Onderwijs

Stapel-ontmaskeraars doen hun verhaal

De drie jonge onderzoekers van de Universiteit van Tilburg die deze zomer de fraude van hun toenmalige hoogleraar Diederik Stapel aan het licht brachten, besloten in het najaar van 2010 om bewijzen te verzamelen voor hun vermoedens.


In tien maanden tijd vonden ze tientallen bewijsstukken, vertellen de onderzoekers anoniem in de Volkskrant van afgelopen zaterdag. Ze leerden Stapel kennen als een creatieve en slimme onderzoeker. Maar langzamerhand begon het te knagen. Eén van de drie kreeg argwaan tijdens een presentatie van een onderzoek door een student van Stapel. De onderzoeker besloot samen met de hoogleraar een onderzoek op te zetten en zo de proef op de som te nemen. Binnen een maand kreeg hij de uitkomsten door Stapel aangeleverd. Alle hypothesen kwamen uit.


Te mooi om waar te zijn, vond de onderzoeker. Hij bestudeerde de uitkomsten en kwam erachter dat de ingevulde vragenlijsten niet consistent waren. “Dat kan er haast alleen maar op duiden dat de vragenlijsten willekeurig waren ingevuld”, zegt hij in de Volkskrant. Het onderzoek bleek bovendien niet te reproduceren. Toen hij Stapel daarop wees, reageerde deze nonchalant.


Ook twee andere jonge onderzoekers hadden twijfels over Stapel. Ze besloten gezamenlijk om meer bewijsmateriaal te verzamelen. “We beseften dat we onze vermoedens maar beter stil konden houden tot we het echt keihard konden bewijzen.”


Eind augustus, op de avond voor het persbericht over het inmiddels beruchte vleeseters-zijn-hufters-onderzoek naar buiten werd gebracht, lichtten ze hun afdelingshoofd Marcel Zeelenberg in. Daarna ging het snel. Er volgden gesprekken met de rector en de onderzoekers en met de rector en Stapel. In het weekend ging één van de onderzoekers nog op de thee bij Stapel, die niet ontkende, maar zich verschool achter excuses.


Ruim een week later, op 7 september gaf Stapel zijn fraude toe tegenover de rector. Onderzoek bleek dat ten minste dertig van zijn artikelen verzonnen data bevatten.


De klokkenluiders zijn het niet eens met het veelgehoorde verwijt dat de fraude door meer oplettendheid eerder aan het licht zou zijn gekomen. Er was veel rekenwerk voor nodig om hun vermoedens te bewijzen, en je brengt een gevierd onderzoeker niet zomaar in diskrediet.

Paul Suijker, projectleider multimedia portal van de universitaire bibliotheek, schetst kort zijn betrokkenheid bij de prenten. “Onderdeel van het multimedia portal is het bouwen van een repository – zeg maar een bergplaats – voor het cultureel erfgoed van de TU Delft. Dat kwam in een stroomversnelling na de brand bij Bouwkunde. We kregen subsidie voor het digitaliseren van collecties.”

Brandschade
Een ervan is de diacollectie van Bouwkunde. Die was bij de brand nat geworden en beschadigd. “Een andere is de collectie Peters”, vertelt Suijker, “een ongeveer achtduizend prenten tellende verzameling die de Bouwkundebrand overleefde. De prenten lagen in een van de zijvleugels, een meter van de brandschade. Het tapijt was omgekruld, maar de prenten lagen ongeschonden in een kluis en stalen lades.” Nu rusten ze veilig in het Trésor van de universiteitsbibliotheek.

Hoge resolutie
Chris Smeenk, de gepensioneerde bibliothecaris van Bouwkunde, deed met Jan Wegner, oud universitair hoofddocent geschiedenis van de nederzetting, het monnikenwerk. Dankzij hen zijn de Peters-prenten beschreven en kunnen deze in hoge resolutie op internet worden gezet. “Weinig mensen weten dat wij zo’n gevarieerde collectie prenten hebben”, zal Suijker veel later tijdens de rondgang in het Trésor opmerken. “Dat willen we via onze site en watwaswaar uitdragen.”

Associeren
Smeenk, ook na bijna zeven jaar nog helemaal vol van het werk, weet bij elke prent wel een verhaal te vertellen. Noem een plaats, een prent, een boek, een drukker en hij associeert er lustig op los. Zijn verhaal begint bij de collectie van C.H. Peters (1847 – 1932), architect en rijksbouwmeester en onder meer bekend van het boek ‘Nederlandsche stedenbouw; de stad met hare kerken, kloosters en godshuizen, haar raadhuis en verdere openbare gebouwen, haar woon- en bedrijfshuizen’.

