerpracticum binnengestapt en hebben we om een kwartiertje zendtijd gevraagd voor het invullen van de Course Evaluation. Toen hadden we een respons van honderd procent”, vertelt André van Peppen, onderwijsadviseur bij technische bestuurskunde en voorzitter van de Cens-werkgroep.
Dergelijke percentages zijn zeldzaam geworden sinds de TU werkt met de Course Evaluation Nieuwe Stijl. De nieuwe vorm van onderwijsevaluatie gaat uit van vrijwillige medewerking van studenten. Van Peppen: ,,De oude course evaluation was niet betrouwbaar. Studenten kregen na elk tentamen een papier onder hun neus geduwd. Vaak vulden ze het lukraak in, omdat ze zo snel mogelijk naar buiten wilden. Daarom hebben we voor vrijwillig invullen gekozen % in overleg met studenten. De huidige opzet hebben we op driehonderd studenten uitgetest.”
Vicieuze cirkel
In de praktijk leidt vrijwilligheid nogal eens tot een vrijblijvendheid. Bij industrieel ontwerpen, een van de vier opleidingen die in september al met Cens begonnen, is de respons op de enquêtes nog steeds niet indrukwekkend. ,,Ik wil minstens 25 procent hebben, maar dat red ik niet”, verzucht onderwijsadviseur Ellen Bos. ‘Alles’ heeft ze samen met student-assistent Olaf Verheij in het werk gesteld om Cens onder de aandacht te brengen: ,,We hebben posters opgehangen, mailtjes gestuurd, briefjes neergelegd bij de pc’s in de computerzalen en docenten gevraagd in de colleges reclame te maken.” De docenten zijn wel zeer coöperatief, zegt ze. ,,We hebben docenten gevraagd suggesties te geven voor de vakspecifieke vragen, in het C-deel van de lijst. Dat leverde een respons van honderd procent op.”
Door de achterblijvende deelname van studenten bij IO zijn er ook nog geen resultaten, die aan studenten gemeld kunnen worden. Een vicieuze cirkel dreigt, meent Lara van den Bosch van studentenraadsfractie Oras. ,,Je moet de resultaten van de enquêtes publiceren om studenten te motiveren ze in te vullen. Je kunt ze bijvoorbeeld in een mailtje melden. Doe je dat niet, dan verhoog je de respons ook niet.”
Bos vindt het nog geen tijd voor paniek. ,,Het is een leerproces. Studenten zijn gewend dat er voor ze gedacht wordt. Nu moeten ze zelf het initiatief nemen.” Een terugkeer naar de papieren vraaglijsten zit er niet meer in. ,,We hebben het even overwogen na de tweede van de zes periodes. Maar als we nu al overstappen op papier, komen we nooit meer op internet. En internet is wel hetbeste medium voor evaluaties. Papier geeft een enorme rompslomp: voor elk vak moet de student een apart papier invullen.”
Love baby
De tevredenheid over Cens zélf is algemeen. De programmatuur van de internetversie is na wat kinderziektes nu ‘robuust’, zegt Van Peppen. Verheij, voormalig lid van de werkgroep die Cens ontwikkelde en nu als student-assistent tien uur in de week betrokken bij de invoering, is enthousiast over zijn love baby: ,,De onderwijsevaluatie nieuwe stijl is een grote verbetering. Je kunt nu gerichter evalueren omdat je niet meer gebonden bent aan louter algemene vragen. Zo kun je gemakkelijker knelpunten in het onderwijs op het spoor komen.”
Daarom is zijn teleurstelling over de geringe studenteninteresse des te groter. Zijn verklaring: ,,Misschien zijn studenten wel te bedonderd om meer te doen dan direct nuttig voor ze is % maar dat is nogal negatief geformuleerd. Laten we het er maar op houden dat we nog geen traditie van internet-enquêtes hebben. Het slagen van Cens is dus een zaak van de lange adem.”
Niet bij elke opleiding is de respons overigens een probleem. ,,In de tweede periode zijn we met de internetversie van Cens begonnen”, meldt Willeke Klumpers, Cens-coördinator bij technische aardwetenschappen. ,,Bij de eerstejaars vulde zestig procent de enquête in.” Dat gebeurde wel tijdens een computer-practicum, geeft ze toe. De tweedejaars scoorden met twintig procent tot nu toe aanmerkelijk minder goed. ,,Maar ze hebben nog even de tijd.”
