Telefoniste Hetty van Rijt gaat na 22 jaar met pensioen. In een interview blikt ze terug op een tijd vol bijzondere gesprekken, boze bellers, gekke vragen en drammende ouders.
“Goedemorgen Technische Universiteit Delft, u spreekt met Hetty”. Wie in de afgelopen 22 jaar wel eens het algemene telefoonnummer van de TU Delft belde, kent de stem van telefoniste Hetty van Rijt. Sinds medio november is ze niet meer ‘de stem van de TU’ want na al die tijd gaat ze met pensioen. Delta sprak Van Rijt in haar kantoor op haar op één na laatste werkdag.
In de hoek fonkelt een grote bos bloemen en overal op haar bureau liggen cadeaus: collega’s van de communicatie-afdeling hebben vlak voor het interview afscheid genomen. Student-collega Stef neemt tijdens het interview de telefoon over, maar zo nu en dan neemt Van Rijt alsnog op om mensen te woord te staan en eventueel door te verbinden. Ze hoeft die doorkiesnummers niet op te zoeken. “Ik ken vrijwel alle TU-nummers uit mijn hoofd”, zegt ze luchtig.
Met wat voor vragen of verzoeken bellen mensen naar de TU?
“Dat is heel uiteenlopend. Het kan iemand zijn die zich wil inschrijven voor een open dag, mensen die op zoek zijn naar TU-medewerkers, studenten die bellen voor studentzaken, gewoon een eenzaam iemand die belt voor een praatje en soms mensen met heel gekke vragen of anekdotes.”
Wat voor gekke vragen kreeg je voor je kiezen?
“Dan belde er bijvoorbeeld een man die zei: “Mevrouw, hebt u daar ook last van? Het waait nauwelijks maar als je op de fiets zit, lijkt het alsof je enorm veel tegenwind hebt.” Ik antwoordde toen maar dat ik dat net toevallig die ochtend had. Meestal wil zo iemand een praatje maken. Het duurde even voordat ik leerde hoe je dat soort gesprekken op een fijne manier afrondt zonder dat je uren aan de telefoon zit.”
In je afscheidsmail schreef je over grappige of ontroerende gesprekken. Welk gesprek is je het meeste bij gebleven?
“Dat zijn de gesprekken met meneer van Kesteren. Hij belde bijna elke week. Steeds met een andere vraag. Waarom het gras groener was bij de buren, bijvoorbeeld. Of hij wilde nieuwe universiteitsbrochures aanvragen omdat die van hem uit zijn brievenbus zouden zijn gestolen. Het waren leuke gesprekken en meestal legden we beiden met een glimlach de hoorn weer neer. Telefonisten van andere universiteiten moeten hem ook hebben gekend. Hij zei eens tegen mij dat ze op de TU Eindhoven dachten dat hij gek was. Eén keer nam ik de telefoon op en hoorde ik keihard het liedje ‘Congratulations’ van Cliff Richard door de hoorn schallen. Toen zei hij: “Hoor je dat, meisje? Dit liedje is speciaal voor jou.” Op een dag hielden de telefoontjes op. Ik denk dat hij of opgenomen is in een instelling of niet meer leeft. Daarnaast staan de maanden na de MH17-ramp me nog goed bij.”
Hoe was die MH17-periode voor jou?
“Zwaar. In die tijd kregen we veel verdrietige mensen aan de lijn. Af en toe zat ik mee te huilen. Zoals toen een oma belde omdat ze een editie van Delft Integraal [het voormalige alumniblad van de TU Delft, red.] had gekregen op het adres van haar zoon. Ze belde huilend op dat zowel haar zoon, haar schoondochter en kleinkinderen door de ramp waren omgekomen. Op zo’n moment laat ik alles uit mijn handen vallen en vraag ik collega’s op te nemen als er telefoontjes tussendoor komen.”
Dat lijkt me ontzettend heftig. Kon je zoiets van je afzetten of nam je het mee naar huis?
“Dat nam ik mee naar huis ja. Ik kan dingen slecht van me af zetten. Ik krijg weer kippenvel nu ik over die oma vertel. In de maanden na de MH17 sliep ik enorm slecht. Ik wil mensen zo graag helpen en ik vind het moeilijk als dat niet kan. Gelukkig lukt het meestal wel.”
Hoe ver ging je met mensen helpen?
