,noleadToen ik studeerde bestond het tentamen statistische fysica uit vijf vragen van twintig punten. Elke vraag werd apart nagekeken. Was de best behaalde score op een vraag vijftien punten, dan gold dat als een tien op de betreffende vraag.
Voor een tien op je tentamen hoefde je dus niet alles goed te hebben. Je moest daarvoor alle vragen als beste beantwoorden. Dit was in het voordeel van de middelmatige student. Bij een slechte dag van de bollebozen kon je cijfer zomaar twee punten hoger uitvallen. Nog groter was het voordeel voor de docent. De slagingspercentages bleven constant, ongeacht zijn eigen functioneren dat jaar, of het niveau van de studenten.
Met een dergelijke statistische truc wordt op onze universiteit het geld verdeeld. Prestaties van faculteiten, afdelingen, secties en werknemers worden uitgedrukt in aantallen publicaties, uitgedeelde studiepunten en promoties. De prestaties worden met een eenvoudig puntensysteem in geld omgerekend. Een mooi systeem als de verdeelsleutel deugt, maar dat is natuurlijk niet zo.
Als iedereen volgend jaar twee keer zo hard werkt, en daarmee twee keer zoveel punten haalt als dit jaar, verandert er in de beloning helemaal niets, omdat de totaal uit te keren hoeveelheid geld nagenoeg vastligt. Net als bij het tentamen statistische fysica wordt de prestatie niet onpartijdig vastgesteld, maar vergeleken met wat de anderen gepresteerd hebben. Geld is niet alleen te verdienen door veel punten te halen, maar ook door ervoor te zorgen dat je collega’s slecht scoren.
Door de meeste medewerkers wordt dit systeem nog niet volledig benut. Er is een zekere druk om punten te halen. Wat betreft het schrijven van wetenschappelijke publicaties ligt de norm in mijn afdeling op grofweg twee en een half artikel per jaar en dat is best haalbaar. Zeker als je minder baanbrekende resultaten ook opschrijft. Maar van het saboteren van andermans onderzoek heb ik nog niks gemerkt. Wel ken ik promovendi die niet mogen praten met medewerkers van concurrerende groepen, omdat hun begeleiders bang zijn dat die groep er met hun ideeën vandoor zal gaan. Af en toe steekt een relletje de kop op als iemand de resultaten van een ander publiceert.
Op hoger niveau is het strijdgewoel wel in volle hevigheid losgebarsten. Mijn afdeling wordt als eerste ten volle uitgebuit. Materiaalkunde wordt in zijn geheel van de faculteit TNW naar OCP overgeplaatst (waarom dat moet weet niemand). Het zal niet meevallen om het bij OCP even goed te doen als bij TNW, want onze meest productieve collega mag niet mee. Of dat slecht voor ons uitpakt is nog maar de vraag. Ons resultaat zal uiteindelijk weer geijkt worden aan een gemiddelde, waar dan de topscorer dus niet meer aan meedoet. In het geval van mijn hertentamen statistische fysica pakte de afwezigheid van de superstudenten goed uit. Waar mijn antwoorden normaal gesproken goed waren voor ongeveer een vier, verdiende ik voor het tentamen een 6,5. Statistische fysica is een lastig vak. Punten halen is een stuk eenvoudiger.
Jan-Dirk Kamminga is fellow aan het Netherlands Institute for Metals Research. Hij onderzoekt oppervlakteharding van staal bij de afdeling technische materiaalwetenschappen
,nolead
Toen ik studeerde bestond het tentamen statistische fysica uit vijf vragen van twintig punten. Elke vraag werd apart nagekeken. Was de best behaalde score op een vraag vijftien punten, dan gold dat als een tien op de betreffende vraag. Voor een tien op je tentamen hoefde je dus niet alles goed te hebben. Je moest daarvoor alle vragen als beste beantwoorden. Dit was in het voordeel van de middelmatige student. Bij een slechte dag van de bollebozen kon je cijfer zomaar twee punten hoger uitvallen. Nog groter was het voordeel voor de docent. De slagingspercentages bleven constant, ongeacht zijn eigen functioneren dat jaar, of het niveau van de studenten.
Met een dergelijke statistische truc wordt op onze universiteit het geld verdeeld. Prestaties van faculteiten, afdelingen, secties en werknemers worden uitgedrukt in aantallen publicaties, uitgedeelde studiepunten en promoties. De prestaties worden met een eenvoudig puntensysteem in geld omgerekend. Een mooi systeem als de verdeelsleutel deugt, maar dat is natuurlijk niet zo.
Als iedereen volgend jaar twee keer zo hard werkt, en daarmee twee keer zoveel punten haalt als dit jaar, verandert er in de beloning helemaal niets, omdat de totaal uit te keren hoeveelheid geld nagenoeg vastligt. Net als bij het tentamen statistische fysica wordt de prestatie niet onpartijdig vastgesteld, maar vergeleken met wat de anderen gepresteerd hebben. Geld is niet alleen te verdienen door veel punten te halen, maar ook door ervoor te zorgen dat je collega’s slecht scoren.
Door de meeste medewerkers wordt dit systeem nog niet volledig benut. Er is een zekere druk om punten te halen. Wat betreft het schrijven van wetenschappelijke publicaties ligt de norm in mijn afdeling op grofweg twee en een half artikel per jaar en dat is best haalbaar. Zeker als je minder baanbrekende resultaten ook opschrijft. Maar van het saboteren van andermans onderzoek heb ik nog niks gemerkt. Wel ken ik promovendi die niet mogen praten met medewerkers van concurrerende groepen, omdat hun begeleiders bang zijn dat die groep er met hun ideeën vandoor zal gaan. Af en toe steekt een relletje de kop op als iemand de resultaten van een ander publiceert.
Op hoger niveau is het strijdgewoel wel in volle hevigheid losgebarsten. Mijn afdeling wordt als eerste ten volle uitgebuit. Materiaalkunde wordt in zijn geheel van de faculteit TNW naar OCP overgeplaatst (waarom dat moet weet niemand). Het zal niet meevallen om het bij OCP even goed te doen als bij TNW, want onze meest productieve collega mag niet mee. Of dat slecht voor ons uitpakt is nog maar de vraag. Ons resultaat zal uiteindelijk weer geijkt worden aan een gemiddelde, waar dan de topscorer dus niet meer aan meedoet. In het geval van mijn hertentamen statistische fysica pakte de afwezigheid van de superstudenten goed uit. Waar mijn antwoorden normaal gesproken goed waren voor ongeveer een vier, verdiende ik voor het tentamen een 6,5. Statistische fysica is een lastig vak. Punten halen is een stuk eenvoudiger.
Jan-Dirk Kamminga is fellow aan het Netherlands Institute for Metals Research. Hij onderzoekt oppervlakteharding van staal bij de afdeling technische materiaalwetenschappen
Comments are closed.