Papier
De grootste TU-opleiding zit nog in een experimentele fase. Het kostte tijd om het evaluatiesysteem aan te passen aan het themagerichte onderwijs bij Bouwkunde, verklaart Cens-medewerker Jelte Boeijenga. ,,Andere faculteiten evalueren per vak, wij per blok en module.” De faculteit is nog niet zo ver dat studenten de vragenlijsten elektronisch in kunnen vullen. ,,We kunnen nu nog niet per groep de toegang mogelijk maken. Gezien de lage respons bij andere opleidingen, zullen we het elektronisch invullen goed voor moeten bereiden.”
Invullen op papier mag best, vindt de centrale Cens-leider Van Peppen. ,,Het hoeft niet perse via internet. Soms kan het beter zijn om een vragenlijst uit te delen. Elektronisch invullen is niet essentieel voor Cens.”
Wel essentieel is volgens hem de terugmelding van resultaten aan de studenten. De meeste opleidingen doen dat ook. ,,We hebben daar in de gebruikersgroep uitgebreid over gesproken, maar ik vind dat je de resultaten altijd moet publiceren, ook al heeft maar één student het ingevuld. Daar hebben studenten recht op.” Met inachtneming van de privacy van de docent natuurlijk, want dat is het uitgangspunt van Cens. De resultaten mogen niet tot de prestaties van een individuele docent herleid kunnen worden.
Van Peppen: ,,Het is belangrijk dat de course evaluation wordtingebed in een systeem van kwaliteitszorg. Opleidingen moeten er hun eigen visie op ontwikkelen. Dat gebeurt nu nog niet overal expliciet genoeg. Wij bij technische bestuurskunde doen bijvoorbeeld niet aan docentspecifieke evaluatie. We hebben dus ook geen problemen met het terugkoppelen van de resultaten naar studenten. Wij stellen alleen lekker algemene vragen. Dat is op dit moment voor de faculteit het beste.”
Het programma is goed, maar de respons blijft ver onder de verwachtingen. Studenten lopen nog niet warm voor de onderwijsevaluaties van de Course Evaluation Nieuwe Stijl (Cens).
Technische bestuurskunde scoort goed in vergelijking met andere opleidingen, dankzij een wat onorthodoxe aanpak. ,,Op een gegeven moment zijn we een computerpracticum binnengestapt en hebben we om een kwartiertje zendtijd gevraagd voor het invullen van de Course Evaluation. Toen hadden we een respons van honderd procent”, vertelt André van Peppen, onderwijsadviseur bij technische bestuurskunde en voorzitter van de Cens-werkgroep.
Dergelijke percentages zijn zeldzaam geworden sinds de TU werkt met de Course Evaluation Nieuwe Stijl. De nieuwe vorm van onderwijsevaluatie gaat uit van vrijwillige medewerking van studenten. Van Peppen: ,,De oude course evaluation was niet betrouwbaar. Studenten kregen na elk tentamen een papier onder hun neus geduwd. Vaak vulden ze het lukraak in, omdat ze zo snel mogelijk naar buiten wilden. Daarom hebben we voor vrijwillig invullen gekozen % in overleg met studenten. De huidige opzet hebben we op driehonderd studenten uitgetest.”
Vicieuze cirkel
In de praktijk leidt vrijwilligheid nogal eens tot een vrijblijvendheid. Bij industrieel ontwerpen, een van de vier opleidingen die in september al met Cens begonnen, is de respons op de enquêtes nog steeds niet indrukwekkend. ,,Ik wil minstens 25 procent hebben, maar dat red ik niet”, verzucht onderwijsadviseur Ellen Bos. ‘Alles’ heeft ze samen met student-assistent Olaf Verheij in het werk gesteld om Cens onder de aandacht te brengen: ,,We hebben posters opgehangen, mailtjes gestuurd, briefjes neergelegd bij de pc’s in de computerzalen en docenten gevraagd in de colleges reclame te maken.” De docenten zijn wel zeer coöperatief, zegt ze. ,,We hebben docenten gevraagd suggesties te geven voor de vakspecifieke vragen, in het C-deel van de lijst. Dat leverde een respons van honderd procent op.”
