Campus

‘Studenten kunnen onmogelijk acht uur per dag werken’

Zijn studenten dan toch luie varkens? Volgens minister Ritzen studeren zij zo weinig, dat een aantal opleidingen best een jaar korter kunnen. Dat is onzin, vindt onderwijsonderzoeker P.

Vos. ,,Wie daar zijn beleid op baseert, gaat heel erg de mist in.”

Terwijl de gewone Nederlandse werknemer dagelijks acht uur werkt, komt de gemiddelde student niet verder dan een schamele zes uur, zei minister Ritzen bij de opening van het academisch jaar in Rotterdam, ruim twee weken geleden. ,,Met andere woorden: talenten worden niet maximaal ontplooid.” Maar bovendien: de niet-gestudeerde tijd kost de Nederlandse samenleving ‘heel voorzichtig’ geschat jaarlijks 2,5 miljard gulden, het bedrag dat de studenten in de niet-gestudeerde tijd hadden kunnen verdienen.

Studies waar studenten het rustig aan doen, zitten volgens de minister in de beleids- en sociale wetenschappen, letteren, rechten en economie. Dit schrijft hij in het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (HOOP). Daar besteden studenten volgens Nijmeegs onderzoek uit 1994 gemiddeld 1218 uur per jaar, in plaats van de wettelijk voorgeschreven 1680 uur. Amsterdams onderzoek uit 1992 komt tot vergelijkbare uitkomsten.

De conclusie van minister Ritzen: deze studies kunnen ook in drie jaar worden gedaan, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit.

Is dat waar? Nee, zegt dr. P. Vos, medewerker van het Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing van de Rijksuniversiteit Leiden. Hij promoveerde in 1987 met K. van der Drift op een diepgravend onderzoek naar de tijdsbesteding van studenten.
Mank

Om te beginnen gaat de vergelijking met ‘gewone werknemers’ op een aantal punten mank. Vos: ,,Het is al jarenlang bekend dat de gemiddelde werknemer helemaal geen acht uur werkt. Dat lukt gewoon niet. Hij werkt net zo hard als studenten in studies met een vol onderwijsprogramma.” Dat is per jaar maximaal 1300 uur. Die worden besteed in tien maanden. De resterende tijd is ‘onvermijdelijk’ voor vakanties en hertentamens. Ritzen weet dat best, zegt Vos. Herhaaldelijk hebben onderzoekers als Vos hem gevraagd daarop te reageren, ,,maar een antwoord krijgen we natuurlijk niet.” Want de minister heeft de wettelijk vereiste werkweek van studenten gekoppeld aan die van ambtenaren, die jaarlijks 1700 uur horen vol te maken.

Volgens een woordvoerder gaat de minister er wel degelijk vanuit dat werknemers per dag netto acht uur werken. Dus exclusief pauzes, reistijd, tussendoor koffie drinken, met collega’s kletsen en andere afleidende bezigheden. Studentenkunnen volgens hem datzelfde aantal uren halen, ,,al zal niet elk uur even produktief zijn”. Studietijd is dan de tijd die wordt besteed aan colleges, werkgroepen en zelfstudie. Daaronder vallen ook tentamens, stages en scripties.

Dat de ene student harder werkt dan de andere, mag duidelijk zijn. De één is gewoon slimmer, of studeert efficiënter, dan de andere. Toch bestaat er ook een verschil per opleiding. In het onderzoek van Vos en Van der Drift haalden studenten in bèta-studies 1300 netto-uren, wat het maximum was. Bij alfa- en gammaopleidingen ging het om een gemiddelde van 800 tot 1200 uur per jaar. Er ìs dus verschil mogelijk.
Dwang

De verklaring is eenvoudig. Studenten die meer uren maken, volgen een opleiding die hen daartoe stimuleert of dwingt. Wie ’s ochtends practica volgt en ’s middags naar college moet, bereikt al snel een goed gevulde werkweek. Maar wie, zoals bij rechten, weinig verplichte colleges en werkgroepen heeft, moet veel zelfdiscipline opbrengen om zich op de studie te concentreren. Urenlang achter de boeken zitten houdt niemand vol. Vos: ,,Dat gedrag verander je niet met moralistische uitspraken. Daarvoor moet het studieprogramma anders worden opgezet.”