Bundels
Voor zijn werk verzamelde Peters prenten van stadsplattegronden en stadsgezichten van Nederlandse steden. Maar omdat hij die bij antiquariaten en veilingen vaak in bundels moest kopen, ontstond een bonte verzameling topografie en tekeningen over België, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Italië en de Oudheid. Smeenk: “Peters had die bijvangst kunnen doorverkopen, maar deed dat niet.” Op Peters tachtigste verjaardag kwam de verzameling voor vijftienduizend gulden in bezit van de toenmalige Afdeling der Bouwkunde van de Technische Hogeschool Delft.

Opgeplakt
De waarde van de prenten vindt Suijker moeilijk in te schatten. Hij noemt een bedrag van ‘enkele tonnen’. De aankoopprijs was destijds een schijntje, maar ook geldt dat prenten in het verre verleden met de beste bedoelingen zijn opgeplakt voor gebruik door wetenschappers en studenten. Dat leidde tot schade.

Opdracht
“Wij hadden ons als opdracht gesteld zo precies mogelijk de geografische plaats aan te duiden.” Daarnaast gaven ze aan wie de graveur was, wie het wanneer had gepubliceerd, wat voor prent het was, waar het op was gedrukt, een kernwoord en een beschrijving van wat de prent toont.

Taaie klus
Zeker wat betreft de bijvangst was dat een taaie klus, al kenden Wegner en Smeenk de Peterscollectie door hun werk bij Bouwkunde goed. Beneden in het Trésor tonen Suijker en Smeenk waar ze het soms mee moesten doen. “Kijk”, wijst Smeenk, “hier is een hoekje af. Dan zie je maar een deel van de tekst die iets kan zeggen over de herkomst. We letten altijd op het onderschrift. Hier staat ‘Vue du chateau de Spietz’. Is dat Zwitserland, Oostenrijk? Met die gegevens ga je aan de slag.”

Bibliotheken
Verwijzingen op internet leidden vaak naar prenten uit boeken die op de TU zelf aanwezig waren, zoals die van de Bouwkunde-bibliotheek die tegenwoordig in het Trésor staan. Maar Smeenk en Wegner reisden ook regelmatig naar andere bibliotheken en raadpleegden de beroemde stedenatlas van Bleau, die bekendstaat als de Google Earth van de zeventiende eeuw.

Gokken
In het begin leverde internet vaak weinig op en viel Smeenk terug op zijn kennis en het inzicht dat hij geleidelijk kreeg in de stijl van de makers van de prenten die hij moest beschrijven. “Een beetje gokken en dan bladeren.” In het Trésor toont Smeenk hoe dat ging. “Hier staan honderden plaatjesboeken”, zegt hij terwijl hij een boek uit de kast trekt. Hij wordt meteen dolenthousiast: toevallig bevat zijn voorbeeldboek een uitklapbare prent van vijf keer de boekbreedte.

Inzoomen
Vrijwel al de prenten zijn inmiddels op hoge resolutie gefotografeerd en daardoor via ver inzoomen op detailniveau te bekijken. Smeenk móet dat even laten zien met een prent van een kasteel, waar je bij wijze van spreken de gezichtsuitdrukking van de twee mannetjes op de brug kunt aflezen. Het fotograferen was net als het beschrijven van de prenten monnikenwerk. Niet alleen door het aantal prenten, maar ook doordat sommige platen wel twee meter lang waren. “Dan is het een kwestie van plat op de grond leggen, in gedeelten fotograferen door telkens de camera en lampen te verplaatsen en ‘m uiteindelijk in de computer weer aan elkaar plakken”, legt Suijker uit.

Midden-Oosten
Inmiddels staan zestienhonderd Nederlandse prenten uit de collectie op multimedia.tudelft.nl en wiewaswaar.nl. Op de TU-site staan daarnaast zevenhonderd Nederlandse kaarten. Dit jaar komen er op beide sites 2300 Nederlandse prenten bij. De TU-site wordt bovendien verrijkt met 4500 Europese prenten en ‘een beetje Midden-Oosten’, aldus Suijker.

Integratie
De prenten zijn op de TU-site te bekijken met ‘een sobere interface, want het materiaal en de mogelijkheid van inzoomen moeten het werk doen’. Een voorlopig laatste stap is de integratie komend jaar van de prentencollectie in Discover. “Dat is de nieuwe zoekomgeving van de bibliotheek, met daarin informatie over de boeken, artikelen en het beeldmateriaal dat de bibliotheek beheert en waarin je met één zoekingang kunt werken”, schetst Suijker met enige trots.

Echte Piranesi
Smeenk heeft even later, in het Trésor een dergelijk gevoel. “Dit stapeltje platen moeten we nog doen”, toont hij, terwijl hij de verleiding niet kan weerstaan er een prent van het Pantheon uit te vissen. “Een echte Piranesi”, zegt hij. Hij legt hem terug en vertelt: “Zo slaan we ze na beschrijving op: elke prent tussen zuurvrij vloeipapier en in een speciale zuurvrije kartonnen map in degelijke ladekasten.”

multimedia.tudelft.nl  (zoekterm: prentenkabinet)
www.watwaswaar.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.