Door de achterblijvende deelname van studenten bij IO zijn er ook nog geen resultaten, die aan studenten gemeld kunnen worden. Een vicieuze cirkel dreigt, meent Lara van den Bosch van studentenraadsfractie Oras. ,,Je moet de resultaten van de enquêtes publiceren om studenten te motiveren ze in te vullen. Je kunt ze bijvoorbeeld in een mailtje melden. Doe je dat niet, dan verhoog je de respons ook niet.”
Bos vindt het nog geen tijd voor paniek. ,,Het is een leerproces. Studenten zijn gewend dat er voor ze gedacht wordt. Nu moeten ze zelf het initiatief nemen.” Een terugkeer naar de papieren vraaglijsten zit er niet meer in. ,,We hebben het even overwogen na de tweede van de zes periodes. Maar als we nu al overstappen op papier, komen we nooit meer op internet. En internet is wel hetbeste medium voor evaluaties. Papier geeft een enorme rompslomp: voor elk vak moet de student een apart papier invullen.”
Love baby
De tevredenheid over Cens zélf is algemeen. De programmatuur van de internetversie is na wat kinderziektes nu ‘robuust’, zegt Van Peppen. Verheij, voormalig lid van de werkgroep die Cens ontwikkelde en nu als student-assistent tien uur in de week betrokken bij de invoering, is enthousiast over zijn love baby: ,,De onderwijsevaluatie nieuwe stijl is een grote verbetering. Je kunt nu gerichter evalueren omdat je niet meer gebonden bent aan louter algemene vragen. Zo kun je gemakkelijker knelpunten in het onderwijs op het spoor komen.”
Daarom is zijn teleurstelling over de geringe studenteninteresse des te groter. Zijn verklaring: ,,Misschien zijn studenten wel te bedonderd om meer te doen dan direct nuttig voor ze is % maar dat is nogal negatief geformuleerd. Laten we het er maar op houden dat we nog geen traditie van internet-enquêtes hebben. Het slagen van Cens is dus een zaak van de lange adem.”
Niet bij elke opleiding is de respons overigens een probleem. ,,In de tweede periode zijn we met de internetversie van Cens begonnen”, meldt Willeke Klumpers, Cens-coördinator bij technische aardwetenschappen. ,,Bij de eerstejaars vulde zestig procent de enquête in.” Dat gebeurde wel tijdens een computer-practicum, geeft ze toe. De tweedejaars scoorden met twintig procent tot nu toe aanmerkelijk minder goed. ,,Maar ze hebben nog even de tijd.”
Papier
De grootste TU-opleiding zit nog in een experimentele fase. Het kostte tijd om het evaluatiesysteem aan te passen aan het themagerichte onderwijs bij Bouwkunde, verklaart Cens-medewerker Jelte Boeijenga. ,,Andere faculteiten evalueren per vak, wij per blok en module.” De faculteit is nog niet zo ver dat studenten de vragenlijsten elektronisch in kunnen vullen. ,,We kunnen nu nog niet per groep de toegang mogelijk maken. Gezien de lage respons bij andere opleidingen, zullen we het elektronisch invullen goed voor moeten bereiden.”
Invullen op papier mag best, vindt de centrale Cens-leider Van Peppen. ,,Het hoeft niet perse via internet. Soms kan het beter zijn om een vragenlijst uit te delen. Elektronisch invullen is niet essentieel voor Cens.”
Wel essentieel is volgens hem de terugmelding van resultaten aan de studenten. De meeste opleidingen doen dat ook. ,,We hebben daar in de gebruikersgroep uitgebreid over gesproken, maar ik vind dat je de resultaten altijd moet publiceren, ook al heeft maar één student het ingevuld. Daar hebben studenten recht op.” Met inachtneming van de privacy van de docent natuurlijk, want dat is het uitgangspunt van Cens. De resultaten mogen niet tot de prestaties van een individuele docent herleid kunnen worden.
Van Peppen: ,,Het is belangrijk dat de course evaluation wordtingebed in een systeem van kwaliteitszorg. Opleidingen moeten er hun eigen visie op ontwikkelen. Dat gebeurt nu nog niet overal expliciet genoeg. Wij bij technische bestuurskunde doen bijvoorbeeld niet aan docentspecifieke evaluatie. We hebben dus ook geen problemen met het terugkoppelen van de resultaten naar studenten. Wij stellen alleen lekker algemene vragen. Dat is op dit moment voor de faculteit het beste.”
Comments are closed.