“Jaren terug – toen internet nog nauwelijks een ding was – werd ik gebeld door een jonge vrouw wiens vriend aan de TU studeerde. Ze was gevallen in huis en kon nauwelijks bewegen en dus ook niet bij het telefoonboek komen. Het TU-nummer kende ze, dus dat heeft ze gebeld. Of wij in contact konden komen met haar vriend, die aan de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica bleek te studeren. Via de faculteitsmedewerkers hebben we hem geprobeerd op te sporen om te zeggen dat hij zo snel mogelijk naar huis moest komen. Ze kon ook haar huisarts niet bellen. Dat heb ik gedaan en hem op het hart gedrukt dat hij zo snel mogelijk bij haar langs moest gaan. Ik heb toen bijna het hele hulpproces in gang gezet.”
Had je ook wel eens vervelende mensen aan de lijn?
“Jazeker. Er bellen allerlei soorten mensen. Vriendelijke en vrolijke, maar ook onbeschofte of ronduit agressieve mensen. Dan kreeg ik opeens een scheldkanonnade over me heen. Of er belde eens een Belgische rechercheur die het ‘nergens op vond slaan’ dat de TU-wetenschapper die hij wilde spreken die dag vrij had. Mensen kunnen ook heel drammerig zijn. Met name ouders. Dan proberen ze hun kind alsnog ingeschreven te krijgen voor een open dag terwijl de inschrijving allang gesloten is, bijvoorbeeld. “Er valt altijd wel iets te regelen”, zei een vader eens die ik vertelde dat zijn dochter toch écht te laat was met inschrijven. Andere mensen belden 4 tot 5 keer terug in de hoop dat ze iemand anders aan de lijn zouden krijgen.”
Hoe ben je ooit bij de TU terechtgekomen?
“Ik heb jarenlang in winkels gewerkt. Dat was leuk, maar lastig te combineren met de opvang voor mijn kinderen. Dus toen mijn jongste zoon naar de basisschool ging, heb ik bij de LOI een cursus gevolgd voor telefoniste/receptioniste. Dat trok mij. Via een uitzendbureau ben ik hier terecht gekomen. Ik begon op de Michiel de Ruyterweg 12, waar de huidige faculteit Bouwkunde zit.”
Hoe is jouw werk veranderd?
“Toen ik in 2000 begon, werd internet nauwelijks gebruikt. We werkten met meerdere telefonistes die diensten draaiden, zodat we vroeg in de ochtend al bereikbaar waren. Toen moesten we ook nog TU-medewerkers doorverbinden, bijvoorbeeld wanneer zij een buitenlands nummer of een 06-nummer wilden bellen. Langzaamaan ging steeds meer communicatie via e-mail en waren er minder telefonistes nodig. Ik heb denk ik drie of vier reorganisaties meegemaakt. Dat was steeds opnieuw stressvol: ‘Wat hangt me nu weer boven het hoofd’, dacht ik dan. De afnemende telefoontjes werden vervangen door ondersteunende administratieve taken. Het was fijn om dat naast het telefoonwerk te doen.”
Hoe voelt het om met pensioen te gaan en kun je het werk loslaten?
“Het voelt ontzettend raar. Ik vind het dubbel. Het is enerzijds fijn om niet meer die verplichting te hebben van naar het werk gaan. Anderzijds ga ik het werk enorm missen en is het een deel van mijn leven dat klaar is. Mijn zoon zei: “Mam, je werkt al sinds je twaalfde, ga gewoon genieten van je pensioen, want dat heb je verdiend.” Ik kijk uit naar alle vrije tijd. De tijd om naar mijn zoon en kleinkinderen in Duitsland te reizen, bijvoorbeeld. Het is denk ik de overgang die het meest lastig is.”
Wat ga je het meest missen aan je werk?
“Mijn werk als telefoniste is heel afwisselend, je hebt altijd iemand anders aan de lijn. Collega’s van de Library ga ik missen, maar wat ik nog het meest ga missen, is het werken met studenten. Eigenlijk zou dit mijn laatste dag zijn. Maar uiteindelijk ga ik morgen – vrijdag dus – alsnog werken. Student-collega Jet – die op die vrijdag zou werken – zei namelijk dat ze het leuk zou vinden om nog een keer met mij samen te werken. En ja, daar kon ik dus geen nee tegen zeggen.”
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
a.m.debruijn@tudelft.nl
Comments are closed.