Zelfs een student rechten kan er zo toe worden gebracht om wekelijks veertig uur aan zijn studie te besteden. Dat kost wel veel geld. Vos: ,,Het is een hele simpele, economische wet. Als je het produktieproces wilt versnellen en de kwaliteit wilt handhaven, dien je te investeren.” Per opleiding zijn volgens Vos miljoenen guldens nodig. Geld dat minister Ritzen nooit ter beschikking heeft willen stellen. ,,Dan moet je de consequenties ook aanvaarden”, vindt Vos.

Een andere methode om de inzet te verhogen is om studenten financieel onder druk te zetten. Wie traag studeert, wordt dan geconfronteerd met hoge schulden. Een beleid dat al in gang is gezet door de studiefinanciering terug te brengen van zes naar (vanaf 1996) vier jaar. Het risico is wel dat studenten ziek worden van de stress. Dat brengt Vos op een ander gebrek in Ritzens redenering. De minister heeft met geen woord gerept over de uren die studenten wekelijks kwijt zijn aan bijbaantjes om in leven te kunnen blijven. Voor een eerlijke vergelijking met gewone werknemers zouden die uren bij hun studietijd moeten worden opgeteld. Andere onderzoekers vallen Vos daarin desgevraagd bij.
Betrouwbaar

Een niet-onbelangrijke vraag is of de onderzoeken waarop Ritzen zijn uitspraken baseert, betrouwbaar zijn. Zijn studenten wel in staat om hun eigen inzet nauwkeurig aan te geven? Die vraag rijst des te meer, omdat zowel in het Nijmeegse als het Amsterdamse onderzoek de studenten na het eind van het studiejaar werd gevraagd hoeveel tijd zij hadden besteed aan het volgen en voorbereiden van onderwijs, tentamens, scripties en stages. Een schatting achteraf dus. ,,De gemiddelde uitkomsten staan toch wel min of meer vast. Ze zijn vrij consistent”, meent drs. J. Roeleveld van het SCO- Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Hij iséén van de medewerkers aan het Amsterdamse onderzoek dat in het Hoop wordt genoemd. Andere onderzoeken leveren vergelijkbare gegevens op als het Amsterdamse. Het Nijmeegse onderzoek (van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen) in het Hoop is daar een voorbeeld van.

Vos is veel negatiever. Bij schattingen achteraf kan er enorm veel misgaan. Studenten weten vaak niet wat nu precies studie- activiteiten zijn. Illustratief is een ingezonden brief in de Volkskrant. Auteur is een boze student die aan zijn scriptie werkt. ,,Ik maak amper drie produktieve uren per dag”, klaagt hij. Want het ordenen, schrappen, herschrijven en er nog eens over nadenken kost zoveel tijd. Volgens Vos behoren al die activiteiten tot het studeren. ,,Het is intellectuele arbeid. Het vloeit niet zomaar uit de pen.” Deze student studeert dus veel meer dan drie uur per dag.

De enige, werkelijk betrouwbare manier om te achterhalen hoeveel uur iemand studeert, is zowel volgens Roeleveld als Vos door hem een dagboek bij te laten houden. Dat levert gedetailleerde informatie op. Het is echter ook een heel dure methode.

Hoe slecht studenten hun eigen inspanningen achteraf kunnen schatten, bleek in 1980. Leidse studenten rechten deden mee aan een onderzoek. Daarbij zaten ook studenten die een studiedagboek hadden bijgehouden. Hun eigen schattingen achteraf bleken enorm af te wijken van de feiten in hun dagboeken. Vos: ,,Het sloeg nergens op.”

Er resteert nog één vraag: verondersteld dat studenten inderdaad niet meer dan dertig uur per week studeren, en er financieel en geestelijk in principe veertig kunnen halen, kan een programma van vier jaar dan met een jaar worden ingekort? Vos is somber. ,,Dan moet het programma worden ingedikt. Dat heeft bekende nadelen: dan wordt de student alles nog meer voorgekauwd en heeft hij geen tijd meer om zelf met de stof bezig te zijn. Hij zal dan nog meer leunen op stampwerk kort voor de tentamens. En daarvan weten we al jaren dat het niet goed is.”
(HOP/P.E.)

