Een nieuwe stap in de modernisering van de TU. Dat moet het gevolg zijn van de aanbevelingen die de Adviesraad voor het Technologiebeleid (ARTD) deze week naar buiten heeft gebracht.
De voorstellen voor dynamisering en flexibilisering van het onderzoek sluiten aan bij de lijn van veranderingen van de afgelopen twee jaar. Maar ze zullen ook op heel wat heilige huisjes stuiten.
De modernisering begon twee jaar geleden met de vaststelling van de strategienota. Een van de belangrijke punten uit de strategie was dat een commissie zou gaan adviseren over het technologiebeleid. Dat werd de ARTD. Anderhalf jaar na oprichting ligt haar advies gereed om de bestuurlijke molen in te gaan. Of het er ongeschonden uitkomt zal afhangen van de capaciteiten van onze bestuurders in het college van bestuur en de universiteitsraad om vooruit te kijken, en zich niet blind te staren op huidige praktische bezwaren.
Hoofdpunt van het ARTD-advies is de oprichting van nieuwe onderzoeksinstituten. Hierin moet het interdisciplinair onderzoek tot bloei komen. De ARTD heeft vastgesteld dat het niet best gesteld is met de samenwerking tussen verschillende faculteiten of vakgroepen. Onderzoekscholen zijn een voorbeeld dat het wel kan.
Daarom moeten er DIOC’s (Delfts Interfacultair Onderzoekcentrum) komen, als eigen Delftse varianten van de onderzoekscholen. DIOC’s krijgen een duidelijke positie ten opzichte van de faculteiten. De adviescommissie kiest voor een matrixorganisatie. De kennisfundamenten worden door de faculteiten gelegd. Wetenschappers uit verschillende faculteiten komen in een DIOC bij elkaar. Daar kunnen met de gezamenlijke kennis innovatieve oplossingen en ontwerpen geboren worden.
Organisatie
Onduidelijk is nog hoe de DIOC zelf precies in elkaar zit. Binnen de onderzoekcentra is er ruimte voor verschillende programma’s die alle door een hoogleraar getrokken worden. Maar hoe de lijnen van het DIOC uitgezet worden laat de adviesraad in het midden.
De commissie geeft wel aan dat het een zo licht mogelijke organisatie moet worden. Dat valt natuurlijk binnen het streven om niet voor nog meer overhead binnen de TU te zorgen. Maar de vraag die dan blijft liggen is hoe voorkomen wordt dat er tussen faculteiten en DIOC’s onenigheid ontstaat over de inzet van middelen en personen.
Een mogelijkheid om conflicten te voorkomen is de DIOC’s zelf een behoorlijk eigen budget te geven. Zo kunnen zij zelfstandig voor projecten personeel (van faculteiten of van buiten de universiteit) betrekken. Een dergelijke ontwikkeling valt natuurlijk niet goed bij faculteiten die nu al moeite hebben om hun huishoudboekje rond te krijgen. Wellicht dat de ARTD zich dit realiseerde en daarom besloten heeft deze hetekastanje door het instellingsbestuur uit het vuur te laten halen.
Ondanks de onduidelijkheden is het voorstel een dappere poging om het onderzoek van de TU meer te integreren. Na de invoering van het nieuwe geldverdeelmodel dat faculteiten op hun prestaties afrekent, is dit een kans om het onderzoek meer in het daglicht te krijgen. Het bestuur van de TU mag zich nu bewijzen door het voorstel in de bestaande organisatie in te passen, zonder het dood te slaan en zonder een revolutie bij de faculteiten te ontketenen.
Stevige reactie
Of de acht voorgestelde technologiethema’s de juiste zijn, zal de komende weken blijken. Een voorstel als dit, met een duidelijke keuze uit bestaande gebieden, zal een stevige reactie van groepen die niet direct in een thema passen ontlokken. De waarde van de gemaakte keuze is ten eerste dat er zo in ieder geval discussie ontstaat over wat de TU moet doen en wat haar profiel moet zijn. Ten tweede is de kwaliteit van de tegenargumenten een maat voor hoezeer de acht gebieden de sterke punten van de TU dekken. De ARTD heeft dit zelf ook ingezien en laat de deur voor aanpassingen van de thema’s op een kier.
De komende weken zal uit de discussie blijken of de TU serieus werk wil maken van het advies van de ARTD. Het zal duidelijk worden of de TU werkelijk een helder technologiebeleid wil of dat iedereen toch terugvalt in het verdedigen van de eigen, heilige, huisjes.
