Campus

Strijden voor tradities en tegen degradatie

De oudste rugbyclub van Nederland is terug in de ereklasse. Slecht nieuws voor de kampioensschaal, want de spelers van TU-vereniging DSR-C trappen hun veroverde trofeeën traditioneel kapot.

Voorlopig bungelt de club echter nog onderaan de ranglijst. ,,Niet degraderen, dat is de doelstelling.”

Er is geen plaats voor nostalgie in de hoogste Nederlandse rugbydivisie. De lijnrechter die op deze zaterdag bij de wedstrijd tussen de net gepromoveerde TU-vereniging DSR-C en het Rotterdamse RRC langs het veld staat, weigert de rood-zwarte vlag die hij krijgt aangereikt. Het officiële gele vaandel voldoet prima, vindt hij.

,,Een schande”, roept Lars Groenveld, speler van DSR-C. ,,Dat is onze traditionele clubvlag. Die man moet blij zijn dat hij een vlag mag gebruiken van de oudste rugbyvereniging van Nederland.”

De leden van DSR-C koesteren de historische rijkdommen van hun vereniging: opgericht 1918, grondlegger van de Nederlandse Rugbybond, in 81 seizoenen maar twee keer gedegradeerd uit de Nederlandse ereklasse en enkele malen kampioen van Nederland. Vraag alleen niet hoeveel titels de ondervereniging van het Delfts Studenten Corps precies behaalde in al die tijd. Een prijzenkast waarin de bekers zijn te tellen, ontbreekt: de kampioensploegen trappen hun trofeeën steeds in stukken. Het is één van de rijke tradities die de hedendaagse prestaties soms overschaduwen.

Op dit moment bivakkeert DSR-C in de onderste regionen van de competitie en voorzitter Reinier Optenoord predikt realisme. ,,Niet degraderen, dat is de doelstelling voorlopig. We hebben een jonge ploeg die alleen nog maar kan groeien. Volgend jaar kunnen we dan echt iets neerzetten.”

En waar het team op sommige plaatsen misschien nog wat ervaring tekort komt, moeten strijdlust en onverzettelijkheid de doorslag geven. Vlak voor aanvang van de wedstrijd tegen Rotterdam slepen de spelers van DSR-C gele stootkussens het veld op. Twee man houden de kussens overeind, de anderen stormen er om de beurt op af en delen een beuk uit.

,,Voordat je het veld op gaat, moet je jezelf nog even extra opfokken”, zegt voorzitter Optenoord. ,,Die stootkussens zijn daar goed voor geschikt, maar vroeger hadden we ook spelers die hun hoofd voor de wedstrijd een paar keer tegen de muur stootten.”

Hoe gemotiveerd de TU-studenten ook aan hun duels beginnen, ze hebben het bijna altijd moeilijk tegen de andere ploegen uit de ereklasse. Aan legendes en geschiedenis geen gebrek bij DSR-C, maar financieel kan de club maar moeilijk opboksen tegen de concurrentie. Het aantrekken van exotische versterkingen voor de selectie is onmogelijk voor het Delftse bestuur, en dat terwijl er in de top van het Nederlandse rugby volop Nieuw-Zeelanders, Australiërs en Zuid-Afrikanen rondlopen. ,,Die jongens krijgen hier op papier een baan aangeboden, maar in de praktijk komen ze alleen maar om te rugbyen”, zegt Optenoord. ,,Wij moeten langzaam bouwen aan een ploeg, en na een paar jaar valt alles weer uit elkaar, omdat veel spelers dan afgestudeerd zijn. De rugbysport lijkt wat dat betreft op voetbal: er zijn maar een paar topclubs die ieder jaar de dienst uitmaken.”

Scrums

Op het veld wordt DSR-C in de beginfase overlopen door Rotterdam. Vooral op kracht legt de ploeg het af. Keer op keer worstelen de Rotterdammers zich met de bal door de Delftse defensie, met veel fysiek geweld winnen ze de scrums en hun harde tackels stuiten de ene na de andere aanval van DSR-C. Binnen een halfuur kijken de TU-studenten tegen een achterstand van twintig punten aan.

Langs de zijlijn refereert speler Lars Groeneveld – wegens een blessure niet inzetbaar % aan eerdere verliespartijen. ,,Als we echt slecht hebben gespeeld, krijgen we de volgende dag een straftraining. Onze coach heeft vroeger bij de commando’s gezeten en dat laat hij bij zo%n gelegenheid blijken. Dan komt hij met een legerpetje het veld op en laat hij ons alleen maar rondjes lopen.”

Binnen DSR-C is niemand vies van die militaire aanpak; de club werd mede opgericht door krijgsgevangen genomen soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Ze speelden vriendschappelijke partijtjes rugby tegen Zuid-Afrikanen die aan de TU studeerden en legden daarmee de basis voor de vereniging.

In de tweede helft van het duel op het TU-sportcentrum tonen de huidige spelers van DSR-C aan dat ze nog steeds over een ijzeren discipline beschikken. Met een tomeloze inzet en een flink portie wilskracht komt het team terug tot 23-13.

,,Waarom laten we nou pas in de tweede helft zien wat we kunnen?”, klinkt het vertwijfeld als de Delftse ploeg zich na afloop verzamelt. ,,We hebben deze wedstrijd gewoon weggegeven! We moeten meer met ons hart spelen!”

Toch laat coach Julius Breinburg zijn legerkleding de volgende training thuis. ,,Nee, een straftraining werkt niet meer als je er iedere week één organiseert. Maar ik snap nog steeds niet waarom mijn team vandaag zo zwak begon. We hebben genoeg kwaliteit, dat bleek wel in de tweede helft. Eén ding weet ik dan ook zeker: we gaan niet degraderen dit seizoen.”