Pieter Evelein

Zijn studenten dan toch luie varkens? Volgens minister Ritzen studeren zij zo weinig, dat een aantal opleidingen best een jaar korter kunnen. Dat is onzin, vindt onderwijsonderzoeker P. Vos. ,,Wie daar zijn beleid op baseert, gaat heel erg de mist in.”

Terwijl de gewone Nederlandse werknemer dagelijks acht uur werkt, komt de gemiddelde student niet verder dan een schamele zes uur, zei minister Ritzen bij de opening van het academisch jaar in Rotterdam, ruim twee weken geleden. ,,Met andere woorden: talenten worden niet maximaal ontplooid.” Maar bovendien: de niet-gestudeerde tijd kost de Nederlandse samenleving ‘heel voorzichtig’ geschat jaarlijks 2,5 miljard gulden, het bedrag dat de studenten in de niet-gestudeerde tijd hadden kunnen verdienen.

Studies waar studenten het rustig aan doen, zitten volgens de minister in de beleids- en sociale wetenschappen, letteren, rechten en economie. Dit schrijft hij in het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (HOOP). Daar besteden studenten volgens Nijmeegs onderzoek uit 1994 gemiddeld 1218 uur per jaar, in plaats van de wettelijk voorgeschreven 1680 uur. Amsterdams onderzoek uit 1992 komt tot vergelijkbare uitkomsten.

De conclusie van minister Ritzen: deze studies kunnen ook in drie jaar worden gedaan, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit.

Is dat waar? Nee, zegt dr. P. Vos, medewerker van het Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing van de Rijksuniversiteit Leiden. Hij promoveerde in 1987 met K. van der Drift op een diepgravend onderzoek naar de tijdsbesteding van studenten.
Mank

Om te beginnen gaat de vergelijking met ‘gewone werknemers’ op een aantal punten mank. Vos: ,,Het is al jarenlang bekend dat de gemiddelde werknemer helemaal geen acht uur werkt. Dat lukt gewoon niet. Hij werkt net zo hard als studenten in studies met een vol onderwijsprogramma.” Dat is per jaar maximaal 1300 uur. Die worden besteed in tien maanden. De resterende tijd is ‘onvermijdelijk’ voor vakanties en hertentamens. Ritzen weet dat best, zegt Vos. Herhaaldelijk hebben onderzoekers als Vos hem gevraagd daarop te reageren, ,,maar een antwoord krijgen we natuurlijk niet.” Want de minister heeft de wettelijk vereiste werkweek van studenten gekoppeld aan die van ambtenaren, die jaarlijks 1700 uur horen vol te maken.

Volgens een woordvoerder gaat de minister er wel degelijk vanuit dat werknemers per dag netto acht uur werken. Dus exclusief pauzes, reistijd, tussendoor koffie drinken, met collega’s kletsen en andere afleidende bezigheden. Studentenkunnen volgens hem datzelfde aantal uren halen, ,,al zal niet elk uur even produktief zijn”. Studietijd is dan de tijd die wordt besteed aan colleges, werkgroepen en zelfstudie. Daaronder vallen ook tentamens, stages en scripties.

Dat de ene student harder werkt dan de andere, mag duidelijk zijn. De één is gewoon slimmer, of studeert efficiënter, dan de andere. Toch bestaat er ook een verschil per opleiding. In het onderzoek van Vos en Van der Drift haalden studenten in bèta-studies 1300 netto-uren, wat het maximum was. Bij alfa- en gammaopleidingen ging het om een gemiddelde van 800 tot 1200 uur per jaar. Er ìs dus verschil mogelijk.
Dwang

De verklaring is eenvoudig. Studenten die meer uren maken, volgen een opleiding die hen daartoe stimuleert of dwingt. Wie ’s ochtends practica volgt en ’s middags naar college moet, bereikt al snel een goed gevulde werkweek. Maar wie, zoals bij rechten, weinig verplichte colleges en werkgroepen heeft, moet veel zelfdiscipline opbrengen om zich op de studie te concentreren. Urenlang achter de boeken zitten houdt niemand vol. Vos: ,,Dat gedrag verander je niet met moralistische uitspraken. Daarvoor moet het studieprogramma anders worden opgezet.”

