Onderwijs

Studeerbaarheid maakt van studenten calculerende wezens

Docenten moeten studenten gaan zien als ‘jonge collega’s’, meent de Twentse hoogleraar toegepaste onderwijskunde Verhagen.Op zich is er niks mis met ‘studeerbaarheid’, stelt prof.

dr. P.W. Verhagen vandaag bij zijn aantreden als opleidingsdirecteur toegepaste onderwijskunde bij de Universiteit Twente. Het is juist goed dat opleidingen verplicht zijn zich optimaal in te zetten voor de kwaliteit van het onderwijs.

Maar sinds een landelijke commissie het begrip in 1992 bedacht, is het steeds bureaucratischer uitgelegd. ,,Men maakt zich geweldig druk over nominale studielastschema’s, om uit te komen op een bruto gemiddelde werklast van veertig uur per week gedurende 42 weken.”

De hoogleraar ziet bijna liever dat er slecht onderwijs wordt gegeven. ,,Want wie heeft nooit een docent gehad die onbegrijpelijk was, maar je daardoor wel dwong om diep te gaan bij het bestuderen van de stof?” Uiteindelijk zorgde die docent vaak voor een ‘beter en zelfstandiger leereffect’ dan nu het geval is.

Maar feitelijk pleit Verhagen voor een onderwijsmodel dat de Twentse faculteit der toegepaste onderwijskunde dit studiejaar heeft ingevoerd. Studenten maken deel uit van een klein groepje, dat intensief optrekt met ouderejaars en docenten. Er is niet zozeer sprake van de verhouding leerling-leraar. De studenten worden van meet af aan serieus genomen als collega. Daarbij spelen ouderejaars de rol van gezel en docenten die van meester.

Het maakt het werk van de docenten er niet gemakkelijker op, denkt hij. Met name bij zwakke studenten vraagt het ‘grote pedagogische en sociale vaardigheden’ om ze op het gewenste, zelfstandige niveau te krijgen.

Er staat echter ook iets tegenover. ,,Docenten krijgen substantiële bijdragen van studenten aan het eigen werk terug.” Het is bijvoorbeeld de bedoeling dat de studenten in een opdracht in het derde jaar rechtstreeks bijdragen aan het onderzoekprogramma van de faculteit.

Volgens de Twentse hoogleraar is dit dé manier om weer de studenten te krijgen die een opleiding wil: ,,Studenten die zich in interactie met de wetenschappelijke staf willen ontwikkelen tot competente onderzoekers of anderszins wetenschappelijk geschoolde professionals.”

Docenten moeten studenten gaan zien als ‘jonge collega’s’, meent de Twentse hoogleraar toegepaste onderwijskunde Verhagen.

Op zich is er niks mis met ‘studeerbaarheid’, stelt prof. dr. P.W. Verhagen vandaag bij zijn aantreden als opleidingsdirecteur toegepaste onderwijskunde bij de Universiteit Twente. Het is juist goed dat opleidingen verplicht zijn zich optimaal in te zetten voor de kwaliteit van het onderwijs.

Maar sinds een landelijke commissie het begrip in 1992 bedacht, is het steeds bureaucratischer uitgelegd. ,,Men maakt zich geweldig druk over nominale studielastschema’s, om uit te komen op een bruto gemiddelde werklast van veertig uur per week gedurende 42 weken.”

De hoogleraar ziet bijna liever dat er slecht onderwijs wordt gegeven. ,,Want wie heeft nooit een docent gehad die onbegrijpelijk was, maar je daardoor wel dwong om diep te gaan bij het bestuderen van de stof?” Uiteindelijk zorgde die docent vaak voor een ‘beter en zelfstandiger leereffect’ dan nu het geval is.

Maar feitelijk pleit Verhagen voor een onderwijsmodel dat de Twentse faculteit der toegepaste onderwijskunde dit studiejaar heeft ingevoerd. Studenten maken deel uit van een klein groepje, dat intensief optrekt met ouderejaars en docenten. Er is niet zozeer sprake van de verhouding leerling-leraar. De studenten worden van meet af aan serieus genomen als collega. Daarbij spelen ouderejaars de rol van gezel en docenten die van meester.

Het maakt het werk van de docenten er niet gemakkelijker op, denkt hij. Met name bij zwakke studenten vraagt het ‘grote pedagogische en sociale vaardigheden’ om ze op het gewenste, zelfstandige niveau te krijgen.

Er staat echter ook iets tegenover. ,,Docenten krijgen substantiële bijdragen van studenten aan het eigen werk terug.” Het is bijvoorbeeld de bedoeling dat de studenten in een opdracht in het derde jaar rechtstreeks bijdragen aan het onderzoekprogramma van de faculteit.

Volgens de Twentse hoogleraar is dit dé manier om weer de studenten te krijgen die een opleiding wil: ,,Studenten die zich in interactie met de wetenschappelijke staf willen ontwikkelen tot competente onderzoekers of anderszins wetenschappelijk geschoolde professionals.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.