De oudste rugbyclub van Nederland is terug in de ereklasse. Slecht nieuws voor de kampioensschaal, want de spelers van TU-vereniging DSR-C trappen hun veroverde trofeeën traditioneel kapot. Voorlopig bungelt de club echter nog onderaan de ranglijst. ,,Niet degraderen, dat is de doelstelling.”

Er is geen plaats voor nostalgie in de hoogste Nederlandse rugbydivisie. De lijnrechter die op deze zaterdag bij de wedstrijd tussen de net gepromoveerde TU-vereniging DSR-C en het Rotterdamse RRC langs het veld staat, weigert de rood-zwarte vlag die hij krijgt aangereikt. Het officiële gele vaandel voldoet prima, vindt hij.

,,Een schande”, roept Lars Groenveld, speler van DSR-C. ,,Dat is onze traditionele clubvlag. Die man moet blij zijn dat hij een vlag mag gebruiken van de oudste rugbyvereniging van Nederland.”

De leden van DSR-C koesteren de historische rijkdommen van hun vereniging: opgericht 1918, grondlegger van de Nederlandse Rugbybond, in 81 seizoenen maar twee keer gedegradeerd uit de Nederlandse ereklasse en enkele malen kampioen van Nederland. Vraag alleen niet hoeveel titels de ondervereniging van het Delfts Studenten Corps precies behaalde in al die tijd. Een prijzenkast waarin de bekers zijn te tellen, ontbreekt: de kampioensploegen trappen hun trofeeën steeds in stukken. Het is één van de rijke tradities die de hedendaagse prestaties soms overschaduwen.

Op dit moment bivakkeert DSR-C in de onderste regionen van de competitie en voorzitter Reinier Optenoord predikt realisme. ,,Niet degraderen, dat is de doelstelling voorlopig. We hebben een jonge ploeg die alleen nog maar kan groeien. Volgend jaar kunnen we dan echt iets neerzetten.”

En waar het team op sommige plaatsen misschien nog wat ervaring tekort komt, moeten strijdlust en onverzettelijkheid de doorslag geven. Vlak voor aanvang van de wedstrijd tegen Rotterdam slepen de spelers van DSR-C gele stootkussens het veld op. Twee man houden de kussens overeind, de anderen stormen er om de beurt op af en delen een beuk uit.

,,Voordat je het veld op gaat, moet je jezelf nog even extra opfokken”, zegt voorzitter Optenoord. ,,Die stootkussens zijn daar goed voor geschikt, maar vroeger hadden we ook spelers die hun hoofd voor de wedstrijd een paar keer tegen de muur stootten.”

Hoe gemotiveerd de TU-studenten ook aan hun duels beginnen, ze hebben het bijna altijd moeilijk tegen de andere ploegen uit de ereklasse. Aan legendes en geschiedenis geen gebrek bij DSR-C, maar financieel kan de club maar moeilijk opboksen tegen de concurrentie. Het aantrekken van exotische versterkingen voor de selectie is onmogelijk voor het Delftse bestuur, en dat terwijl er in de top van het Nederlandse rugby volop Nieuw-Zeelanders, Australiërs en Zuid-Afrikanen rondlopen. ,,Die jongens krijgen hier op papier een baan aangeboden, maar in de praktijk komen ze alleen maar om te rugbyen”, zegt Optenoord. ,,Wij moeten langzaam bouwen aan een ploeg, en na een paar jaar valt alles weer uit elkaar, omdat veel spelers dan afgestudeerd zijn. De rugbysport lijkt wat dat betreft op voetbal: er zijn maar een paar topclubs die ieder jaar de dienst uitmaken.”

Scrums

Op het veld wordt DSR-C in de beginfase overlopen door Rotterdam. Vooral op kracht legt de ploeg het af. Keer op keer worstelen de Rotterdammers zich met de bal door de Delftse defensie, met veel fysiek geweld winnen ze de scrums en hun harde tackels stuiten de ene na de andere aanval van DSR-C. Binnen een halfuur kijken de TU-studenten tegen een achterstand van twintig punten aan.

Langs de zijlijn refereert speler Lars Groeneveld – wegens een blessure niet inzetbaar % aan eerdere verliespartijen. ,,Als we echt slecht hebben gespeeld, krijgen we de volgende dag een straftraining. Onze coach heeft vroeger bij de commando’s gezeten en dat laat hij bij zo%n gelegenheid blijken. Dan komt hij met een legerpetje het veld op en laat hij ons alleen maar rondjes lopen.”

Binnen DSR-C is niemand vies van die militaire aanpak; de club werd mede opgericht door krijgsgevangen genomen soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Ze speelden vriendschappelijke partijtjes rugby tegen Zuid-Afrikanen die aan de TU studeerden en legden daarmee de basis voor de vereniging.

In de tweede helft van het duel op het TU-sportcentrum tonen de huidige spelers van DSR-C aan dat ze nog steeds over een ijzeren discipline beschikken. Met een tomeloze inzet en een flink portie wilskracht komt het team terug tot 23-13.

,,Waarom laten we nou pas in de tweede helft zien wat we kunnen?”, klinkt het vertwijfeld als de Delftse ploeg zich na afloop verzamelt. ,,We hebben deze wedstrijd gewoon weggegeven! We moeten meer met ons hart spelen!”

Toch laat coach Julius Breinburg zijn legerkleding de volgende training thuis. ,,Nee, een straftraining werkt niet meer als je er iedere week één organiseert. Maar ik snap nog steeds niet waarom mijn team vandaag zo zwak begon. We hebben genoeg kwaliteit, dat bleek wel in de tweede helft. Eén ding weet ik dan ook zeker: we gaan niet degraderen dit seizoen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.