In elk gebouw waar ik geen nooduitgang zie, probeer ik het me voor te stellen: vuur slaat om zich heen en rook verspreidt zich. Welke kant ren ik op? Wie waarschuw ik? Ga ik mijn jas nog halen? Het is beroepsdeformatie.
Vluchten, namelijk, is mijn beroep.
Eigenlijk weet ik wel, dat je je een evacuatie niet kunt voorstellen, als je er nog nooit een hebt meegemaakt. Zelfs al lees je % zoals ik % tientallen wetenschappelijke artikelen.
Ik evacueer. Nee, ik simuleer dat ik evacueer. Ik bestudeer brandende metrostations, doorstroomcapaciteiten van deuren, slechte bewegwijzering, vluchtende mensen die hun koffer willen meenemen en effectiviteit van alarmsystemen. Ik ga dit omzetten in een computersimulatie. Het is mijn afstudeeronderwerp.
Ik gooi een luchthaven vol met mensen, nee met stipjes, programmeer hoe ze zich gedragen, druk op een knop om een virtueel vuurtje aan te steken, en kijk vervolgens hoeveel er levend uitkomen. Overlijden er te veel, dan moet het architectonisch ontwerp veranderen en doe ik het experiment opnieuw. Dan komen de stipjes op wonderbaarlijke wijze weer tot leven, lopen op dezelfde plek door de terminal, en opnieuw druk ik op de knop. Met de hoop dat er meer in staat zijn te ontvluchten. Het is onschuldig wetenschappelijk gerommel, met als doel veiligere luchthavens te kunnen ontwerpen. Ik ga er hopelijk binnenkort ingenieur mee worden.
Vorige week deed iemand een dergelijk experiment. Hij wachtte tot de Twin Towers vol zaten met stipjes en drukte op de rode knop van het terrorisme. Het schokte mij en de wereld, want het waren geen gewone stipjes, maar levende mensen met een gezin, een geweten en een geschiedenis. De stipjes belden wanhopig naar huis, zwaaiden met witte doeken naar machteloze camera’s, en sprongen uit het raam van de 97ste verdieping. In mijn simulatie doen ze dit nooit. Gelukkig niet.
In mijn simulatie kun je direct zien hoeveel mensen er zijn omgekomen. Zo gaat dat in de wereld van nullen en enen. Ze worden niet eerst vermist, liggen niet dagen op de intensive care, worden niet met afgerukte ledematen onder een ingestort gebouw gevonden, hoeven niet geïdentificeerd te worden. En er spreekt geen losgeslagen wereldleider over oorlog, revanche en % heel diplomatiek % het uitroken van de daders.
Ik kijk trouwens ook niet met gespannen blik en een rood hoofd naar de beelden op mijn monitor.
Het doel van de aanslag in Amerika was ook niet om een veiliger wereld te scheppen, zoals bij mijn simulatie. Het doel was om zoveel mogelijk mensen onder de ineenstortende torens te verbrijzelen. We kunnen dus niet even terugspoelen, de torens herontwerpen, opnieuw met stipjes vullen en kijken of er de volgende keer minder doden vallen. Zo gaat dat niet in de echte wereld.
Ondertussen, terwijl deze echte wereld langzaam zieker wordt, gaat de wereld van mij en mijn stipjes gewoon door. Het lijkt onzinnig,maar het moet. We hebben nog steeds als doel de wereld veiliger te maken, ook als er tegelijkertijd mensen de wereld onveiliger proberen te maken. Het verschil is alleen, dat sinds vorige week mijn levende stipjes een beetje meer zijn gaan leven, en mijn dode stipjes een beetje meer dood zijn.
In elk gebouw waar ik geen nooduitgang zie, probeer ik het me voor te stellen: vuur slaat om zich heen en rook verspreidt zich. Welke kant ren ik op? Wie waarschuw ik? Ga ik mijn jas nog halen? Het is beroepsdeformatie. Vluchten, namelijk, is mijn beroep.
Eigenlijk weet ik wel, dat je je een evacuatie niet kunt voorstellen, als je er nog nooit een hebt meegemaakt. Zelfs al lees je % zoals ik % tientallen wetenschappelijke artikelen.
Ik evacueer. Nee, ik simuleer dat ik evacueer. Ik bestudeer brandende metrostations, doorstroomcapaciteiten van deuren, slechte bewegwijzering, vluchtende mensen die hun koffer willen meenemen en effectiviteit van alarmsystemen. Ik ga dit omzetten in een computersimulatie. Het is mijn afstudeeronderwerp.
Ik gooi een luchthaven vol met mensen, nee met stipjes, programmeer hoe ze zich gedragen, druk op een knop om een virtueel vuurtje aan te steken, en kijk vervolgens hoeveel er levend uitkomen. Overlijden er te veel, dan moet het architectonisch ontwerp veranderen en doe ik het experiment opnieuw. Dan komen de stipjes op wonderbaarlijke wijze weer tot leven, lopen op dezelfde plek door de terminal, en opnieuw druk ik op de knop. Met de hoop dat er meer in staat zijn te ontvluchten. Het is onschuldig wetenschappelijk gerommel, met als doel veiligere luchthavens te kunnen ontwerpen. Ik ga er hopelijk binnenkort ingenieur mee worden.
Vorige week deed iemand een dergelijk experiment. Hij wachtte tot de Twin Towers vol zaten met stipjes en drukte op de rode knop van het terrorisme. Het schokte mij en de wereld, want het waren geen gewone stipjes, maar levende mensen met een gezin, een geweten en een geschiedenis. De stipjes belden wanhopig naar huis, zwaaiden met witte doeken naar machteloze camera’s, en sprongen uit het raam van de 97ste verdieping. In mijn simulatie doen ze dit nooit. Gelukkig niet.
In mijn simulatie kun je direct zien hoeveel mensen er zijn omgekomen. Zo gaat dat in de wereld van nullen en enen. Ze worden niet eerst vermist, liggen niet dagen op de intensive care, worden niet met afgerukte ledematen onder een ingestort gebouw gevonden, hoeven niet geïdentificeerd te worden. En er spreekt geen losgeslagen wereldleider over oorlog, revanche en % heel diplomatiek % het uitroken van de daders.
Ik kijk trouwens ook niet met gespannen blik en een rood hoofd naar de beelden op mijn monitor.
Het doel van de aanslag in Amerika was ook niet om een veiliger wereld te scheppen, zoals bij mijn simulatie. Het doel was om zoveel mogelijk mensen onder de ineenstortende torens te verbrijzelen. We kunnen dus niet even terugspoelen, de torens herontwerpen, opnieuw met stipjes vullen en kijken of er de volgende keer minder doden vallen. Zo gaat dat niet in de echte wereld.
Ondertussen, terwijl deze echte wereld langzaam zieker wordt, gaat de wereld van mij en mijn stipjes gewoon door. Het lijkt onzinnig,maar het moet. We hebben nog steeds als doel de wereld veiliger te maken, ook als er tegelijkertijd mensen de wereld onveiliger proberen te maken. Het verschil is alleen, dat sinds vorige week mijn levende stipjes een beetje meer zijn gaan leven, en mijn dode stipjes een beetje meer dood zijn.
Comments are closed.