Zelfs een student rechten kan er zo toe worden gebracht om wekelijks veertig uur aan zijn studie te besteden. Dat kost wel veel geld. Vos: ,,Het is een hele simpele, economische wet. Als je het produktieproces wilt versnellen en de kwaliteit wilt handhaven, dien je te investeren.” Per opleiding zijn volgens Vos miljoenen guldens nodig. Geld dat minister Ritzen nooit ter beschikking heeft willen stellen. ,,Dan moet je de consequenties ook aanvaarden”, vindt Vos.

Een andere methode om de inzet te verhogen is om studenten financieel onder druk te zetten. Wie traag studeert, wordt dan geconfronteerd met hoge schulden. Een beleid dat al in gang is gezet door de studiefinanciering terug te brengen van zes naar (vanaf 1996) vier jaar. Het risico is wel dat studenten ziek worden van de stress. Dat brengt Vos op een ander gebrek in Ritzens redenering. De minister heeft met geen woord gerept over de uren die studenten wekelijks kwijt zijn aan bijbaantjes om in leven te kunnen blijven. Voor een eerlijke vergelijking met gewone werknemers zouden die uren bij hun studietijd moeten worden opgeteld. Andere onderzoekers vallen Vos daarin desgevraagd bij.
Betrouwbaar

Een niet-onbelangrijke vraag is of de onderzoeken waarop Ritzen zijn uitspraken baseert, betrouwbaar zijn. Zijn studenten wel in staat om hun eigen inzet nauwkeurig aan te geven? Die vraag rijst des te meer, omdat zowel in het Nijmeegse als het Amsterdamse onderzoek de studenten na het eind van het studiejaar werd gevraagd hoeveel tijd zij hadden besteed aan het volgen en voorbereiden van onderwijs, tentamens, scripties en stages. Een schatting achteraf dus. ,,De gemiddelde uitkomsten staan toch wel min of meer vast. Ze zijn vrij consistent”, meent drs. J. Roeleveld van het SCO- Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Hij iséén van de medewerkers aan het Amsterdamse onderzoek dat in het Hoop wordt genoemd. Andere onderzoeken leveren vergelijkbare gegevens op als het Amsterdamse. Het Nijmeegse onderzoek (van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen) in het Hoop is daar een voorbeeld van.

Vos is veel negatiever. Bij schattingen achteraf kan er enorm veel misgaan. Studenten weten vaak niet wat nu precies studie- activiteiten zijn. Illustratief is een ingezonden brief in de Volkskrant. Auteur is een boze student die aan zijn scriptie werkt. ,,Ik maak amper drie produktieve uren per dag”, klaagt hij. Want het ordenen, schrappen, herschrijven en er nog eens over nadenken kost zoveel tijd. Volgens Vos behoren al die activiteiten tot het studeren. ,,Het is intellectuele arbeid. Het vloeit niet zomaar uit de pen.” Deze student studeert dus veel meer dan drie uur per dag.

De enige, werkelijk betrouwbare manier om te achterhalen hoeveel uur iemand studeert, is zowel volgens Roeleveld als Vos door hem een dagboek bij te laten houden. Dat levert gedetailleerde informatie op. Het is echter ook een heel dure methode.

Hoe slecht studenten hun eigen inspanningen achteraf kunnen schatten, bleek in 1980. Leidse studenten rechten deden mee aan een onderzoek. Daarbij zaten ook studenten die een studiedagboek hadden bijgehouden. Hun eigen schattingen achteraf bleken enorm af te wijken van de feiten in hun dagboeken. Vos: ,,Het sloeg nergens op.”

Er resteert nog één vraag: verondersteld dat studenten inderdaad niet meer dan dertig uur per week studeren, en er financieel en geestelijk in principe veertig kunnen halen, kan een programma van vier jaar dan met een jaar worden ingekort? Vos is somber. ,,Dan moet het programma worden ingedikt. Dat heeft bekende nadelen: dan wordt de student alles nog meer voorgekauwd en heeft hij geen tijd meer om zelf met de stof bezig te zijn. Hij zal dan nog meer leunen op stampwerk kort voor de tentamens. En daarvan weten we al jaren dat het niet goed is.”
(HOP/P.E.)

Pieter Evelein

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.