Een nieuwe stap in de modernisering van de TU. Dat moet het gevolg zijn van de aanbevelingen die de Adviesraad voor het Technologiebeleid (ARTD) deze week naar buiten heeft gebracht. De voorstellen voor dynamisering en flexibilisering van het onderzoek sluiten aan bij de lijn van veranderingen van de afgelopen twee jaar. Maar ze zullen ook op heel wat heilige huisjes stuiten.
De modernisering begon twee jaar geleden met de vaststelling van de strategienota. Een van de belangrijke punten uit de strategie was dat een commissie zou gaan adviseren over het technologiebeleid. Dat werd de ARTD. Anderhalf jaar na oprichting ligt haar advies gereed om de bestuurlijke molen in te gaan. Of het er ongeschonden uitkomt zal afhangen van de capaciteiten van onze bestuurders in het college van bestuur en de universiteitsraad om vooruit te kijken, en zich niet blind te staren op huidige praktische bezwaren.
Hoofdpunt van het ARTD-advies is de oprichting van nieuwe onderzoeksinstituten. Hierin moet het interdisciplinair onderzoek tot bloei komen. De ARTD heeft vastgesteld dat het niet best gesteld is met de samenwerking tussen verschillende faculteiten of vakgroepen. Onderzoekscholen zijn een voorbeeld dat het wel kan.
Daarom moeten er DIOC’s (Delfts Interfacultair Onderzoekcentrum) komen, als eigen Delftse varianten van de onderzoekscholen. DIOC’s krijgen een duidelijke positie ten opzichte van de faculteiten. De adviescommissie kiest voor een matrixorganisatie. De kennisfundamenten worden door de faculteiten gelegd. Wetenschappers uit verschillende faculteiten komen in een DIOC bij elkaar. Daar kunnen met de gezamenlijke kennis innovatieve oplossingen en ontwerpen geboren worden.
Organisatie
Onduidelijk is nog hoe de DIOC zelf precies in elkaar zit. Binnen de onderzoekcentra is er ruimte voor verschillende programma’s die alle door een hoogleraar getrokken worden. Maar hoe de lijnen van het DIOC uitgezet worden laat de adviesraad in het midden.
De commissie geeft wel aan dat het een zo licht mogelijke organisatie moet worden. Dat valt natuurlijk binnen het streven om niet voor nog meer overhead binnen de TU te zorgen. Maar de vraag die dan blijft liggen is hoe voorkomen wordt dat er tussen faculteiten en DIOC’s onenigheid ontstaat over de inzet van middelen en personen.
Een mogelijkheid om conflicten te voorkomen is de DIOC’s zelf een behoorlijk eigen budget te geven. Zo kunnen zij zelfstandig voor projecten personeel (van faculteiten of van buiten de universiteit) betrekken. Een dergelijke ontwikkeling valt natuurlijk niet goed bij faculteiten die nu al moeite hebben om hun huishoudboekje rond te krijgen. Wellicht dat de ARTD zich dit realiseerde en daarom besloten heeft deze hetekastanje door het instellingsbestuur uit het vuur te laten halen.
Ondanks de onduidelijkheden is het voorstel een dappere poging om het onderzoek van de TU meer te integreren. Na de invoering van het nieuwe geldverdeelmodel dat faculteiten op hun prestaties afrekent, is dit een kans om het onderzoek meer in het daglicht te krijgen. Het bestuur van de TU mag zich nu bewijzen door het voorstel in de bestaande organisatie in te passen, zonder het dood te slaan en zonder een revolutie bij de faculteiten te ontketenen.
Stevige reactie
Of de acht voorgestelde technologiethema’s de juiste zijn, zal de komende weken blijken. Een voorstel als dit, met een duidelijke keuze uit bestaande gebieden, zal een stevige reactie van groepen die niet direct in een thema passen ontlokken. De waarde van de gemaakte keuze is ten eerste dat er zo in ieder geval discussie ontstaat over wat de TU moet doen en wat haar profiel moet zijn. Ten tweede is de kwaliteit van de tegenargumenten een maat voor hoezeer de acht gebieden de sterke punten van de TU dekken. De ARTD heeft dit zelf ook ingezien en laat de deur voor aanpassingen van de thema’s op een kier.
De komende weken zal uit de discussie blijken of de TU serieus werk wil maken van het advies van de ARTD. Het zal duidelijk worden of de TU werkelijk een helder technologiebeleid wil of dat iedereen toch terugvalt in het verdedigen van de eigen, heilige, huisjes.
Comments are closed.